Op 11 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in de wrakingskamer, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. M.P. de Valk. Het wrakingsverzoek was ingediend tijdens een zitting op 28 januari 2021, waarin de rechter een voorlopige voorziening behandelde. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, onder andere vanwege een uitlating die de rechter had gedaan over de bewoning van een pand dat geen woonbestemming had. De rechter ontkende deze vooringenomenheid en stelde dat zijn opmerkingen in de context van de hoofdzaak moesten worden gezien.
Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 1 maart 2021, werd de verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C. Jankie. De rechter, mr. M.P. de Valk, was ook aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker naar voren waren gebracht, geen grond vormden voor de conclusie dat de rechter niet onpartijdig was. De rechtbank benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De rechtbank concludeerde dat de uitlating van de rechter niet duidde op vooringenomenheid en dat de verzoeker niet had aangetoond dat de rechter niet professioneel was of onvoldoende onderzoek had verricht. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank beval dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.