ECLI:NL:RBNHO:2021:4743
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen ex-partners over eigendom van een fiets in kort geding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee ex-partners over de eigendom van een fiets. De eiseres, die de fiets in haar bezit had, vorderde afgifte van de fiets van de gedaagde, die de fiets op zijn bedrijfsnaam had aangeschaft. De eiseres stelde dat zij de rechtmatige eigenaar was, omdat zij de fiets gedurende een lange periode in haar bezit had en een bijdrage had geleverd aan de aankoop ervan. De gedaagde betwistte dit en stelde dat de fiets voor zijn autobedrijf was aangeschaft en dat hij de rechtmatige eigenaar was. Tijdens de mondelinge behandeling, die deels digitaal plaatsvond, werd het bewijsvermoeden van eigendom besproken, zoals neergelegd in de artikelen 3:109 en 3:119 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende feiten had aangedragen om het bewijsvermoeden van de eiseres te ontzenuwen. De vordering van de eiseres werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot afgifte van de fiets, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldeed. De vordering in reconventie van de gedaagde werd afgewezen, en de proceskosten werden aan de gedaagde opgelegd.