ECLI:NL:RBNHO:2021:4741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
8978504 \ AO VERZ 21-5
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een voorwaardelijk ontbindingsverzoek van een arbeidsovereenkomst na erkenning van verweten gedragingen door werknemer

In deze zaak heeft Kloosterboer IJmuiden B.V. een verzoek ingediend tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer [werknemer]. De kantonrechter heeft op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in Haarlem. Tijdens de zitting heeft [werknemer] erkend de verweten gedragingen te hebben gepleegd en berust in het ontslag op staande voet dat op 28 december 2020 is gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst op die datum is geëindigd, waardoor het verzoek tot ontbinding niet meer aan de orde is. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek tot ontbinding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 8978504 \ AO VERZ 21-5
Uitspraakdatum: 11 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kloosterboer IJmuiden B.V.
gevestigd te IJmuiden
verzoekster
verder te noemen: Kloosterboer
gemachtigde: mr. J.L. van Schouten
tegen
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verweerder
verder te noemen: [werknemer]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Kloosterboer heeft een verzoek gedaan om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden. Kloosterboer heeft [werknemer] bij deurwaardersexploot van 5 februari 2021 opgeroepen voor de zitting. Het exploot is in een gesloten envelop op het adres van [werknemer] achtergelaten.
1.2.
Op 25 februari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [in 1979] , is sinds 1 mei 2016 in dienst bij Kloosterboer.
De functie van [werknemer] is [functie] tegen een bruto maandsalaris van € 3007,45 exclusief emolumenten.
2.2.
Op 28 december 2020 heeft er tussen Kloosterboer en [werknemer] een gesprek plaatsgevonden waarin [werknemer] gehoord is over de incidenten die zich op 24 december 2020 hebben afgespeeld. [werknemer] heeft tijdens dit gesprek de verweten gedragingen erkend.
2.3.
Bij brief van 28 december 2020 heeft Kloosterboer [werknemer] op staande voet ontslagen.
In deze brief is – voor zover van belang – onder meer het volgende aangegeven:
‘(…)Afgelopen donderdag, 24 december jl., heeft het volgende plaatsgevonden aan het einde van de werkdag. Na het vertrek van de voorman heeft u rond 14.30 uur in de kantine in het bijzijn van anderen cocaïne gebruikt en ook aan anderen aangeboden. Zoals u weet en zoals dit ook in onze regels is opgenomen, is het gebruik van drugs en het onder invloed zijn daarvan ten strengste verboden.
U heeft ook drugs aangeboden aan medewerker [medewerker] die kenbaar maakte hier niet van gediend te zijn. Dit viel bij u niet in goede aarde en heeft ook geleid tot het door u gooien van een bierflesje naar [medewerker] . Vervolgens is de kantine gesloten en iedereen diende te vertrekken. U bent ook vertrokken met het uiten van de nodige krachttermen.
[medewerker] heeft samen met collega’s opgeruimd in de kantine en is toen naar beneden vertrokken om weg te gaan. Op de camerabeelden is te zien dat u beneden in uw auto aan het wachten was op [medewerker] . U heeft vervolgens aanleiding gezien [medewerker] aan het vallen met een ploertendoder die u in uw auto had. [medewerker] heeft hierbij ook verwondingen opgelopen en zich moeten laten behandelen. Het is dat een collega tussen beide is gesprongen anders was dit nog veel verder gegaan en u bent direct vertrokken in uw auto. (…)Samengevat staat het volgende vast voor ons:
U heeft drugs gebruikt in de kantine en daarmee volledig in strijd gehandeld met het verbod op het gebruik van drugs binnen onze organisatie en/of
U heeft ruzie gezocht met [medewerker] en met een bierflesje gegooid en/of
U heeft bewust [medewerker] op staan wachten in uw auto en/of
U heeft [medewerker] aangevallen met een ploertendoder die u in uw auto had en [medewerker] verwondingen toegebracht, zich schuldig gemaakt aan mishandeling en daarmee een strafbaar feit gepleegd en/of
U heeft uw verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst grovelijk veronachtzaamd en/of
Bent u ons vertrouwen volledig onwaardig geworden
De bovenstaande punten apart alsmede in onderlinge samenhang zijn voor ons dringende redenen die maken dat wij u per heden met onmiddellijke ingang ontslaan op staande voet.’

3.Het verzoek

3.1.
Kloosterboer verzoekt primair de arbeidsovereenkomst met [werknemer] voorwaardelijk te ontbinden vanwege – kort gezegd – (ernstig) verwijtbaar handelen, een verstoorde arbeidsverhouding en andere omstandigheden op grond waarvan het dienstverband niet langer in stand kan worden gehouden. Subsidiair verzoekt Kloosterboer ontbinding vanwege een combinatie van de genoemde gronden. Ingeval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten verzoekt Kloosterboer de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn voorwaardelijk te ontbinden, zonder toekenning van de transitievergoeding. Dit alles met veroordeling van [werknemer] in de proceskosten.
3.2.
Kloosterboer legt aan haar vordering ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst met [werknemer] ontbonden dient te worden voor het geval de kantonrechter mocht oordelen dat middels het gegeven ontslag op staande voet van 28 december 2020 de arbeidsrelatie niet reeds is beëindigd. [werknemer] heeft onder meer ernstig verwijtbaar gehandeld door op 24 december 2020 cocaïne te gebruiken en dit eveneens aan collega’s aan te bieden. Gezien de aard van de havenactiviteiten alsmede controles van de douane wordt op het gebied van gebruik en bezit van alcohol en drugs een zero tolerance beleid gevoerd. Voorts heeft [werknemer] ernstig verwijtbaar gehandeld door zijn collega aan te vallen c.q. te mishandelen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk dient te worden ontbonden.
4.2.
[werknemer] heeft ter zitting verklaard dat hij de verweten gedragingen erkent en berust in het ontslag op staande voet. Daarmee is komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 28 december 2020. Dit betekent dat de voorwaarde waaronder Kloosterboer het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, niet is vervuld en ook niet meer tot vervulling zal komen. Het verzoek hoeft daarom niet te worden beoordeeld, zodat daarop zal worden beslist als nader te melden.
4.3.
Bij deze stand van zaken zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.P. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter