ECLI:NL:RBNHO:2021:4645

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2021
Publicatiedatum
8 juni 2021
Zaaknummer
15.102307.19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en diefstal met betrekking tot feiten gepleegd in Volendam

Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en diefstal. De zaak betreft twee incidenten: de eerste vond plaats op 19 april 2019, waarbij de verdachte onder bedreiging met een mes een geldbedrag van ongeveer 1.500 euro en een telefoon heeft afgedwongen van slachtoffer 1. De tweede gebeurtenis vond plaats op 26 maart 2019, waar de verdachte samen met anderen drie halskettingen van bloedkoraal heeft gestolen uit de winkel van slachtoffer 2. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 25 mei 2021 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman was wel aanwezig. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de vordering van slachtoffer 1 tot schadevergoeding werd toegewezen, terwijl de vorderingen van slachtoffers 2 en 3 niet-ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft de impact van de feiten op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen en heeft de strafmaat gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.102307.19
Uitspraakdatum: 8 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 mei 2021 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum- en plaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres 1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink. Verdachte is niet verschenen. Zijn raadsman mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, was ter terechtzitting aanwezig en heeft verklaard niet langer bepaaldelijk gemachtigd te zijn.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 19 april 2019 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 1.500 euro en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- [slachtoffer 1] te bedreigen met een mes en/of
- die [slachtoffer 1] (op dreigende toon) om geld en/of zijn telefoon te vragen en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om op zijn knieën te gaan zitten in de kluisruimte en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om de kluis te openen en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen om geld en/of zijn telefoon af te geven;
Feit 2hij op of omstreeks 26 maart 2019 te Volendam, gemeente Edam-Volendam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie halskettingen van bloedkoraal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2019 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten drie halskettingen van bloedkoraal heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2
Oordeel van de rechtbank
3.2.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.2.2
Bewijsmotivering/nadere bewijsoverwegingen feit 2 primair
Op 26 maart 2019 doet winkelier [slachtoffer 2] aangifte van de diefstal van drie bloedkoralen kettingen, die volgens [slachtoffer 2] kort na 15:30 uur gestolen zijn door een man met een Marokkaans uiterlijk, gekleed in een grijs vest, spijkerbroek, blauwe jas en een groene baseballpet.
Om 15:49 uur wordt via een camera geregistreerd dat een manspersoon die voldoet aan voornoemd signalement en met rood/oranje voorwerpen in zijn hand voorbij rent langs [adres 2] , komende uit de richting van het Zuideinde (en aldus [adres 3] , waar de winkel van aangever is gevestigd) en in de richting van het Noordeinde.
De medeverdachte [naam 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 26 maart 2019 is gebeld door verdachte met de vraag om hem op te halen bij de [adres 4] in Volendam en hem naar een juwelier te brengen De [adres 4] ligt op ongeveer 400 meter van de winkel van aangever [slachtoffer 2] en aldus op loopafstand. In de auto vertelde de verdachte aan [naam 1] dat hij bloedkoralen had. De verdachte heeft kort daarna bloedkoralen kettingen met [naam 1] ingeleverd bij juwelier [naam 2] aan de [adres 5]
[naam 2] heeft bevestigd dat hij drie bloedkoralen kettingen heeft gekocht van [naam 1] en een andere man die hij kent als [naam 5] ’. Zij zijn om 16:11 uur in de juwelierszaak.
De reistijd van de [adres 4] in Volendam naar de [adres 5] bedraagt ongeveer 13 minuten, zodat verdachte dus kort vóór 16:00 uur moet zijn opgehaald bij de [adres 4] .
De rechtbank is van oordeel dat omdat de verdachte vlak na de diefstal in de buurt van de plaats delict is opgehaald door [naam 1] en toen reeds in het bezit was van bloedkoralen kettingen en hij al om 16.11 uur in Monnickendam 3 bloedkoralen kettingen, gelijk aan het aantal dat is gestolen in Volendam, heeft verkocht, het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die op 26 maart 2019 uit de winkel van aangever [slachtoffer 2] drie bloedkoralen halskettingen heeft weggenomen.
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij op 19 april 2019 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 1.500 euro en een telefoon, die aan [slachtoffer 3] of [slachtoffer 1] toebehoorden, door
- [slachtoffer 1] te bedreigen met een mes en
- die [slachtoffer 1] (op dreigende toon) om geld en zijn telefoon te vragen en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om op zijn knieën te gaan zitten in de kluisruimte en
- die [slachtoffer 1] te dwingen om geld en zijn telefoon af te geven;
Feit 2hij op 26 maart 2019 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen drie halskettingen van bloedkoraal, toebehorende aan [slachtoffer 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
Afpersing
ten aanzien van feit 2 primair
Diefstal
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zij heeft gewezen op de omstandigheid dat de redelijke termijn is overschreden.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het volgende standpunt gesteld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] moet hoofdelijk worden toegewezen, met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] moet niet-ontvankelijk worden verklaard, nu er geen bedrag is vermeld in de vordering en het zonder nadere onderbouwing niet eenvoudig is om een bedrag vast te stellen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze onvoldoende is onderbouwd en er in de vordering wordt gesproken over drie kettingen, terwijl uit het dossier blijkt dat één ketting terug is.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich binnen een maand schuldig gemaakt aan een diefstal en een afpersing. Hij heeft uit een winkel drie kettingen weggenomen met een aanzienlijke waarde. Verdachte doet zich voor als bonafide klant en op het moment dat hij met de winkelier overeenstemming bereikt over de prijs en de winkelier wil afrekenen, grist verdachte de kettingen van de toonbank en verlaat de winkel.
Enkele weken later als in een café alleen nog het latere slachtoffer aanwezig is, wordt die door verdachte bedreigd met een mes en gedwongen tot afgifte van geld en een telefoon. Een dergelijk feit maakt naar zijn aard grote indruk en veroorzaakt gevoelens van angst, die nog lange tijd kunnen voortduren. De impact hiervan op het slachtoffer is aanzienlijk geweest. Hij heeft na dit feit veel angst ervaren en kon daardoor niet eten en slapen. Ook durfde hij niet meer alleen aanwezig te zijn op zijn werkplek, terwijl dit voor het gepleegde feit een voor hem vertrouwde plek was.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 mei 2021 en het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 11 mei 2021 van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering.
Verder stelt de rechtbank vast dat gelet op de datum van de aanhouding van verdachte op
26 april 2019 en het feit dat de rechtbank op 8 juni 2021 vonnis wijst, de redelijke termijn van twee jaar is overschreden met een maand. De rechtbank is van oordeel dat gezien de mate van termijnoverschrijding, met de enkele constatering van die overschrijding kan worden volstaan.
Nu verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal en met name het eerste feit een ernstig strafbaar feit betreft, is de rechtbank – ook gelet op de straffen die doorgaans voor afpersing worden opgelegd – van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. Voor wat betreft de duur van die straf overweegt de rechtbank dat de strafeis van de officier van justitie in lijn is met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken. De rechtbank acht dan ook een gevangenisstraf van twee jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden.

7.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank ook billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien door of namens de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend om verdachte bewust te maken van hetgeen hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben aangericht. De benadeelde partij wil de ontvangen vergoeding aan een goed doel schenken.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen. De rechtbank overweegt hiertoe dat door de benadeelde partij in de vordering geen schadebedrag vermeld is en voornoemd bedrag niet eenvoudig door de rechtbank kan worden vastgesteld. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
7.3
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.536,40 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de vordering niet nader onderbouwd is met onderliggende stukken. Daarbij komt dat er zich aanwijzingen in het dossier bevinden dat één van de drie kettingen geen echte bloedkoralen bevatte en dat de benadeelde partij een ketting terug heeft ontvangen, terwijl uit de toelichting bij de vordering blijkt dat in het gevorderde schadebedrag wel drie kettingen zijn meegenomen.
Het voorgaande maakt dat het voor de rechtbank niet eenvoudig is om te komen tot vaststelling van de hoogte van het toe te wijzen schadebedrag.
Derhalve zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 63, 310, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (zegge: twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,00, bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan
[slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00. Bepaalt dat gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal
20 dagenindien volledig verhaal niet mogelijk blijkt. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Ramondt, voorzitter,
mrs. M. Visser en M. Goedhart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juni 2021.
Mr. M. Goedhart is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 12 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 19 april 2019 door aangever [slachtoffer 1] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Hij deed aangifte mede namens benadeelde
Achternaam: [slachtoffer 3]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Adres: [adres 6]
Postcode plaats: [adres 6]
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op
de locatie genoemd bij plaats delict, op vrijdag 19 april 2019 te 01:01 uur:
Rond een uur of 23 kwam een meneer binnen. Hij wilde aan de gokkast gaan zitten. (…) Die man die bij de gokkast wilde heeft een colaatje besteld en zat te mopperen dat de gokkast het niet deed. Hij ging daarna weg. Toen er nog maar 3-4 mensen in de bar zaten kwam hij weer binnen. Hij bestelde een Malibu cola. De laatste klanten ging weg. Die man deed heel lang over zijn cola. Hij bleef maar praten over voetbal enzo. Rond kwart voor 1 zei ik dat ik echt moest sluiten. Toen de man wegging wilde ik de voordeur op slot doen. De deur gaat lastig op slot, het lukte me niet en toen dacht ik, ik laat het maar. Ik zette de kassalade beneden in de kluisruimte. Deed de kluisdeur dicht. Ter hoogte van de nooduitgang liep ik toen ik een schreeuw van boven hoorde: 'Hey!'. Toen kwam die man op me afstormen. Hij had een theedoek voor zijn mond en een donkere zonnebril op. Ik zag een gigantisch mes. Hij zei kijk me niet aan en ga op je knieën zitten. Hij vroeg om het geld en de kluis, ik wees de kluis aan. Ik ben naar de kluis gelopen, daar ben ik opnieuw op mijn knieën gaan zitten. Ik mocht hem niet aankijken. Hij bleef buiten de kluis wachten. Ik heb het geld uit de kassalade gepakt en aan hem gegeven. Daarna eiste hij mijn telefoon en ging er vandoor.
V: Kun je vertellen waar je precies werkt en hoe lang?
A: De zaak heet [naam 3] . (…) Hij heeft me naar de kluis onder dreiging begeleid. (...)
Hij zei geef met me je briefgeld, ik heb het briefgeld uit de kassalade gepakt. Er is een lotto bakje en mensen kunnen voor 5 euro een nummertje kopen. Dat bakje waar het geld in gaat heb ik samen met kassalade naar beneden gebracht. Toen de overvaller om meer geld vroeg heb ik hem de inhoud van dat bakje gegeven. Ook daar zat alleen maar briefgeld in.
V: Hoeveel geld was het ongeveer?
A: De eigenaar heb ik horen zeggen dat er sowieso al vijf tot zeshonderd euro wisselgeld in de lade zat. Daar is de omzet bijgekomen en ik schat dat het totaal tussen de 1000 en 1500 euro was. Dat zat in de kassalade en in het bakje zal rond de 70 euro hebben gezeten, of zo'n 80-90 euro.
Een proces-verbaal van verhoor (losse bijlage). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 16 januari 2020 door getuige [naam 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
U vraagt mij wat er gebeurd is op 19 april 2019. [verdachte] kwam bij mij. Hij zei “Ik ga een café overvallen”. Ik ben die avond het café binnen gegaan en heb iets gedronken. Ik ben als laatste klant naar huis gegaan. Toen kwam de jongen van [naam 3] naar buiten rennen en riep: “Ik ben overvallen”.
Het klopt dat ik eerst in [naam 3] ben geweest en toen tussendoor naar huis ben gegaan. Ik
heb toen tegen [verdachte] gezegd wie er werkten. Hij was nog in mijn woning toen ik weer vertrok om voor de tweede keer naar het café te gaan. Toen ik tussendoor terug was, had hij een mes.
Ten aanzien van feit 2 primair
Een proces-verbaal van aangifte (pagina 82). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 26 maart 2019 door aangever [slachtoffer 2] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
Adres: [adres 3]
Postcode plaats: [adres 3]
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident,
dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, op dinsdag 26 maart 2019.
Op 26 maart 2019 omstreeks 09.00 uur heb ik mijn winkel geopend. We wonen boven de
winkel. Er kwam een man binnen die ik als volgt kan omschrijven:
- groene baseballpet op
- blauw jasje
- grijs vest
- spijkerbroek
- Marokkaans type
- sprak goed Nederlands.
De man wilde drie kettingen zien en wilde weten of hij een korting kreeg. Ik liet de man 3 kettingen zien. De totaal prijs van de kettingen is 3585 euro. Ik kwam met de man overeen dat hij ze mocht meenemen voor 3300 euro. De man ging akkoord en ik heb de kettingen aangeslagen. Op dat moment ging het heel snel. De man grist de kettingen van de toonbank en sprint de winkel uit.
Een proces-verbaal van verhoor (losse bijlage). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 16 januari 2020 door getuige [naam 1] ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, afgelegde verklaring:
U vraagt mij wat ik kan vertellen over de bloedkoralen. Hij belde mij op. Ik moest hem ophalen in de [adres 4] . Dat heb ik gedaan en in de auto vertelde hij dat hij bloedkoralen had. We hebben ze ingeleverd bij [naam 2] in Monnickendam. Ze bleken te zijn gestolen in Volendam. Hij belde of ik hem op kon komen halen, hij wilde naar een
juwelier. We zijn naar een juwelier gegaan en hebben een prijs afgesproken. Het klopt dat [naam 2] een vriend van mij is. We kwamen bij hem uit, omdat hij de dichtstbijzijnde juwelier was.
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 105). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als de op 1 mei 2019 door getuige J. [naam 2] ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring:
Ik werk in het bedrijf [naam 2] gevestigd aan de [adres 5] .
Op dinsdag 26 maart 2019 omstreeks 16.11 uur kwam [naam 1] samen met een Marokkaanse uit ziende man die ik ken als [naam 5] bij mij in de zaak. [naam 1] en [naam 5] boden mij drie bloedkoraal colliers te koop aan. Ik heb van deze drie bloedkoraal colliers foto’s gemaakt en ook deze foto’s verstrek ik aan u. Ik heb [naam 1] en [naam 5] 1250,00 euro contant betaald voor de drie bloedkoraal colliers. Zij hebben het geld op dinsdag 26 maart 2019 omstreeks 19.00 uur van mij gehad. Ze kwamen het ophalen bij mij in de zaak.
Een proces-verbaal van bevindingen (pagina 93 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisanten:
Op dinsdag 26 maart 2019 omstreeks 15.39 uur is te zien dat er een persoon voor de winkel van [naam 6] langs loopt. Dit is dan voor [adres 2] te Volendam. Deze persoon ziet er als volgt uit:
- Manspersoon
- Licht getint
- Legergroen baseballpet van het merk New York Yankees met zilveren sticker op de bovenzijde van de klep van de baseballpet.
- Donker blauwe jas
- Grijs vest
- Donkerblauwe spijkerbroek
Wij zagen dat de persoon uit de richting van het Noordeinde liep en in de richting van het Zuideinde liep. Wij zagen dat de persoon zijn gezicht weg draaide van de camera welke aan de gevel hing van de [adres 2] te [adres 2]
Op dinsdag 26 maart 2019 omstreeks 15.49 uur is te zien dat de eerder omschreven persoon hierboven uit richting van het Zuideinde in de richting van het Noordeinde voorbij rent. Te zien is dat de persoon wederom zijn gezicht wegdraait van de aanwezig camera. Tevens is te zien dat persoon rode/oranje voorwerpen in zijn rechterhand heeft. De kleur van de voorwerpen komt overeen met de gestolen goederen.
Een proces-verbaal bevindingen tijdlijn diefstal rode koraal kettingen (pagina 115 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen en/of verrichtingen van verbalisant:
Op 25 april 2019 omstreeks 15:30 uur verklaarde verdachte [naam 1] in zijn verhoor dat hij op 26 maart 2019 werd gebeld door [verdachte] . [naam 1] verklaarde dat hij toen nog reed in de Hyundai van zijn moeder. [naam 1] reed op dat moment in Volendam. [verdachte] vroeg aan [naam 1] of hij hem wilde oppikken bij de [adres 4] in de buurt van de kerk. [naam 1] verklaarde aldaar [verdachte] te hebben opgepikt. Op verzoek van [verdachte] is [naam 1] vervolgens doorgereden naar Jelle in Monnickendam. Aangekomen bij Jelle haalde [verdachte] bloedkoralen tevoorschijn om die vervolgens te verkopen aan [naam 2] .
Naar aanleiding van voornoemde diefstal en de verklaring van [naam 1] werd [naam 2] op 1 mei 2019 verhoord. [naam 2] betreft [naam 2] , eigenaar van [naam 2] , gevestigd in perceel [adres 5] . Ten behoeve van de verkoop had [naam 2] foto’s gemaakt van de bloedkoralen die hem werden aangeboden. Aan de hand van die gemaakte foto's kon worden vastgesteld dat het toen 26 maart 2019 betrof omstreeks 16:11 uur.
Tijdlijn 26 maart 2019 diefstal bloedkoralen [adres 3] te Volendam
15:49 uur wordt via een camera geregistreerd dat de dader van de diefstal wegrent
De afstand naar de [adres 4] bedraagt ongeveer 400 meter.
16:11 uur zijn [verdachte] en [naam 1] binnen bij [naam 2] , die zijn winkel heeft in perceel [adres 5]
Volgens google maps is de rijtijd vanaf de [adres 4] Volendam naar de [adres 5] ongeveer 13 minuten.
Met [verdachte] wordt bedoeld:
, geboren op [geboortedatum- en plaats] , hier ten lande zonder vast woon en verblijfplaats.