ECLI:NL:RBNHO:2021:4607

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
5 juni 2021
Zaaknummer
15.035411.20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens meerdere zedendelicten en vervaardiging van kinderporno

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedendelicten en het vervaardigen van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met de vordering van de officier van justitie, mr. A.M.H.G. Peters, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. L.A. Korfker.

De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit en de verspreiding van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij minderjarigen betrokken waren, en het seksueel binnendringen van minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting zijn de verklaringen van de aangever en de verdachte uitvoerig besproken, waarbij de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever heeft gewogen tegen de verdediging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in de Pro Justitia-rapportages. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en verplichte behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.035411.20 (P)
Uitspraakdatum: 3 juni 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 20 mei 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A. Korfker, advocaat te IJmuiden, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 27 mei 2020 in de gemeente Haarlem, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
telkens (een) afbeelding(en), te weten foto (‘s) en/of video(s) - en/of (een) gegevensdrager(s) (te weten: drie dvd’s en/of vier externe harde schijven en/of een interne harde schijf en/of en/of een laptop (Macbook Pro) en/of een tablet (Ipad))
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verspreid en/of in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(
[bestandsnaam] en foto 15: [bestandsnaam] , pag 381/382 en [bestandsnaam] pag 384)
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(
[bestandsnaam] en foto 6: [bestandsnaam] , pag 381/382 en [bestandsnaam] 385)
en/of
het door een dier oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt likken, in de mond nemen, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een dier
en/of
het door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van een dier
(
foto 24: [bestandsnaam] pag 383 en [bestandsnaam] pag 385)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(
foto 3: [bestandsnaam] , pag 382 en [bestandsnaam] pag 386)
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (eventueel aanvullen met: waarbij op dat gezicht/lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is)
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(
[bestandsnaam] en foto 10: [bestandsnaam] , pag 382 en [bestandsnaam] pag 386)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 december2006 in de gemeente Haarlem, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens (een) afbeelding(en), te weten foto (‘s) van [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1992)
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft vervaardigd
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[bestandsnaam]
en [bestandsnaam] , pag 378 en 379, en [bestandsnaam] pag 386)
3.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 1994 tot en met 28 juni 1997 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1985), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens)
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] , en/of
- getongzoend met die [slachtoffer 2] , en/of
- die [slachtoffer 2] gepijpt, en/of
- die [slachtoffer 2] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] ;
4.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 1997 tot en met 31 december 2000 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1985), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens)
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] , en/of
- getongzoend met die [slachtoffer 2] , en/of
- die [slachtoffer 2] gepijpt, en/of
- die [slachtoffer 2] afgetrokken, en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat voor een bewezenverklaring van het vervaardigen van kinderporno is vereist dat het gaat om beelden waarop seksuele gedragingen te zien zijn, die een onmiskenbare seksuele strekking hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling. Deze bestanddelen kunnen echter niet worden bewezen. Zowel verdachte als [slachtoffer] heeft immers verklaard dat de foto’s voor hen beiden geen seksuele lading hebben.
Ook met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de verdediging betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Er is volgens de raadsvrouw geen enkel steunbewijs voor de verklaring van aangever over het seksueel binnendringen door verdachte. Er is evenmin voldoende steunbewijs voor de andere ten laste gelegde handelingen, met uitzondering van één tongzoen toen aangever 14 of 15 jaar oud was. Een tongzoen levert echter geen seksueel binnendringen in de zin van de artikelen 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op.
Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat onduidelijk is wanneer de vermeende ontucht precies zou zijn begonnen, nu aangever hierover wisselend heeft verklaard. Bovendien is de aangifte 20 jaar na dato gedaan en zitten er na zo’n lang tijdsverloop haken en ogen aan de juistheid van herinneringen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat en de volgende bewijsoverwegingen.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
Feit 2
De raadsvrouw heeft betoogd dat de door verdachte gemaakte foto’s niet kinderpornografisch van aard zijn. Verdachte zou daarom moeten worden vrijgesproken.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het vervaardigen van kinderporno is niet vereist dat het slachtoffer – of de verdachte – de betreffende afbeeldingen zelf als pornografisch of seksueel prikkelend beschouwt. Voor de beoordeling of een afbeelding al dan niet kinderpornografisch is, gelden de criteria die zijn opgenomen in artikel 240b Sr, de op dit punt geldende jurisprudentie en de Aanwijzing kinderpornografie van het College van procureurs-generaal, waarin deze criteria nader zijn uitgewerkt. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal [1] waarin een daartoe opgeleide zedenrechercheur de betreffende foto’s uitgebreid heeft beschreven en aan de hand van vorenbedoelde criteria heeft beoordeeld. De beschrijving van deze beelden is door de verdediging niet betwist. Uit deze beschrijving blijkt naar oordeel van de rechtbank dat de ten laste gelegde foto’s van [slachtoffer] een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het twee fotoseries betreft en dat tussen de verschillende afbeeldingen van iedere serie een zodanige inhoudelijke samenhang bestaat dat vanwege dit onderlinge verband beide series in hun geheel als kinderpornografisch moeten worden aangemerkt.
Feit 3 en feit 4
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever
De rechtbank stelt vast dat aangever verschillende leeftijden en tijdstippen heeft genoemd waarop het seksuele misbruik zou zijn begonnen. De aangifte is bovendien pas geruime tijd na de ten laste gelegde feiten gedaan. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank behoedzaam met de aangifte omgaat. De rechtbank acht de verklaring van aangever desalniettemin betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat aangever heel concreet en gedetailleerd beschrijft dat het misbruik is aangevangen toen hij vanaf de lente tot de zomer honkbalde en dat hij toen in groep 7 van de basisschool zat. Bovendien heeft aangever in grote lijnen op de voor de tenlastelegging relevante onderdelen consequent en consistent verklaard.
Bewijsminimum
In zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de gewraakte seksuele handelingen: de aangeefster/aangever en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat het geval. Volgens het tweede lid van artikel 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (in dit geval aangever). Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Dit betekent echter niet dat er voor ieder onderdeel van de tenlastelegging meer bewijs moet zijn dan de verklaring van één getuige. Op grond van inmiddels vaste rechtspraak kan in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs opleveren. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De verklaring van aangever vindt in de eerste plaats steun in de verklaringen van verdachte zelf. Verdachte heeft zelf immers verklaard dat hij op jongens valt in de leeftijd van 7 tot 13 jaar oud. Bovendien heeft verdachte verklaard dat het tussen hem en aangever begon met zoenen, dat het toen ‘wild begon te worden’, dat hij een paar keer met aangever heeft getongzoend op het moment dat aangever 14 of 15 jaar oud was en dat hij orale seks met hem heeft gehad, maar dat aangever volgens hem toen 16 of 17 jaar oud was. Hoewel verdachte dus ontkent dat aangever op die momenten beneden de twaalf of de zestien jaar oud was, kent de rechtbank wel degelijk betekenis toe aan het feit dat verdachte de seksuele handelingen op zichzelf erkent. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij moeite heeft leeftijden in te schatten.
Daarnaast vindt de verklaring van aangever steun in de verklaring van getuige [getuige] . [getuige] verklaart namelijk dat hij op 13-jarige leeftijd vaker bij verdachte is blijven slapen, en dat verdachte er bij hem op aandrong dat hij naakt bij hem in bed kwam liggen. Ook verklaart [getuige] dat verdachte heeft geprobeerd hem te zoenen.
Hoewel niet alle seksuele handelingen uit de tenlastelegging dubbel zijn belegd, vinden de bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank wel over en weer bevestiging in elkaar.
De verklaring van aangever vindt – gelet op het voorgaande – naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in de andere bewijsmiddelen, zodat is voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv.
De rechtbank is er op basis van de hierna genoemde bewijsmiddelen van overtuigd dat verdachte het tenlastegelegde op de hierna omschreven wijze heeft begaan.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 27 mei 2020 in de gemeente Haarlem
telkens afbeeldingen, te weten foto‘s en/of videos - en gegevensdragers (te weten: drie dvd’s en vier externe harde schijven en een interne harde schijf en een laptop (Macbook Pro) en een tablet (Ipad)), telkens bevattende afbeeldingen
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verspreid en/of in bezit gehad of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het betasten en aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het betasten en aanraken van het geslachtsdeel door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een dier likken en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het geheel naakt laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en poseert in een omgeving en met een voorwerp en in een erotisch getinte houding
op een wijze die niet bij zijn leeftijd past
en waar door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel van deze persoon in beeld gebracht wordt
waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
en
het masturberen boven/bij en ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het houden van een stijve penis bij het gezicht en lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op dat gezicht een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is
waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in de periode van 6 juli 2006 tot 28 juli 2006 in Nederland,
afbeeldingen, te weten foto‘s van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1992,
van seksuele gedragingen
heeft vervaardigd
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het gedeeltelijk naakt laten poseren door deze [slachtoffer] , die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij hij poseert in een erotisch getinte houding
op een wijze die niet bij zijn leeftijd past
en waarbij door het camerastandpunt en de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het geslachtsdeel van deze persoon in beeld gebracht wordt
waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling;
3.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van september 1994 tot en met 28 juni 1997 in de gemeente Haarlem met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1985), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] , en
- getongzoend met die [slachtoffer 2] , en
- die [slachtoffer 2] gepijpt, en
- die [slachtoffer 2] afgetrokken, en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] ;
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 29 juni 1997 tot en met 31 december 2000 in de gemeente Haarlem met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 1985), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte
- zich laten pijpen door die [slachtoffer 2] , en
- getongzoend met die [slachtoffer 2] , en
- die [slachtoffer 2] gepijpt, en
- die [slachtoffer 2] afgetrokken, en
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, verspreiden, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.
Ten aanzien van feit 2:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden, waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de door P.C. Dalebout, GZ-psycholoog, opgemaakte Pro Justitia-rapportages over de persoon van verdachte, gedateerd 18 augustus 2020 en 8 april 2021.
De deskundige stelt vast dat ten tijde van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een pedofiele stoornis. Betrokkene voelt zich al vanaf zijn jeugd in seksuele zin aangetrokken tot jonge jongens en heeft naar deze drang gehandeld. Rapporteur adviseert betrokkene voor het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Betrokkene is als gevolg van de ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verminderde mate in staat zijn seksuele behoeften adequaat te reguleren.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Er zijn ook overigens geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar, zij het dat de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening zal houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een contactverbod met [slachtoffer 2] , met een proeftijd van 5 jaren en aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr. Bij het formuleren van haar eis heeft de officier van justitie niet alleen rekening gehouden met de ernst van de feiten, maar ook met de persoon van verdachte en het feit dat in de Pro Justitia-rapportages van 18 augustus 2020 en 8 april 2021 wordt geadviseerd om verdachte voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte voor het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte is bereid zich te houden aan alle bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd. Dat geldt ook voor het voortzetten van het gebruik van libidoremmers. De verdediging verzoekt de rechtbank de langst mogelijke proeftijd aan verdachte op te leggen, zodat verdachte zo lang mogelijk behandeld kan worden en onder toezicht komt te staan. Hoewel de verdediging een contactverbod als bijzondere voorwaarde niet noodzakelijk acht, heeft de verdediging hier geen bezwaar tegen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich niet alleen schuldig gemaakt aan het onder andere via een Tor-browser bekijken, bezitten en verspreiden van kinderporno, maar heeft hier ook een gewoonte van gemaakt. Ook heeft verdachte kinderporno gemaakt, door een jongen van 13 jaar oud (vrijwel) naakt en in erotische houdingen te fotograferen. Het in bezit hebben, verspreiden, vervaardigen en op het Darkweb bekijken van kinderporno is bijzonder ongewenst nu bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Het is algemeen bekend dat de gevolgen die deze kinderen zowel in psychische als in fysieke zin hiervan ondervinden doorgaans bijzonder ingrijpend zijn. Verdachte moet hier mede verantwoordelijk voor worden gehouden, nu hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag naar kinderporno en daarmee ook aan het seksuele misbruik en de exploitatie van deze kinderen. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat het om tienduizenden kinderpornografische afbeeldingen gaat, waarop ook zeer jonge kinderen en baby’s en martelpraktijken te zien zijn, en dat verdachte zich vele jaren lang schuldig heeft gemaakt aan het bezit van die afbeeldingen.
Verdachte heeft zich daarnaast jarenlang schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] , voor wie hij in die periode een vaderfiguur was. De seksuele handelingen begonnen toen het slachtoffer de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt en vonden altijd plaats in de woning van verdachte wanneer het slachtoffer kwam logeren. De handelingen hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Door zijn handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde. Verdachte heeft hierbij geen rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en het feit dat het slachtoffer reeds kwetsbaar was vanwege de echtscheiding van zijn ouders. Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen die zijn handelen voor hem zouden kunnen hebben. Hij heeft zich slechts bekommerd om de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke zedendelicten daarvan langdurig psychische klachten (kunnen) ondervinden. De slachtofferverklaring die [slachtoffer 2] ter terechtzitting heeft voorgedragen onderstreept hoezeer het misbruik in zijn leven heeft ingegrepen.
De ernst van deze feiten rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 20 juli 2020. Hieruit volgt dat de verdachte al eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het een gewoonte maken van het bezit van kinderporno. Deze veroordeling is echter dermate lang geleden dat de rechtbank daar bij het bepalen van de hoogte van de straf geen rekening mee zal houden;
- het ongedateerde over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport dat op 15 september 2020 is binnengekomen bij het Openbaar Ministerie van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland;
- het over verdachte uitgebrachte aanvullende voorlichtingsrapport gedateerd 12 mei 2021 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland;
- de monodisciplinaire Pro Justitia-rapportage van 18 augustus 2020, opgesteld door
P.C. Dalebout, GZ-psycholoog;
- de aanvullende monodisciplinaire Pro Justitia-rapportage van 8 april 2021, opgesteld door
P.C. Dalebout, GZ-psycholoog.
Voornoemd aanvullend rapport van de reclassering van 12 mei 2021 houdt onder meer het volgende in:
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- Meldplicht bij reclassering
- Opname in een zorginstelling
- Intensieve Ambulante behandeling
- Blijven gebruiken van de libido remmende middelen
- Vermijden contact met minderjarigen
- Vermijden kinderporno
- Meekijken op de computer en het computergebruik
- Geen andere huisvesting dan besproken met de reclassering en of justitie.
Wij adviseren om de reclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en betrokkene daarbij te begeleiden.
Voornoemde Pro Justitia-rapportages houden voor zover hier van belang het volgende in:
Rapporteur acht zeker een kans aanwezig dat betrokkene zal recidiveren indien geen adequate behandeling zal plaatsvinden. De verwachting is dat dit niet direct zal plaatsvinden, aangezien zijn detentie wel een zodanige indruk op hem maakt dat dit een afschrikkend effect zal hebben, echter op den duur kan het afschrikkende effect hiervan afnemen en neemt daarmee de kans op recidive weer toe. Betrokkene is zich daarvan in onvoldoende mate bewust.
Betrokkene is gemotiveerd voor behandeling en lijkt zich wel in enige mate bewust van de ernst van het tenlastegelegde.
Behandeling voor de problematiek van betrokkene wordt noodzakelijk geacht. Behandeling dient bij voorkeur een meer intensief karakter te hebben, waarbij deeltijdbehandeling is aangewezen. Deeltijdbehandeling kan plaatsvinden bij de Waag of een soortgelijke instelling. Rapporteur acht het belangrijk dat binnen de behandeling in voldoende mate individuele contacten met betrokkene kunnen plaatsvinden. Uitsluitend groepsbehandeling wordt door rapporteur onvoldoende geacht om voldoende aandacht te kunnen schenken aan de problematiek van betrokkene. Mocht gedurende de behandeling blijken dat deeltijdbehandeling onvoldoende is, dan is een klinische opname, bijvoorbeeld bij een FPK noodzakelijk. Aanvullend wordt geadviseerd betrokkene in aansluiting op zijn behandeling een COSA traject aan te bieden. Rapporteur acht tevens een langdurig toezicht vanuit de reclassering noodzakelijk.
De rechtbank verenigt zich met bovenstaande conclusies en maakt die tot de hare.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank overeenkomstig de adviezen verplicht contact met Reclassering Nederland en een verplichte behandeling noodzakelijk. Dat geldt ook voor de overige bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd en een contactverbod met [slachtoffer 2] . Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Bij het bepalen van de omvang van de vrijheidsbenemende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
7. Beslissingen met betrekking tot in beslag genomen, niet teruggegeven goederen
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
1. W.05.01.005_DVD_017
2. W.05.01.003_DVD_opschrift_R102_020
3. W.05.01.002_DVD_021
4. W.02.01.003_HD_intern_Maxtor_30.7GB_014
5. W.02.01.002_HD_WD_250GB_007
6. W.01.02.004_H D_ext_W D_2TB_004
7. W.02.09.003_TCR_HD
8. W.02.09.002_HD_externe_HD_250GB_035
9. W.02.02.005_MacbookPro_A1297_003
10. W.02.07.002_Apple_Ipad_32GB_02
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle in beslag genomen voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, nu het gaat om gegevensdragers waarop kinderporno is aangetroffen.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het beslag op het standpunt gesteld dat de MacbookPro en de Apple Ipad aan verdachte moeten worden teruggegeven, nadat de aangetroffen kinderporno hiervan is verwijderd. Verdachte heeft afstand gedaan van de overige in beslag genomen voorwerpen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. W.05.01.005_DVD_017
2. W.05.01.003_DVD_opschrift_R102_020
3. W.05.01.002_DVD_021
4. W.02.01.003_HD_intern_Maxtor_30.7GB_014
5. W.02.01.002_HD_WD_250GB_007
6. W.01.02.004_H D_ext_W D_2TB_004
7. W.02.09.003_TCR_HD
8. W.02.09.002_HD_externe_HD_250GB_035
9. W.02.02.005_MacbookPro_A1297_003
10. W.02.07.002_Apple_Ipad_32GB_02
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot of met behulp van die voorwerpen zijn begaan, en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met de wet.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen verdachte van € 2.111,65 wegens materiële schade en € 10.000,- wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit zorgkosten voor het eigen risico, reiskosten, kosten voor medische behandeling en kosten voor de aanschaf van een boek op advies van een therapeut. De vordering is ter terechtzitting namens de benadeelde partij toegelicht door zijn gemachtigd advocaat mr. M. Berbee.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gehele toewijzing van de vordering verzocht.
Standpunt van de verdediging
De vordering kan volgens de raadsvrouw slechts gedeeltelijk worden toegewezen. Zij heeft verzocht de vordering van de materiële schade ten aanzien van de zorgkosten voor het eigen risico niet ontvankelijk te verklaren, omdat onvoldoende duidelijk is waardoor het eigen risico over de afgelopen jaren precies is verbruikt en welke behandelingen dit zijn geweest. Bovendien worden er onder deze kostenpost ook vervoerskosten gevorderd, waarvoor evenmin duidelijk is waar precies naartoe is gereisd en of er enig verband bestaat met de bewezen verklaarde feiten. Ten aanzien van de reiskosten heeft de raadsvrouw het standpunt ingenomen dat alleen de kosten voor het gesprek met de officier van justitie en het bijwonen van de zitting voor toewijzing in aanmerking komen. De overige kosten betreffen proceskosten en komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu de benadeelde partij ervoor heeft gekozen niet in persoon te procederen maar zich te laten bijstaan door een advocaat. Ten aanzien van de gevorderde kosten voor behandeling en een boek dat is aangeschaft op advies van een therapeut heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het op basis van de stukken lastig is te bepalen hoe groot de schade is die als gevolg van de ontucht is ontstaan ten opzichte van de overige problematiek van aangever. De raadsvrouw heeft daarom primair verzocht om de vordering in zoverre niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit een in het geding gebrachte verklaring van Trubendorffer van 6 mei 2021 blijkt dat de benadeelde partij lijdt aan PTSS-klachten, die zich centreren rondom het seksueel misbruik dat hij heeft meegemaakt. De rechtbank acht het aannemelijk dat er medische behandelingen nodig zijn geweest ten gevolge van het seksueel misbruik en dat in ieder geval een deel van het eigen risico daaraan is besteed. De rechtbank acht het ook aannemelijk dat voor deze behandelingen vervoerskosten zijn gemaakt. Een deel van de gevorderde posten is echter onvoldoende onderbouwd, terwijl de schade die is geleden niet eenvoudig is vast te stellen. De rechtbank stelt daarom, ex artikel 6:97 BW, de door de benadeelde partij geleden schade wat betreft de zorgkosten voor het eigen risico schattenderwijs vast op een bedrag van
€ 770,-. De rechtbank stelt de door de benadeelde partij geleden schade wat betreft de vervoerskosten schattenderwijs vast op een bedrag van € 158,50. De gevorderde behandelkosten en kosten voor de aanschaf van een boek worden toegewezen. De vordering is in zoverre toewijsbaar. De overige (als niet vergoede kilometers) gevorderde reiskosten zijn geen rechtstreekse schade en vallen, nu de benadeelde niet in persoon maar met een gemachtigde procedeert, evenmin onder de proceskosten. De vordering is op deze onderdelen niet toewijsbaar. De vordering van de materiële schade zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 1.050,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit genoemde verklaring van Trubendorffer blijkt dat sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het misbruik. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek acht de rechtbank een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,- billijk en toewijsbaar gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, nu de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten op alle relevante levensgebieden tot op de dag van vandaag grote gevolgen hebben voor de benadeelde partij en hij nog steeds wordt behandeld voor de nog altijd actuele problemen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij procedeert via een gemachtigde en de rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van de proceskostenvergoeding af te wijken van het liquidatietarief, waarbij twee punten toegekend worden (één punt voor het indienen van de vordering en één punt voor de aanwezigheid ter terechtzitting). Gelet op de hoogte van de vordering staat één punt gelijk aan een bedrag van € 373,-. Daarom zal de rechtbank de tot op heden gemaakte proceskosten begroten op € 746,-.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 en 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: ontucht met een minderjarige] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 240b, 244, 245 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZESENDERTIG (36) MAANDEN;
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot TIEN (10) MAANDEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van vijf jaren;
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres in
zijn woonomgeving. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- zich laat opnemen in een forensische zorginstelling of een
soortgelijke zorginstelling, indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De instelling is te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- zich laat behandelen door een forensische zorginstelling of een
soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • zijn libido remmende middelen blijft innemen.
  • op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten
zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn zorgt veroordeelde dat hierbij een reclasseringswerker, of iemand aan te wijzen door de reclassering, aanwezig is.
- op het door de reclassering goedgekeurde adres woont en overlegt met de reclassering
indien er een verandering nodig is van het woonadres.
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen,
zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] .
- zich onthoudt van: (a) gedragingen die zijn gericht op
internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen, (b) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd en (c) het seksueel getint communiceren met minderjarigen.
Ten behoeve van de naleving van deze laatstgenoemde verplichting is veroordeelde verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
- veroordeelde moet maximaal tweemaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot zijn woning;
- veroordeelde moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasserings- of politiemedewerkers;
- veroordeelde moet de reclassering dan wel de door hen uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers en de daarop geplaatste bestanden en diensten, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Onttrekt aan het verkeer:
1. W.05.01.005_DVD_017
2. W.05.01.003_DVD_opschrift_R102_020
3. W.05.01.002_DVD_021
4. W.02.01.003_HD_intern_Maxtor_30.7GB_014
5. W.02.01.002_HD_WD_250GB_007
6. W.01.02.004_H D_ext_W D_2TB_004
7. W.02.09.003_TCR_HD
8. W.02.09.002_HD_externe_HD_250GB_035
9. W.02.02.005_MacbookPro_A1297_003
10. W.02.07.002_Apple_Ipad_32GB_02
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van € 11.050,45, bestaande uit € 1.050,45 als vergoeding voor de materiële en € 10.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
Veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 746,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.050,45 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
90 dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.F. Pomper,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juni 2021.

Voetnoten

1.Op p.372 e.v.