Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 februari 2021 in Haarlem een afpersing heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft onder bedreiging met een mes een geldbedrag van € 400,- van het slachtoffer geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 20 mei 2021 heeft de officier van justitie, mr. S.J.A. Rosendahl, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.M. Koers, heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring, maar heeft wel verzocht om vrijspraak van bepaalde onderdelen van de tenlastelegging.
De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen in het dossier geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.