Op 6 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 13 december 2020 op Schiphol bijna 10 kilo heroïne opzettelijk Nederland binnenbracht. De verdachte, geboren in 1964 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Tijdens de openbare terechtzitting op 23 maart 2021 heeft de officier van justitie, mr. M.A. Boheur, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.C. van Hoogmoed, heeft zich aangesloten bij de officier van justitie en betoogd dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de invoer van heroïne.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de kans had aanvaard dat hij heroïne zou invoeren. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte had geen strafblad en de rechtbank nam in overweging dat de verdachte in moeilijke persoonlijke omstandigheden verkeerde. De opgelegde straf was in lijn met de oriëntatiepunten van het LOVS voor soortgelijke zaken. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde straf.