In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 mei 2021 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn echtgenote en bijgestaan door mr. G.E. Menick, had een urgentieverklaring aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, maar deze aanvraag werd op 22 februari 2021 afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 20 mei 2021 werd vastgesteld dat verzoeker met zijn gezin tijdelijk verblijft in de maatschappelijke opvang en dat zij daar tot uiterlijk 31 juli 2021 kunnen blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het gezin op dat moment niet dakloos was en er geen bewijs was dat zij op korte termijn hun opvang zouden verliezen. De gemeente had bovendien verklaard verantwoordelijk te zijn voor het gezin en zij stonden onder begeleiding.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.