Op 2 september 2020 diende mr. M. Hoevers, advocaat, een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, namens verzoeker, die om een schadevergoeding vroeg ten laste van de Staat. Dit verzoek werd behandeld op 22 februari 2021, waarbij de officier van justitie, mr. C.M. Brugman, aanwezig was. Verzoeker vroeg om vergoeding voor schade door onterecht ondergane voorlopige hechtenis van 30 juli 2020 tot 9 december 2020. De behandeling werd aangehouden om de officier van justitie de kans te geven een detentieoverzicht toe te voegen. Op 29 maart 2021 werd het verzoek uitgebreid met een verzoek om vergoeding van € 3.587,89 voor rechtsbijstand en € 10.640,- voor schade door 133 dagen onterecht voorarrest.
De officier van justitie concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het verzoek bij de verkeerde rechtbank was ingediend. Subsidiair werd gesteld dat de verzoeken afgewezen moesten worden, omdat de zaak niet was geëindigd zonder straf of maatregel. De rechtbank oordeelde dat verzoeker, die eerder was veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, het verzoek tot schadevergoeding niet bij de rechtbank Noord-Holland had moeten indienen, maar bij de rechtbank Gelderland, waar hij het laatst was vervolgd. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en verwees het verzoek naar de rechtbank Gelderland.
Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand oordeelde de rechtbank dat deze niet konden worden toegewezen, omdat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank wees het verzoek af voor zover het betrekking had op de kosten van de behandeling van het verzoek tot uitstel van voorlopige invrijheidsstelling. De beschikking werd gegeven door mr. H.E. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2021.