ECLI:NL:RBNHO:2021:4487

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
C/15/314058 / KG ZA 21-118
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een koopovereenkomst en beëindiging van een huurovereenkomst met betrekking tot een woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een kort geding waarin [eiser/verweerder] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde1/eiser1] en Lodewijk Holding B.V. over de nakoming van een koopovereenkomst en een beëindigingsovereenkomst van een huurovereenkomst. De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser/verweerder] heeft een huurwoning gehuurd van Lodewijk Holding, die het perceel grond waarop de woning staat heeft verkocht aan de gemeente. In de onderhandelingen over de beëindiging van de huurovereenkomst is overeengekomen dat [eiser/verweerder] de woning op 19 december 2020 zou verlaten en een verhuisvergoeding van € 55.000,- zou ontvangen, naast een bedrag van € 80.000,- dat hij contant aan Lodewijk Holding zou betalen. De woning is echter niet geleverd aan [gedaagde1/eiser1] omdat hij zijn verplichtingen jegens de verkopers van de woning niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de ontbinding van die koopovereenkomst. [eiser/verweerder] heeft in het kort geding gevorderd dat [gedaagde1/eiser1] en Lodewijk Holding worden veroordeeld tot nakoming van de overeenkomsten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde1/eiser1] zijn verplichtingen niet is nagekomen en heeft de vorderingen van [eiser/verweerder] grotendeels toegewezen, waaronder de betaling van een contractuele boete en de beëindigingsvergoeding van € 55.000,-. De rechter heeft ook geoordeeld dat [gedaagde1/eiser1] als bestuurder van Lodewijk Holding hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [eiser/verweerder] heeft geleden door het niet nakomen van de overeenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/314058 / KG ZA 21-118
Vonnis in kort geding van 16 april 2021
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. Westerveld te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde1/eiser1],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LODEWIJK HOLDING B.V.,
gevestigd te Nieuw-Vennep,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN GRONINGEN NIEUW-VENNEP B.V.,
gevestigd te [adres],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R. van Viersen te Hoofddorp.
Partijen zullen hierna [eiser/verweerder], [gedaagde1/eiser1], Lodewijk Holding en Van Groningen Nieuw-Vennep B.V. genoemd worden. Indien verwezen wordt naar gedaagden gezamenlijk, zullen zij aangeduid worden met [gedaagde1/eiser1] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding inclusief 11 producties,
  • de nagezonden producties 12 tot en met 14 aan de zijde van [eiser/verweerder],
  • de e-mail van 1 april 2021 waarmee nog een laatste productie aan de zijde van [eiser/verweerder] wordt ingebracht,
  • de conclusie van eis in reconventie inclusief 2 producties aan de zijde van [gedaagde1/eiser1] c.s.,
  • de spreekaantekeningen aan de zijde van [eiser/verweerder],
  • de spreekaantekeningen aan de zijde van [gedaagde1/eiser1] c.s.,
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
De onderhavige zaak is op 2 april 2021 is gelijktijdig behandeld met de zaak [A.] c.s. tegen [eiser/verweerder] met zaak- en rolnummer C/15/313332 / KG ZA 21-78.
1.3.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
  • [eiser/verweerder], bijgestaan door mr. Westerveld voornoemd,
  • [gedaagde1/eiser1], bijgestaan door mr. Van Viersen voornoemd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde1/eiser1] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Lodewijk Holding. Lodewijk Holding is op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder van Van Groningen Nieuw-Vennep B.V.
2.2.
Lodewijk Holding was eigenaar van een perceel grond in [woonplaats] waar Van Groningen Nieuw-Vennep B.V. een sloopbedrijf exploiteerde. Lodewijk Holding heeft het perceel verkocht aan de gemeente. Op het verkochte perceel verhuurde Lodewijk Holding tevens een woning aan [eiser/verweerder], waar deze met zijn echtgenote en hun drie jonge kinderen tot medio december 2020 woonde.
2.3.
Lodewijk Holding is met [eiser/verweerder] in onderhandeling gegaan om tot de beëindiging van de huurovereenkomst te komen. Partijen kwamen– deels mondeling – overeen dat [eiser/verweerder] op 19 december 2020 de huurwoning zou verlaten en dat hij van Lodewijk Holding een verhuisvergoeding van € 55.000,- zou ontvangen. Daarnaast zou [eiser/verweerder] een bedrag van € 80.000,- contant aan Lodewijk Holding betalen, waarna partijen in de (schriftelijke) beëindigingsovereenkomst zouden opnemen dat [eiser/verweerder] een bedrag van € 135.000,- zou verkrijgen als beëindigingsvergoeding. Dat bedrag zou verrekend worden met de geldlening van € 380.000,- die [gedaagde1/eiser1] aan [eiser/verweerder] zou verstrekken in verband met een nieuw aan te kopen woning door [gedaagde1/eiser1], welke woning [gedaagde1/eiser1] vervolgens aan [eiser/verweerder] zou doorverkopen.
2.4.
De heer [A.] en mevrouw [B.] (hierna: [A.] c.s.) zijn sinds 18 jaar bevriend met [gedaagde1/eiser1]. Bij koopovereenkomst van 9 december 2020 hebben zij hun woning aan [adres] (hierna: de woning) aan [gedaagde1/eiser1] verkocht. De koopprijs bedroeg € 380.000,-. De levering van de woning aan [gedaagde1/eiser1] zou (uiterlijk) op 21 december 2020 plaatsvinden.
2.5.
Op 14 december 2020 ondertekenden Lodewijk Holding (rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur [gedaagde1/eiser1]) en [eiser/verweerder] de beëindigingsovereenkomst. Voor zover van belang vermeldt de beëindigingsovereenkomst het navolgende:
“Overwegende:
-
Dat [eiser/verweerder] thans huurt van Lodewijk de woning aan de [adres].
-
Dat Lodewijk deze huurovereenkomst wenst te beëindigen in verband met de sloop van het terrein aan de Staringstraat.
(…)
Artikel 1 – beëindiging huurovereenkomst
Partijen beëindigen de huurovereenkomst van de woning aan de [adres] met wederzijds goedvinden, op initiatief van Lodewijk per 19 december 2020 (hierna: de beëindigingsdatum).
Artikel 2 – oplevering
[eiser/verweerder] dient de woning aan de [adres] uiterlijk 19 december 2020 leeg, ontruimd en in nette staat op te leveren aan Lodewijk.
Artikel 3 – beëindigingsvergoeding
Partijen komen een beëindigingsvergoeding van de huurovereenkomst overeen van € 135.000 zegge honderdvijfendertigduizendeuro.
De beëindigingsvergoeding wordt verrekend met de hypothecaire geldlening ad € 380.000 die de heer [gedaagde1/eiser1] verstrekt ten behoeve van de aankoop van de woning aan de [adres].
(…)”
2.6.
In de periode van 15 tot en met 18 december 2020 heeft [eiser/verweerder] in verband met de uitvoering van voornoemde overeenkomst met [C.], een medewerker van Van Groningen Nieuw-Vennep B.V. gecorrespondeerd.
Op 15 december 2020 schrijft [C.]:
“Ik heb de koopovereenkomst vanochtend gestuurd. Graag aanvullen zoals gevraagd. Als jij dit hebt gedaan kan ik de overeenkomst definitief maken zodat [gedaagde1/eiser1] en jij deze kunnen tekenen.
De getekende koopovereenkomst gaat naar de notaris. Die gaat vervolgens de koopakte en de akte hypothecaire lening maken.”
[eiser/verweerder] schrijft als reactie daarop:
“Nergens in het contract zie ik staan dat ik rentevrij leen en ook nergens het bedrag dat ik heb afgesproken met [gedaagde1/eiser1] van 1000 euro per maand. Tot ik heb afbetaald.”
[C.] reageert vervolgens:
“Dat klopt. Dat staat ook niet in de koopovereenkomst. Dat staat in de leningsovereenkomst die de notaris gaat maken. Maar dan moet hij eerst de gegevens hebben.”
[C.] schrijft vervolgens op 16 december 2020:
“Wil je nog even kijken naar de koopovereenkomst en de overeenkomst van de beëindiging van de [adres]?
De koopovereenkomst gaat puur over de koop. Als deze door beide partijen is getekend gaat de overeenkomst naar de notaris. En die maakt vervolgens de koopakte en de akte van de lening. In de akte van de lening staat de aflossing per maand en het rentepercentage (0%)”
2.7.
Bij koopovereenkomst van 17 december 2020 heeft [gedaagde1/eiser1] vervolgens de woning aan [eiser/verweerder] verkocht voor een koopprijs van € 380.000,-. De levering van de woning was bepaald op 4 januari 2021. Voor zover van belang vermeldt de koopovereenkomst het navolgende:
“artikel 4 Eigendomsoverdracht
4.1.
De akte van levering zal gepasseerd worden op 04-01-2021 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van een notaris verbonden aan notariskantoor Meervaart Notarissen gevestigd te Nieuw-Vennep, hierna verder te noemen notaris.
4.2.
Verkoper staat in voor zijn bevoegdheid tot verkoop en tot eigendomsoverdracht ten tijde van het passeren van de akte van levering.
(…)
artikel 11 Ingebrekestelling / ontbinding
11.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij na de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechtelijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoer is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
11.3.
Indien de wederpartij geen gebruik maakt van haar recht de koopovereenkomst te ontbinden en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de in artikel 11.1 vermelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie promille van de koopsom met een maximum van tien procent (10%) van de koopsom, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.(…)”
2.8.
In verband met de aanstaande sloop van de huurwoning van [eiser/verweerder], is afgesproken dat [eiser/verweerder] voorafgaand aan de levering van de woning alvast naar de woning kon verhuizen. [eiser/verweerder] en zijn gezin hebben medio december 2020 hun intrek in de woning genomen.
2.9.
De huurwoning is kort na het vertrek van [eiser/verweerder] en zijn gezin gesloopt.
2.10.
In de periode van 20 december tot en met 24 december 2020 heeft de volgende berichtenwisseling via WhatsApp tussen [eiser/verweerder] en [gedaagde1/eiser1] plaatsgevonden:
“[[eiser/verweerder]]: Verhuusvergoeding is 135.000 daar zit die aanbetaling in rest klopt
[[eiser/verweerder]]: Dat s incl verhuisvergoeding
[[gedaagde1/eiser1]]: 80 + 55 verhuisvergoeding is totaal 135
[[eiser/verweerder]]: ja
[[gedaagde1/eiser1]]: wanneer werken wij af?
[[eiser/verweerder]]: Morgen?
[[gedaagde1/eiser1]]: ok
[[gedaagde1/eiser1]]: Kom jij naar [adres]?
[[gedaagde1/eiser1]]: Daar heb ik tel machine
[[eiser/verweerder]]: ja maar waar s contract?”
En:
“[[gedaagde1/eiser1]]: Ik ben er nog deze week en dan zit ik in Saoudi Arabië ik heb de notaris gemachtigd om voor mij te teken maar dat anderen zou ik graag zelf afhandelen
[[eiser/verweerder]]: begrijp ik. Omdat we hadden afgesproken dat de notaris alles in orde zou maken en dan tekenen en dan gelijk samen afhandelen. [C.] zij als er getekend was dan zou de notaris het gelijk met de leningsovereenkomst klaar maken. Als ie deze week klaar s kunnen we het gelijk samen afhandelen kom k [adres]”
En:
“[[gedaagde1/eiser1]]: De helft dan?
[[eiser/verweerder]]: Ik breng 30 rest als die notaris klaar is donderdag [adres]
[[eiser/verweerder]]: ?
[[gedaagde1/eiser1]]: ok
[[eiser/verweerder]]: Ben onderweg, er gaat nu iemand die kast eruit halen
[[eiser/verweerder]]: Ik ben een beetje druk vandaag dus kom moegen. Vanaf hoelaat ben je er tot hoelaat?
[[gedaagde1/eiser1]]: Het is morgen kerst maar laat maar hoeft niet meer!”
2.11.
[gedaagde1/eiser1] is zijn verplichtingen jegens [A.] c.s. niet nagekomen. [A.] c.s. hebben op 22 januari 2021 de koopovereenkomst met [gedaagde1/eiser1] ontbonden. Nadat zij [eiser/verweerder] hadden gesommeerd de woning te verlaten, zijn [A.] c.s. een kort geding procedure gestart bij deze rechtbank waarin zij vorderen dat [eiser/verweerder] en zijn gezin de woning binnen 2 dagen ontruimen.
2.12.
Bij brief van 17 februari 2021 heeft (de advocaat van) [eiser/verweerder] [gedaagde1/eiser1] c.s. in gebreke gesteld en [gedaagde1/eiser1] c.s. gesommeerd om binnen 10 dagen de huurbeëindigingsovereenkomst en de koopovereenkomst alsnog na te komen. [gedaagde1/eiser1] c.s. hebben hierop niet gereageerd, noch zijn zij tot nakoming van de overeenkomsten overgegaan.
2.13.
[eiser/verweerder] en zijn gezin verblijven op dit moment nog in de woning.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser/verweerder] heeft ter zitting zijn vorderingen tegen Van Groningen Nieuw-Vennep B.V. ingetrokken, zodat [eiser/verweerder] thans nog vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
“1. [gedaagde1/eiser1] veroordeelt:
a.
a) tot nakoming binnen 14 dagen na datum vonniswijzing van zijn met [eiser/verweerder] gesloten koopovereenkomst betreffende het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden plaatselijk bekend [adres];
b) tot betaling aan [eiser/verweerder] van een dwangsom van € 75.000,- indien [gedaagde1/eiser1] niet tijdig aan de veroordeling onder punt 1 aanhef sub a van het vonnis heeft voldaan;
c) tot betaling aan [eiser/verweerder] van de contractuele boete ex artikel 11.3 van de koopovereenkomst, te weten 3 promille van de koopsom ad € 380.000,- voor iedere dag die sedert 1 maart 2021 zal zijn verstreken zonder dat [gedaagde1/eiser1] alsnog de koopovereenkomst zal zijn nagekomen;
d) tot betaling van wettelijke rente over de onder 1 aanhef sub b en c genoemde bedragen, te rekenen vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der voldoening van al deze door [gedaagde1/eiser1] aan [eiser/verweerder] verschuldigde bedragen;
e) tot betaling van de kosten van dit geding.
2. [gedaagde1/eiser1] en Lodewijk Holding hoofdelijk dan wel ieder voor zich veroordeelt:
f) tot nakoming binnen 14 dagen van de door Lodewijk Holding met [eiser/verweerder] gesloten overeenkomst strekkende tot beëindiging van de huurovereenkomst betreffende de woning aan de [adres];
g) primair – ingeval van tijdige voldoening door [gedaagde1/eiser1] (privé) aan de veroordeling onder punt 1 aanhef sub a) van het vonnis –
tot betaling door Lodewijk Holding aan [gedaagde1/eiser1] van het bedrag ad € 135.000,- onder gelijktijdige verrekening door [gedaagde1/eiser1] van het bedrag ad € 135.000,- met de koopprijs die [eiser/verweerder] hem op grond van de koopovereenkomst verschuldigd is.
subsidiair – indien [gedaagde1/eiser1] niet tijdig (privé) voldoet aan de veroordeling onder punt 1 aanhef sub a) van het vonnis –
tot betaling van een schadevergoeding ad € 135.000,- aan [eiser/verweerder], te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der voldoening van dit bedrag.
h) tot betaling van de kosten van deze procedure.
3. [gedaagde1/eiser1] veroordeelt:
i.
i) tot nakoming van de overeenkomst met [eiser/verweerder] tot verstrekking van een renteloze geldlening aan [eiser/verweerder] ter grootte van € 245.000,-,

primair – ingeval van tijdige voldoening door [gedaagde1/eiser1] aan de voornoemde veroordeling sub 1 aanhef onder a) van dit vonnis –
Middels verrekening van dat bedrag ad € 245.000,- met de restant koopsom die [eiser/verweerder] op grond van die overeenkomst aan [gedaagde1/eiser1] verschuldigd is en

subsidiair – ingeval van het uitblijven van tijdige voldoening door [gedaagde1/eiser1] aan de veroordeling sub 1 aanhef onder a) van dit vonnis –
middels betaling aan [eiser/verweerder] van een bedrag ad € 245.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der voldoening van al deze door [gedaagde1/eiser1] aan [eiser/verweerder] verschuldigde bedragen;
j) tot betaling van de kosten van deze procedure.”
3.2.
[eiser/verweerder] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde1/eiser1] en Lodewijk Holding tot nakoming gehouden kunnen worden van hun verplichtingen uit hoofde van de met [eiser/verweerder] gesloten overeenkomsten ten aanzien van de beëindiging van de huur en ten aanzien van de koop van de woning aan [adres].
3.3.
[gedaagde1/eiser1] c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde1/eiser1] c.s. vorderen bij vonnis
“voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser/verweerder] te veroordelen tot het betalen aan Lodewijk Holding een bedrag van EUR 80.000,-, mits U E.A. van mening bent dat 1 of meer Gedaagden gehouden zouden zijn om EUR 135.000,- te betalen aan [eiser/verweerder].”
4.2.
[gedaagde1/eiser1] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [eiser/verweerder] uit hoofde van een tussen [eiser/verweerder] en Lodewijk Holding gemaakte mondelinge afspraak een bedrag van € 80.000,- aan Lodewijk Holding verschuldigd is. De afspraak tussen [eiser/verweerder] en [gedaagde1/eiser1] c.s. komt er op neer dat [eiser/verweerder] een bedrag van € 380.000,- van [gedaagde1/eiser1] (privé) zou lenen, waarvan hij slechts een bedrag van € 245.000,- terug diende te betalen. Lodewijk Holding zou daartoe een bedrag van € 80.000,- aan contanten van [eiser/verweerder] krijgen en Lodewijk Holding zou een verhuisvergoeding van € 55.000,- aan [eiser/verweerder] betalen.
4.3.
[eiser/verweerder] voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering in kort geding slechts kan worden toegewezen indien de eiser daarbij een zodanig spoedeisend belang heeft dat van hem niet kan worden gevergd een beslissing in een bodemprocedure af te wachten. De voorzieningenrechter dient daarbij te beoordelen of op basis van de feiten en omstandigheden en zonder nadere bewijslevering de vordering die bij wijze van voorziening is verzocht in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad gerechtvaardigd is.
5.2.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of partijen over en weer gehouden kunnen worden hun verplichtingen jegens elkaar na te komen uit hoofde van de tussen hen gemaakte afspraken die voor een deel mondeling zijn gemaakt en deels zijn vastgelegd in de schriftelijke overeenkomsten ten aanzien van de beëindiging van de huurovereenkomst en de (door) verkoop van de woning.
De koopovereenkomst
5.3.
[eiser/verweerder] vordert in de eerste plaats nakoming van de koopovereenkomst door [gedaagde1/eiser1]. Omdat [gedaagde1/eiser1] zijn verplichtingen jegens [A.] c.s. uit hoofde van de met hen gesloten koopovereenkomst van 9 december 2020 niet is nagekomen, heeft echter de levering van de woning aan [gedaagde1/eiser1] niet plaatsgevonden. Bovendien hebben [A.] c.s. de koopovereenkomst met [gedaagde1/eiser1] op 22 januari 2021 ontbonden, zodat nakoming door [gedaagde1/eiser1] van de koopovereenkomst niet langer mogelijk is. De vordering tot nakoming van de koopovereenkomst kan daarom niet worden toegewezen.
5.4.
De gevorderde contractuele boete zal de voorzieningenrechter wel toewijzen. Niet in geschil is immers dat [eiser/verweerder] op 17 december 2020 de woning van [gedaagde1/eiser1] heeft gekocht, waarbij [gedaagde1/eiser1] de verplichting op zich heeft genomen de woning uiterlijk op 4 januari 2021 aan [eiser/verweerder] in eigendom over te dragen. Vast staat dat [gedaagde1/eiser1] deze verplichting niet is nagekomen, zodat hij op grond van artikel 11 van de koopovereenkomst de contractuele boete verschuldigd is. Het verweer van [gedaagde1/eiser1] dat hij de boete niet verschuldigd is omdat sprake is van wanprestatie aan de zijde van [eiser/verweerder], kan niet worden gevolgd. Vast staat immers dat de levering geen doorgang heeft kunnen vinden omdat [gedaagde1/eiser1] zelf tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [A.] c.s. waardoor de woning nimmer zijn eigendom is geworden. Dat [eiser/verweerder] op zijn beurt (nog) niet € 80.000,- aan Lodewijk Holding (contant) heeft betaald, doet daar niet aan af.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vordering tot betaling van de contractuele boete toewijzen zoals gevorderd, zij het dat deze zal worden gemaximeerd tot €38.000,-. De wettelijke rente hierover zal als niet weersproken eveneens worden toegewezen.
De beëindigingsovereenkomst
5.6.
[eiser/verweerder] vordert nakoming van de overeenkomst tot beëindiging van de huurovereenkomst met betrekking tot de reeds gesloopte huurwoning van [eiser/verweerder]. In de beëindigingsovereenkomst is vastgesteld dat [eiser/verweerder] een beëindigingsvergoeding van € 135.000,- zou ontvangen. De beëindigingsvergoeding zou verrekend worden met de hypothecaire geldlening die [gedaagde1/eiser1] (privé) aan [eiser/verweerder] zou verstrekken ter financiering van de koopsom voor de woning. Nu zoals hiervoor is overwogen de vordering tot nakoming van de koopovereenkomst door [gedaagde1/eiser1] niet kan worden toegewezen, kan de primaire vordering van [eiser/verweerder] strekkende tot verrekening van dit bedrag met de verschuldigde koopsom voor de woning, evenmin worden toegewezen. Derhalve ligt thans de vraag voor of [eiser/verweerder] aanspraak kan maken op betaling van de beëindigingsvergoeding.
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeengekomen beëindigingsvergoeding van € 135.000,- feitelijk was opgebouwd uit twee bedragen, te weten € 55.000,- beëindigingsvergoeding en een bedrag van € 80.000,- dat [eiser/verweerder] in contanten aan [gedaagde1/eiser1] zou geven. Nu vast staat dat [eiser/verweerder] laatst genoemd bedrag (nog) niet heeft overhandigd, zal de voorzieningenrechter enkel het bedrag van € 55.000,- toewijzen.
Dit betekent tevens dat de voorwaarde waaronder de vordering in voorwaardelijke reconventie is ingesteld niet wordt vervuld, zodat aan deze vordering verder niet zal worden toegekomen.
5.8.
[eiser/verweerder] vordert niet alleen van Lodewijk Holding, met wie de overeenkomst is gesloten, maar ook van [gedaagde1/eiser1] in privé betaling van voornoemd bedrag. Hij stelt daartoe dat sprake is van een vooropgezet plan van [gedaagde1/eiser1] en hij uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid mede aansprakelijk is voor het handelen en nalaten van Lodewijk Holding. Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid is vereist dat ter zake van de benadeling door de vennootschap, de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Voor de inkleuring van dat begrip dient de vraag beantwoord te worden of de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden (het zogenoemde Beklamelcriterium). De voorzieningenrechter is van oordeel dat die situatie zich hier voordoet. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat sprake is van een samenstel van overeenkomsten waarbij [gedaagde1/eiser1] zowel privé als in zijn hoedanigheid van eigenaar/bestuurder van Lodewijk Holding betrokken was. Aangenomen mag worden dat de beëindigingsovereenkomst met Lodewijk Holding niet tot stand zou zijn gekomen zonder de koopovereenkomst tussen [gedaagde1/eiser1] en [eiser/verweerder]. [eiser/verweerder] heeft immers de huurwoning verlaten in de veronderstelling dat hij de woning (tegen gunstige voorwaarden) in eigendom zou verkrijgen. Door die eigendomsoverdracht te frustreren, heeft [gedaagde1/eiser1] tevens de nakoming van de beëindigingsovereenkomst gefrustreerd. [eiser/verweerder] heeft in dit kader terecht gewezen op de verkoop van het perceel grond aan de gemeente. Aangenomen mag worden dat [gedaagde1/eiser1] c.s. daarvoor een aanzienlijk bedrag van de gemeente hebben ontvangen, waaruit de aankoop van de woning bekostigd had kunnen worden, waarna de afgesproken verrekening met de beëindigingsvergoeding plaats had kunnen vinden. Bovendien is [gedaagde1/eiser1] een vermogend man. Dat de overdracht van de woning niet is doorgegaan, is dan ook geen overmacht, maar volledig aan [gedaagde1/eiser1] toerekenbaar. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat voorshands voldoende vast is komen te staan dat [gedaagde1/eiser1] bij het aangaan van de beëindigingsovereenkomst wist of behoorde te begrijpen dat Lodewijk Holding deze niet zou nakomen en dat [eiser/verweerder] als gevolg van de door [gedaagde1/eiser1] opgezette constructie schade zou lijden, zodat het handelen van [gedaagde1/eiser1] als bestuurder van Lodewijk Holding hem persoonlijk verweten kan worden.
5.9.
Het vorenstaande brengt mee dat de voorzieningenrechter Lodewijk Holding en [gedaagde1/eiser1] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 55.000,-. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
De leningsovereenkomst
5.10.
[eiser/verweerder] vordert tot slot nakoming van de overeenkomst tot verstrekking van een renteloze geldlening ter grootte van € 245.000,- door [gedaagde1/eiser1]. [eiser/verweerder] stelt daartoe dat hij met [gedaagde1/eiser1] is overeengekomen dat [gedaagde1/eiser1] de benodigde hypothecaire geldlening om de koopsom van € 380.000,- te financieren aan [eiser/verweerder] zou verstrekken. Vast staat dat een schriftelijke leningsovereenkomst niet tot stand is gekomen. In de onder 2.6. van de feiten geciteerde e-mailcorrespondentie lijkt de afspraak te zijn gemaakt dat [eiser/verweerder] een renteloze geldlening verstrekt zou krijgen. [gedaagde1/eiser1] betwist dit en voert onder meer aan dat [C.] een medewerker van Van Groningen Nieuw-Vennep B.V. is en niet bevoegd was om deze afspraak voor [gedaagde1/eiser1] (privé) te maken. Dit zal in de bodemprocedure nader onderzocht moeten worden. Nu bovendien zoals hiervoor is overwogen, de vordering tot nakoming van de koopovereenkomst wordt afgewezen, is voor toewijzing van de vordering strekkende tot nakoming van de leningsovereenkomst voorshands geen plaats.
5.11.
[gedaagde1/eiser1] en Lodewijk Holding zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser/verweerder] worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,83
- griffierecht 85,00
- salaris advocaat
1016,00
Totaal € 1.204,83

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde1/eiser1] tot betaling aan [eiser/verweerder] van de contractuele boete ex artikel 11.3 van de koopovereenkomst, te weten 3 promille van de koopsom ad € 380.000,- voor iedere dag die sedert 1 maart 2021 zal zijn verstreken zonder dat [gedaagde1/eiser1] alsnog de koopovereenkomst zal zijn nagekomen en tot het maximum van € 38.000,- zal zijn bereikt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2021,
6.2.
veroordeelt [gedaagde1/eiser1] en Lodewijk Holding hoofdelijk, des dat een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [eiser/verweerder] van € 55.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 maart 2021,
6.3.
veroordeelt [gedaagde1/eiser1] en Lodewijk Holding hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser/verweerder] tot op heden begroot op € 1.204,83,
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J.C. Oltmans op 16 april 2021. [1]

Voetnoten

1.Conc.: