ECLI:NL:RBNHO:2021:4473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
9078413
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen 1e Lijn Uitzendorganisatie B.V. en [verweerster]. De werkgever, 1e Lijn Uitzendorganisatie, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat de werknemer, [verweerster], verwijtbaar heeft gehandeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verweerster] niet alleen verwijtbaar, maar ook ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de beslissing om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder opzegtermijn en zonder recht op een transitievergoeding.

Het procesverloop begon met een verzoek van 1e Lijn Uitzendorganisatie om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, waarop [verweerster] een verweerschrift en tegenverzoek indiende. Tijdens de zitting op 21 april 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerster] in haar functie als directeur onrechtmatige onttrekkingen van geld heeft gepleegd en dat er geen bewijs was voor de door haar gestelde opdrachten bij verschillende ondernemingen. Dit leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst moest worden ontbonden.

De kantonrechter heeft de ontbinding met terugwerkende kracht vastgesteld op 12 mei 2021 en heeft geoordeeld dat [verweerster] geen recht heeft op een transitievergoeding, omdat het beëindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat [verweerster] de proceskosten moet betalen, omdat zij overwegend ongelijk heeft gekregen. Het verzoek van [verweerster] om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat het handelen van 1e Lijn Uitzendorganisatie niet verwijtbaar was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 9078413 \ AO VERZ 21-16
Uitspraakdatum: 12 mei 2021 (bij vervroeging)
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
1e Lijn Uitzendorganisatie B.V.
gevestigd te Zaandam
verzoekende partij
verder te noemen: 1e Lijn Uitzendorganisatie
gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. E.M. Diesfeldt
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Deze zaak gaat over een verzoek van een werkgever om ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat de werknemer verwijtbaar heeft gehandeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de werknemer niet alleen verwijtbaar, maar ook ernstig verwijtbaar gehandeld. Er wordt daarom bij de ontbinding geen rekening gehouden met een opzegtermijn. Ook wordt er om die reden vastgesteld dat de werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding.

1.Het procesverloop

1.1. 1
1e Lijn Uitzendorganisatie heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 21 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben partijen bij brieven en e-mails van 29 maart 2021, 15 april 2021 en 19 april 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 juli 2020 in dienst bij 1e Lijn Uitzendorganisatie. De functie van [verweerster] is Commercieel/Algemeen Directeur met een salaris van
€ 3.700,00 bruto per maand.
2.2.
Met een e-mail van 2 februari 2021 heeft de advocaat van 1e Lijn Uitzendorganisatie [verweerster] op non-actief gesteld. In een daarop volgende brief van 4 februari 2021 is [verweerster] aansprakelijk gesteld voor een schade van € 450.000,00.

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1. 1
1e Lijn Uitzendorganisatie verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen dan wel een verstoorde arbeidsverhouding. 1e Lijn Uitzendorganisatie heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat [verweerster] zich in haar functie als directeur schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige onttrekkingen van geldbedragen, aan het aanzetten tot het doen van onverschuldigde betalingen, en aan zwendel en oplichting. 1e Lijn Uitzendorganisatie verzoekt ook om afgifte van goederen en om vast te stellen dat geen loon en geen transitievergoeding verschuldigd is.
3.2.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek. [verweerster] betwist dat sprake is van onrechtmatige onttrekkingen en zwendel of oplichting, en stelt dat zij voor alle uitgaven toestemming had van de aandeelhouder en eigenaar van 1e Lijn Uitzendorganisatie. [verweerster] is bereid tot afgifte van goederen, maar wijst erop dat zij bepaalde goederen niet (meer) heeft. [verweerster] verzoekt ook zelf om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en is van mening dat aan haar in geval van ontbinding een billijke vergoeding moet worden toegekend, omdat 1e Lijn Uitzendorganisatie verwijtbaar heeft gehandeld. Ook verzoekt [verweerster] om afgifte van loonstroken.

4.De beoordeling

het verzoek

4.1.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] . Daarover wordt het volgende overwogen.
4.4.
[verweerster] heeft blijkens de stukken en op de zitting gesteld dat zij in haar functie als directeur voor 1e Lijn Uitzendorganisatie opdrachten heeft verkregen van verschillende ondernemingen, waaronder Hornbach, BCC, Heijmans en de gemeente Amsterdam. Ook heeft zij gesteld dat zij met die ondernemingen contacten heeft gehad in het kader van de opdrachten en dat door haar is geregeld dat via 1e Lijn Uitzendorganisatie verschillende uitzendkrachten tewerk zijn gesteld bij die ondernemingen. Verder heeft [verweerster] erkend dat op haar verzoek door de eigenaar van 1e Lijn Uitzendorganisatie loon is betaald aan uitzendkrachten voor de werkzaamheden bij de genoemde ondernemingen tot een bedrag van ten minste € 170.000,00 bruto.
4.5.
Echter, 1e Lijn Uitzendorganisatie heeft schriftelijke verklaringen overgelegd van Hornbach, BCC, Heijmans en de gemeente Amsterdam, waaruit blijkt dat die ondernemingen niet bekend zijn met 1e Lijn Uitzendorganisatie, daarmee nooit zaken hebben gedaan en dat er geen uitzendkrachten van 1e Lijn Uitzendorganisatie bij die ondernemingen hebben gewerkt.
4.6.
Ook staat vast dat er door Hornbach, BCC, Heijmans en de gemeente Amsterdam nooit betalingen zijn gedaan aan 1e Lijn Uitzendorganisatie voor het inlenen van uitzendkrachten of het verrichten van werkzaamheden door uitzendkrachten.
4.7.
Daarnaar gevraagd op de zitting, heeft [verweerster] geen enkele verklaring kunnen geven voor het feit dat er ondanks haar stellingen daarover, door genoemde ondernemingen is verklaard dat zij niet bekend zijn met 1e Lijn Uitzendorganisatie en dat er door die ondernemingen nooit betalingen zijn gedaan voor de gestelde opdrachten. [verweerster] heeft alleen opgemerkt dat zij het zelf ook niet begrijpt. [verweerster] heeft geen stukken overgelegd of argumenten naar voren gebracht waaruit kan blijken dat er wel opdrachten zijn verstrekt, contacten zijn geweest, uitzendkrachten tewerk zijn gesteld of werkzaamheden zijn verricht.
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de stellingen en verklaringen van [verweerster] in dit verband ongeloofwaardig. Er is maar één redelijke verklaring denkbaar voor het feit dat de hiervoor genoemde ondernemingen niet bekend zijn met 1e Lijn Uitzendorganisatie en niets hebben betaald aan 1e Lijn Uitzendorganisatie, namelijk dat de door [verweerster] gestelde opdrachten niet daadwerkelijk bestaan, evenmin als de door haar gestelde contacten, de tewerkstelling van uitzendkrachten en het verrichten van werkzaamheden door die uitzendkrachten. Dat betekent ook dat [verweerster] de eigenaar van 1e Lijn Uitzendorganisatie heeft verzocht om en bewogen tot betaling van in ieder geval € 170.000,00 aan loon aan uitzendkrachten, zonder dat is gebleken dat daaraan daadwerkelijke opdrachten of werkzaamheden ten grondslag liggen.
4.9.
De kantonrechter kan in deze procedure in het midden laten of sprake is van opzettelijke zwendel of oplichting door [verweerster] . Het feit dat [verweerster] in haar functie als directeur heeft gesteld en volhoudt dat zij opdrachten heeft verkregen van Hornbach, BCC, Heijmans en de gemeente Amsterdam, en het feit dat [verweerster] de eigenaar van 1e Lijn Uitzendorganisatie in het kader van die opdrachten heeft bewogen tot betaling van een bedrag € 170.000,00, zonder dat is gebleken dat die opdrachten daadwerkelijk bestaan en zijn uitgevoerd, levert al zodanig verwijtbaar handelen op dat van 1e Lijn Uitzendorganisatie in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.10.
Daarnaast heeft [verweerster] erkend dat zij zonder toestemming van 1e Lijn Uitzendorganisatie en voor privédoelen substantiële geldbedragen heeft opgenomen van de bankrekening van 1e Lijn Uitzendorganisatie. Ook dat levert verwijtbaar gedrag op dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
4.11.
Herplaatsing van [verweerster] is niet aan de orde, omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [verweerster] (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.12.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van 1e Lijn Uitzendorganisatie zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus zal worden ontbonden.
4.13.
De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 12 mei 2021, de datum van deze beschikking, zonder rekening te houden met een opzegtermijn. Naar het oordeel van de kantonrechter is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst namelijk niet alleen het gevolg van verwijtbaar handelen van [verweerster] , maar moet dit handelen evident ook als ernstig verwijtbaar worden aangemerkt (artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW). Daarvoor wordt verwezen naar wat hiervoor onder 4.4 tot en met 4.10 is overwogen.
4.14.
Het verzoek van 1e Lijn Uitzendorganisatie om vast te stellen dat [verweerster] geen recht heeft op een transitievergoeding kan ook worden toegewezen. Een werknemer heeft geen recht op een transitievergoeding als het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW). Dat laatste is het geval, zoals hiervoor al is overwogen.
4.15.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Uit het voorgaande blijkt immers dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] en niet van 1e Lijn Uitzendorganisatie.
4.16. 1
1e Lijn Uitzendorganisatie heeft ook verzocht om vast te stellen dat
“geen loon verschuldigd is”aan [verweerster] . Dat verzoek kan niet worden toegewezen, omdat onduidelijk is op welke periode dit verzoek ziet. Daarbij komt dat 1e Lijn Uitzendorganisatie als grondslag voor dit verzoek een beroep doet op verrekening van het loon met een schadevergoeding van € 237.558,38, terwijl die schadevergoeding in deze procedure niet wordt verzocht, daarover kennelijk ook nog geen aparte procedure is gestart en de schade wordt betwist. Dat betekent dat geen sprake is van een opeisbare vordering waarmee het loon kan worden verrekend (artikel 6:127 BW).
4.17.
Verder verzoekt 1e Lijn Uitzendorganisatie om afgifte van een aantal goederen. Het verzoek ten aanzien van de laptop en de sleutels van het bedrijfspand wordt afgewezen, omdat niet is gebleken dat [verweerster] deze laptop en sleutels nog in haar bezit heeft. Het verzoek ten aanzien van de telefoon wordt afgewezen, omdat [verweerster] op de zitting heeft gesteld dat zij deze als cadeau heeft gekregen van de eigenaar van 1e Lijn Uitzendorganisatie en die eigenaar niet op de zitting is verschenen om dit te weerspreken. Het verzoek wat betreft de
“facturen en administratie”wordt afgewezen, omdat dit verzoek te onbepaald is en overigens niet kan worden vastgesteld dat [verweerster] deze stukken nog heeft. Het verzoek wat betreft de printer wordt toegewezen, omdat [verweerster] op de zitting heeft erkend dat zij deze printer nog in haar bezit heeft en moet teruggeven. De gevorderde dwangsom zal worden bepaald op een bedrag van € 50,00 per dag en € 500,00 in totaal.
4.18.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] , omdat zij overwegend ongelijk krijgt en ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
het tegenverzoek
4.19.
Op het verzoek van [verweerster] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst hoeft niet te worden beslist, omdat [verweerster] daarbij geen (reëel) belang meer heeft. De arbeidsovereenkomst wordt immers al ontbonden op het verzoek van 1e Lijn Uitzendorganisatie met ingang van 12 mei 2021, terwijl 1e Lijn Uitzendorganisatie dat verzoek niet meer kan intrekken. Het verzoek van [verweerster] om toekenning van een billijke vergoeding hoeft daarom niet meer te worden behandeld, ook omdat daarop hiervoor al is beslist.
4.20.
Het verzoek van [verweerster] om 1e Lijn Uitzendorganisatie te veroordelen tot afgifte van loonstroken wordt afgewezen, omdat niet duidelijk is op welke loonperiode en welke loonbetaling dit verzoek ziet. Voor zover [verweerster] het standpunt inneemt dat voor iedere willekeurige loonperiode een loonstrook is vereist, wordt overwogen dat voor haar standpunt geen wettelijke grondslag bestaat (artikel 7:626 BW). Verder staat vast dat [verweerster] al enige tijd geen loon meer betaald krijgt. 1e Lijn Uitzendorganisatie kan daarvoor dus ook geen loonstroken afgeven en is daartoe ook niet gehouden. [verweerster] heeft geen verzoek gedaan om 1e Lijn Uitzendorganisatie te veroordelen tot betaling van loon.
4.21.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] , omdat haar verzoeken worden afgewezen. Die kosten zullen op nihil worden vastgesteld, gelet op de samenhang met het verzoek van 1e Lijn Uitzendorganisatie.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 12 mei 2021;
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot afgifte van de printer binnen een week na deze beschikking, op verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 500,00;
5.3.
stelt vast dat [verweerster] geen recht heeft op een transitievergoeding;
5.4.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van 1e Lijn Uitzendorganisatie tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 126,00
salaris gemachtigde € 747,00 ;
5.5.
verklaart onderdeel 5.1, 5.2 en 5.4 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het verzoek voor het overige af;
het tegenverzoek
5.7.
wijst het verzoek af;
5.8.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van 1e Lijn Uitzendorganisatie tot en met vandaag vaststelt op nihil;
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter