ECLI:NL:RBNHO:2021:4471

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
15/036550-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van poging tot moord met ontslag van rechtsvervolging en TBS met voorwaarden

Op 1 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord, mishandeling, vernieling en belediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 februari 2020 in Hoorn met voorbedachten rade een poging heeft gedaan om [de benadeelde 1] van het leven te beroven door haar in de hals te snijden met een mes. De verdachte werd echter ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de rechtbank oordeelde dat hij ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, als gevolg van een ernstige psychiatrische aandoening, namelijk schizofrenie. De rechtbank heeft de conclusies van de Pro Justitia-rapportage overgenomen, waarin werd gesteld dat de verdachte in een psychotische toestand verkeerde en zijn handelen niet aan hem kon worden toegerekend.

Voor de andere bewezen verklaarde feiten, waaronder mishandeling en vernieling, werd de verdachte wel schuldig verklaard, maar zonder oplegging van een straf of maatregel, omdat hij verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft besloten om de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op te leggen, waarbij de verdachte zich moet houden aan verschillende voorwaarden, waaronder opname in een forensisch psychiatrisch centrum en het vermijden van drugs en alcohol. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [de benadeelde 1], ter hoogte van € 10.586,75, als compensatie voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/036550-20 (zaak A); 15/306709-19 (zaak B); 15/287287-19 (zaak C) en 15/169978-16 (tul)
(zaken B en C zijn ter terechtzitting van 15 mei 2020 bij zaak A gevoegd)
Uitspraakdatum: 1 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[de verdachte],
geboren [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
L. Rienks en van dat wat de verdachte en de raadsman mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij
[de benadeelde 1] en van dat wat mr. M. Heimensem, advocaat te Hoorn, ter toelichting op deze vordering naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A
Primairhij op of omstreeks 9 februari 2020 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [de benadeelde 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [de benadeelde 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een (scherp) en/of puntig voorwerp, in de nek en/of de hals en/of de keel heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiairhij op of omstreeks 9 februari 2020 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [de benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een (scherp) en/of puntig voorwerp, in de nek en/of de hals en/of de keel van die [de benadeelde 1] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak B
Feit 1hij op of omstreeks 28 december 2019 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een computerscherm, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de [de benadeelde 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 2hij op of omstreeks 28 december 2019 te Hoorn [de benadeelde 2] heeft mishandeld door die [de benadeelde 2] in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen en/of met zijn, verdachtes, arm/hand in/tegen het gezicht van die [de benadeelde 2] aan te zwaaien.
Zaak C
Feit 1hij op of omstreeks 1 december 2019 in de gemeente Opmeer, in een pand (winkel) gelegen aan het [X] te Spanbroek, opzettelijk en wederrechtelijk (een of meer plank(en) van) een stelling en/of een thermometer, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [de benadeelde 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 2hij op of omstreeks 1 december 2019 in de gemeente Opmeer, te Spanbroek, opzettelijk een ambtenaar, te weten [de benadeelde 3] , hoofdagent van de politie Eenhuid Noord-Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (met noodhulpsuveillance belast), in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de/het woord(en) toe te voegen: "Vieze kankerlijer" en/of "Klootzak , althans (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is van deze zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in zaak A primair ten laste gelegde feit en de in de zaken B en C ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het in zaak A primair ten laste gelegde feit, de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de in zaak C onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van het in zaak A bewezen verklaarde primaire feit en de in zaak C onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, terwijl hij of zijn raadsman niet om vrijspraak heeft verzocht. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
[..]
4.3.2
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het in de zaak A primair ten laste gelegde feit, de in de zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de in de zaak C onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
Primairhij op 9 februari 2020 te Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [de benadeelde 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [de benadeelde 1] meermalen met een mes in de hals en/of de keel heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak B
Feit 1hij op 28 december 2019 te Hoorn opzettelijk en wederrechtelijk een computerscherm, dat aan de [de benadeelde 4] toebehoorde, heeft vernield.
Feit 2hij op 28 december 2019 te Hoorn [de benadeelde 2] heeft mishandeld door die [de benadeelde 2] in het gezicht te slaan.
Zaak C
Feit 1hij op 1 december 2019 in de gemeente Opmeer, in een winkel gelegen aan het [X] te Spanbroek, opzettelijk en wederrechtelijk planken van een stelling, die aan [de benadeelde 5] toebehoorden, heeft vernield en een thermometer, die aan [de benadeelde 5] toebehoorde, onbruikbaar heeft gemaakt.
Feit 2hij op 1 december 2019 te Spanbroek, in de gemeente Opmeer, opzettelijk een ambtenaar, te weten [de benadeelde 3] , hoofdagent van de politie Eenheid Noord-Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (met noodhulpsurveillance belast), in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Vieze kankerlijer" en "Klootzak”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Zaak A
Primair
Poging tot moord.
Zaak B
Feit 1
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Feit 2
Mishandeling.
Zaak C
Feit 1
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, en, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Feit 2
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De rechtbank heeft bij haar oordeel omtrent de strafbaarheid van de verdachte kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage die omtrent de verdachte is uitgebracht door [de deskundige 1] , psychiater, en [de deskundige 2] , GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, gedateerd 22 december 2020 (hierna: de Pro Justitia-rapportage).
De Pro Justitia-rapportage houdt – voor zover hier van belang – onder meer in:
Er is bij betrokkene sprake van een ernstige en langdurige psychiatrische aandoening, waarschijnlijk met erfelijke belasting, in de vorm van de ziekte schizofrenie met multipele episodes, waarbij de positieve symptomen (wanen, hallucinaties) momenteel in volledige remissie zijn, adequaat ingesteld op medicatie.
Tijdens de actieve episode ten tijde van het ten laste gelegde levensdelict werd betrokkenes psychose gekenmerkt door achtervolging- en grootheidswaan, vijandigheid, angst met vluchtgedrag en het idee dat anderen zijn gedachten konden lezen of weten. Daarbij ontwikkelde betrokkene de bizarre overtuiging dat het slachtoffer haar honden verkeerd behandelde waardoor zij gestraft moest worden. Uit het dossier en de verklaringen van getuigen kan afgeleid worden dat betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde levensdelict volledig psychotisch was en dit al zeker vier dagen in opbouw was.
Bij betrokkene is verder sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en van een stimulantium, te weten speed (amfetamine), in ernstige mate. Beide stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde levensdelict aanwezig, hoewel betrokkene vier dagen ervoor een voor hem geringe hoeveelheid speed had gebruikt en weinig alcohol, zodat de drugs- en alcoholscreening na aanhouding voor het ten laste gelegde negatief was. (…)
Ten aanzien van het steken dan wel snijden met het mes kan geconstateerd worden dat betrokkene in psychotische toestand verkeerde, zeker al vier dagen, waarbij hij in de greep van zijn achtervolgingswaan verkeerde en voortdurend op de vlucht was. Zijn gedrag werd volledig door zijn psychose gestuurd. Zowel voorafgaand, tijdens als na het tenlastegelegde zijn er aanwijzingen dat betrokkene in hetzelfde psychotische toestandsbeeld verkeerde. (…)
Onderzoekers menen dat betrokkene volledig waangestuurd de vervolghandelingen vanuit een pathologisch foutieve conclusie heeft verricht (messen kopen, handeling verrichten, sporen wegmaken, huis verlaten). Daarbij moet in overweging worden genomen dat betrokkene zeer waarschijnlijk ook grootheidsideeën had die zijn taak als uitvoerder van het ten laste gelegde rechtvaardigden. Hij had naar zijn mening een goede daad verricht en vertelde dit ook in direct bekennende bewoordingen aan de politie. Het opvallende instrumentele, stereotype en monotone karakter waarmee dit werd meegedeeld, ook nog ten tijde van het bespreken van het ten laste gelegde in het PBC, valt volgens onderzoekers te verklaren uit betrokkenes affectieve afstomping door de ziekte schizofrenie. Het aandeel van speedgebruik ten tijde van het tenlastegelegde schatten de onderzoekers als gering in, het was een lage dosering, vier dagen tevoren en de drugsscreening na het tenlastegelegde was negatief. Hetzelfde geldt voor het gebruik van alcohol. (...)
Onderzoekers concluderen dat het in voorgaande beschreven ten laste gelegdenietaan betrokkene kan worden toegerekendaangezien de psychose onontkoombaar en allesoverheersend zijn handelings- en keuzevrijheid inperkte.
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportage over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van de poging tot moord (zaak A) als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank acht de verdachte daarom niet strafbaar, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit betekent dat de hiervoor bewezen verklaarde poging tot moord niet aan de verdachte kan worden verweten.
De deskundigen concluderen in de Pro Justitia-rapportage dat ten tijde van het plegen van de andere bewezen verklaarde feiten (zaken B en C) de stoornis in alcoholgebruik voorop stond en dat de psychotische component en het gebruik van amfetamine minder van directe invloed op het gedrag van de verdachte lijken te zijn geweest. De deskundigen adviseren de andere feiten, gelet op de ziekelijke stoornis in alcoholgebruik, in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich ook met deze adviezen van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportage over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van de andere bewezen verklaarde feiten (zaken B en C) als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Er zijn geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte voor deze feiten volledig uitsluiten. Daarom is de verdachte voor deze feiten strafbaar. Deze worden hem in verminderde mate toegerekend.

7.Motivering van de maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte voor de poging tot moord (zaak A) de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) zal worden opgelegd, in de vorm van TBS met voorwaarden. Zij heeft gevorderd dat de rechtbank de voorwaarden stelt die door de reclassering zijn geadviseerd in het advies dat ten behoeve van de zitting van 18 mei 2021 is opgesteld door [B] , reclasseringswerker. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat de TBS dadelijk uitvoerbaar is. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal worden opgelegd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte met betrekking tot de andere bewezen verklaarde feiten (zaken B en C) schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel zoals bedoeld in artikel 9a Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het opleggen van een straf en/of maatregel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en zich geconformeerd aan de eis van de officier van justitie.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Op 9 februari 2020 is de verdachte het slachtoffer [de benadeelde 1] , een oude bekende bij wie hij vroeger een kamer huurde, tegengekomen bij de supermarkt. De verdachte gaat met haar mee naar huis. Vervolgens is de verdachte weer terug naar de supermarkt gegaan om messen te kopen. Terug in de woning van [de benadeelde 1] doet hij alsof hij gaat douchen en op het moment dat [de benadeelde 1] een handdoek voor de verdachte wil pakken, snijdt hij haar in haar keel. Daarna snijdt hij haar nogmaals in haar keel. Als de politie ter plaatse komt, zien zij dat [de benadeelde 1] een grote snijwond in haar keel heeft en dat zij nagenoeg geheel bedekt is met bloed. Zoals hierboven in het vonnis is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het ten laste gelegde feit (zaak A, poging tot moord) heeft begaan, maar dat dit hem niet kan worden toegerekend gelet op de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Verder heeft de verdachte zich, terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen, schuldig gemaakt aan een mishandeling, twee vernielingen en de belediging van een politieagent. Hierdoor heeft hij de benadeelden pijn en/of schade en hinder toegebracht.
Ten aanzien van zaak A
Zoals in het voorgaande overwogen, acht de rechtbank de verdachte niet strafbaar voor de poging tot moord (zaak A), zodat voor dat feit geen straf aan de verdachte kan worden opgelegd. Wel kan voor dit feit een maatregel aan de verdachte worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of voor dat feit aan de verdachte de maatregel van TBS moet worden opgelegd en, zo ja, in welke vorm, de hierboven besproken Pro Justitia-rapportage betrokken.
Uit deze rapportage volgt dat er op langere termijn een matig risico op herhaling van ernstig gewelddadig gedrag bestaat, indien er opnieuw sprake is van dakloosheid, drugs- en alcoholgebruik, slechte conditie en geen bescherming door antipsychotica. Om het recidivegevaar in te perken is een klinische behandeling nodig die lang genoeg van duur is en is ingericht op de behandeling van de schizofrenie in combinatie met de verslavingsbehandeling. Beide deskundigen wijzen hierbij op het belang van een forensische context waarin genoeg kennis en kunde bestaat om een definitieve delictanalyse op te stellen om hierna vanuit een signaleringsmethodiek een resocialisatie verder vorm te geven. Dit alles zal zeker langer dan een jaar in beslag nemen en er zal een bepaalde mate van beveiliging nodig zijn om eventuele ontregelingen op te vangen of om bij een terugval in drugs of alcohol de vrijheden tijdelijk in te perken. Gelet op de ernst van het feit in combinatie met de ernst van de stoornis en het recidiverisico achten de deskundigen een TBS-kader aangewezen. Een TBS met voorwaarden vinden zij haalbaar, gezien het bovenstaande en het reeds langdurige stabiele beeld en de behandelbereidheid van de verdachte. Er zal dan gestart moeten worden met een klinische fase bij een FPA of een FPK.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies (TBS met voorwaarden), opgesteld ten behoeve van de zitting van 18 mei door [B] , reclasseringswerker bij GGZ Fivoor. De heer [B] heeft het reclasseringsadvies ter terechtzitting als getuige nader toegelicht. De reclassering adviseert positief over het opleggen van TBS met voorwaarden. De reclassering ziet problemen op veel leefgebieden, wat de kans op recidive hoog maakt. Alleen met een klinische behandeling, gericht op de behandeling van de schizofrenie in combinatie met verslavingsbehandeling, gevolgd door een vorm van begeleid wonen zal de kans op recidive afnemen. Met goede medicatie-inname, psychosociale begeleiding en sociaal-maatschappelijke ondersteuning wordt de kans op een nieuw agressief delict als matig ingeschat. De verdachte heeft met name behandeling en begeleiding nodig voor zijn psychosociaal functioneren, maar eveneens bij het vinden van werk, een woning en het opbouwen van een stabiel netwerk. Ondanks het feit dat een eerder reclasseringstoezicht niet succesvol is verlopen, verwacht de reclassering dat de verdachte zich bij TBS met voorwaarden en met een concreet plan van aanpak wel aan de afspraken kan houden. Er worden tien bijzondere voorwaarden geadviseerd, waaronder opname in [FPA] (of een soortgelijke instelling). De heer [B] heeft ter terechtzitting medegedeeld dat de verdachte op 1 juni 2021 in [FPA] kan worden opgenomen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de verdachte zich bereid heeft verklaard tot medewerking aan de geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. Nu voornoemde psychiater en psycholoog tot een eensluidend advies komen, welk advies de rechtbank gedegen voorkomt, en de officier van justitie en de raadsman zich in dit advies kunnen vinden, zal de rechtbank aan de verdachte voor het in zaak A primair bewezen verklaarde feit de maatregel van TBS opleggen, in de vorm van TBS met voorwaarden. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden stellen. Bij de verdachte is sprake van een hoog recidiverisico indien de verdachte niet wordt behandeld. Met de juiste ondersteuning en behandeling wordt dit risico als matig ingeschat. TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit voornoemd rapport van de reclassering komt naar voren dat de verdachte bereid is om medewerking te verlenen aan het plan van aanpak zoals genoemd in het rapport. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2021 verklaard dat hij de noodzaak tot behandeling inziet en bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 6 juncto lid 7 van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de maatregel van TBS dadelijk uitvoerbaar is. Aan de wettelijke voorwaarden hiervoor is voldaan, aangezien er zonder de noodzakelijke behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte op termijn wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Geen oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen, omdat zij deze maatregel niet passend acht in deze zaak. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel en de strekking van deze maatregel is om de samenleving te beschermen tegen daders van zware geweldsdelicten en zedendelicten en ervoor te zorgen dat delinquenten met een hoog recidiverisico met het oog op de veiligheid van de samenleving langdurig – en indien noodzakelijk zelfs levenslang – onder toezicht kunnen blijven staan teneinde dreigende recidive te signaleren. De rechtbank is van oordeel dat het langdurig onder toezicht stellen van de verdachte niet noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank heeft hierbij gelet op de hiervoor genoemde Pro Justitia-rapportage, waaruit niet volgt dat de verwachting is dat langdurig toezicht als bedoeld in artikel 38z Sr noodzakelijk is of dat het toezicht binnen de maximale termijn van negen jaar bij de TBS-maatregel niet zal volstaan.
Ten aanzien van de zaken B en C
Zoals in het voorgaande overwogen, acht de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor de andere bewezen verklaarde feiten (zaken B en C). De rechtbank zal ten aanzien van deze feiten, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel. De rechtbank acht het niet opportuun om naast de maatregel van TBS voor de andere bewezen verklaarde feiten nog een straf of maatregel aan de verdachte op te leggen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [de benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.282,75 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het in zaak A primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij de vordering vermeerderd met € 304,- aan materiële schade. De gestelde materiële schade van € 1.537,75 bestaat uit de volgende posten:
- fysiotherapiekosten (€ 625,-);
- kosten voor de hondenopvang (€ 99,-);
- eigen bijdrage zorgverzekering (€ 173,05);
- apotheekkosten (€ 49,75);
- kosten voor het vervangen van het cilinderslot en een nieuwe sleutel (€ 172,95);
- de eigen bijdrage voor het CAK (WMO-ondersteuning) (€ 304,-);
- kosten voor oefentherapie (€ 114,-).
De gestelde immateriële schade van € 9.049,- bestaat uit zowel fysiek als psychisch letsel.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schadeposten rechtstreeks voortvloeien uit het in zaak A primair bewezen verklaarde feit en voldoende zijn onderbouwd. Deze schadeposten, die door de verdediging niet zijn weersproken, zullen dan ook worden toegewezen.
De rechtbank komt vergoeding van de immateriële schade van € 9.049,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, alsmede op de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend. Ook deze post is door de verdediging niet weersproken.
De vordering van € 10.586,75 zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 500,-.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes in zaak A primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot moord] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 11 december 2017 in de zaak met parketnummer 15/169978-16 heeft de politierechter te Noord-Holland de verdachte ter zake van mishandeling, begaan tegen zijn moeder, en vernieling, op tegenspraak veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 25 december 2017 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie nog geen drie maanden geëindigd.
De officier van justitie heeft bij vordering van 2 december 2019 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering niet gehandhaafd, maar verzocht deze af te wijzen gelet op haar eis om aan de verdachte de maatregel van TBS op te leggen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen, omdat zij toewijzing van de vordering niet opportuun acht, nu aan de verdachte de maatregel van TBS wordt opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 37a, 38, 38a, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het in zaak A primair ten laste gelegde feit en de in zaak B en C ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Zaak A, primair: poging tot moord.
Zaak B
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Feit 2: mishandeling.
Zaak C
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, en, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart de verdachte voor het in zaak A primair bewezen verklaarde feit niet strafbaar en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Verklaart de verdachte strafbaar voor de in zaken B en C bewezen verklaarde feiten.
TBS met voorwaarden
Gelast dat de verdachte voor het in zaak A primair bewezen verklaarde feit ter beschikking wordt gesteld.
Stelt daarbij als
algemene voorwaardebetreffende het gedrag dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt daarbij als
bijzondere voorwaardenbetreffende het gedrag dat de verdachte:
- meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat de verdachte:
• zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
• een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen;
• zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
• de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
• meewerkt aan huisbezoeken;
• de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
• zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
• meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
- meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
- niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie.
- zich laat opnemen bij [GGZ] , locatie [FPA] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start op 1 juni 2021. De verdachte zal met DV&O naar [FPA] worden gebracht.Mocht er nog geen opnameruimte zijn op de FPA, zal er gezocht worden naar een andere plek ter overbruggingszorg. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- zich, na de klinische opname, laat behandelen door [GGZ] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- na de klinische opname, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [de benadeelde 1] , geboren [Y] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- zich niet bevindt in de gemeente Hoorn (zie kaartje op pagina 5 van het reclasseringsadvies TBS met voorwaarden), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De verdachte werkt desgewenst mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Gezien de ernst van het delict is er bij dit locatieverbod sprake van politie-opvolging. De inzet van elektronische controle zal op een nader moment bepaald worden door de reclassering en is afhankelijk van het verloop van de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering om de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel
Bepaalt dat aan de verdachte voor de in zaken B en C bewezen verklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[de benadeelde 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 10.586,75 [tienduizend vijfhonderdzesentachtig euro en vijfenzeventig cent], bestaande uit € 1.537,75 als vergoeding voor de materiële en € 9.049,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op
€ 500,- [vijfhonderd euro], en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[de benadeelde 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 10.586,75 [tienduizend vijfhonderdzesentachtig euro en vijfenzeventig cent], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 87 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland in de zaak met parketnummer 15/169978-16 opgelegde voorwaardelijke straf.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Beek, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en mr. B. de Wilde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juni 2021.
mr. J. van Beek en mr. B. de Wilde zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.