7.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Op 9 februari 2020 is de verdachte het slachtoffer [de benadeelde 1] , een oude bekende bij wie hij vroeger een kamer huurde, tegengekomen bij de supermarkt. De verdachte gaat met haar mee naar huis. Vervolgens is de verdachte weer terug naar de supermarkt gegaan om messen te kopen. Terug in de woning van [de benadeelde 1] doet hij alsof hij gaat douchen en op het moment dat [de benadeelde 1] een handdoek voor de verdachte wil pakken, snijdt hij haar in haar keel. Daarna snijdt hij haar nogmaals in haar keel. Als de politie ter plaatse komt, zien zij dat [de benadeelde 1] een grote snijwond in haar keel heeft en dat zij nagenoeg geheel bedekt is met bloed. Zoals hierboven in het vonnis is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het ten laste gelegde feit (zaak A, poging tot moord) heeft begaan, maar dat dit hem niet kan worden toegerekend gelet op de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Verder heeft de verdachte zich, terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen, schuldig gemaakt aan een mishandeling, twee vernielingen en de belediging van een politieagent. Hierdoor heeft hij de benadeelden pijn en/of schade en hinder toegebracht.
Ten aanzien van zaak A
Zoals in het voorgaande overwogen, acht de rechtbank de verdachte niet strafbaar voor de poging tot moord (zaak A), zodat voor dat feit geen straf aan de verdachte kan worden opgelegd. Wel kan voor dit feit een maatregel aan de verdachte worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of voor dat feit aan de verdachte de maatregel van TBS moet worden opgelegd en, zo ja, in welke vorm, de hierboven besproken Pro Justitia-rapportage betrokken.
Uit deze rapportage volgt dat er op langere termijn een matig risico op herhaling van ernstig gewelddadig gedrag bestaat, indien er opnieuw sprake is van dakloosheid, drugs- en alcoholgebruik, slechte conditie en geen bescherming door antipsychotica. Om het recidivegevaar in te perken is een klinische behandeling nodig die lang genoeg van duur is en is ingericht op de behandeling van de schizofrenie in combinatie met de verslavingsbehandeling. Beide deskundigen wijzen hierbij op het belang van een forensische context waarin genoeg kennis en kunde bestaat om een definitieve delictanalyse op te stellen om hierna vanuit een signaleringsmethodiek een resocialisatie verder vorm te geven. Dit alles zal zeker langer dan een jaar in beslag nemen en er zal een bepaalde mate van beveiliging nodig zijn om eventuele ontregelingen op te vangen of om bij een terugval in drugs of alcohol de vrijheden tijdelijk in te perken. Gelet op de ernst van het feit in combinatie met de ernst van de stoornis en het recidiverisico achten de deskundigen een TBS-kader aangewezen. Een TBS met voorwaarden vinden zij haalbaar, gezien het bovenstaande en het reeds langdurige stabiele beeld en de behandelbereidheid van de verdachte. Er zal dan gestart moeten worden met een klinische fase bij een FPA of een FPK.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies (TBS met voorwaarden), opgesteld ten behoeve van de zitting van 18 mei door [B] , reclasseringswerker bij GGZ Fivoor. De heer [B] heeft het reclasseringsadvies ter terechtzitting als getuige nader toegelicht. De reclassering adviseert positief over het opleggen van TBS met voorwaarden. De reclassering ziet problemen op veel leefgebieden, wat de kans op recidive hoog maakt. Alleen met een klinische behandeling, gericht op de behandeling van de schizofrenie in combinatie met verslavingsbehandeling, gevolgd door een vorm van begeleid wonen zal de kans op recidive afnemen. Met goede medicatie-inname, psychosociale begeleiding en sociaal-maatschappelijke ondersteuning wordt de kans op een nieuw agressief delict als matig ingeschat. De verdachte heeft met name behandeling en begeleiding nodig voor zijn psychosociaal functioneren, maar eveneens bij het vinden van werk, een woning en het opbouwen van een stabiel netwerk. Ondanks het feit dat een eerder reclasseringstoezicht niet succesvol is verlopen, verwacht de reclassering dat de verdachte zich bij TBS met voorwaarden en met een concreet plan van aanpak wel aan de afspraken kan houden. Er worden tien bijzondere voorwaarden geadviseerd, waaronder opname in [FPA] (of een soortgelijke instelling). De heer [B] heeft ter terechtzitting medegedeeld dat de verdachte op 1 juni 2021 in [FPA] kan worden opgenomen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de verdachte zich bereid heeft verklaard tot medewerking aan de geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. Nu voornoemde psychiater en psycholoog tot een eensluidend advies komen, welk advies de rechtbank gedegen voorkomt, en de officier van justitie en de raadsman zich in dit advies kunnen vinden, zal de rechtbank aan de verdachte voor het in zaak A primair bewezen verklaarde feit de maatregel van TBS opleggen, in de vorm van TBS met voorwaarden. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden stellen. Bij de verdachte is sprake van een hoog recidiverisico indien de verdachte niet wordt behandeld. Met de juiste ondersteuning en behandeling wordt dit risico als matig ingeschat. TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit voornoemd rapport van de reclassering komt naar voren dat de verdachte bereid is om medewerking te verlenen aan het plan van aanpak zoals genoemd in het rapport. Ook heeft de verdachte ter terechtzitting van 18 mei 2021 verklaard dat hij de noodzaak tot behandeling inziet en bereid is zich te houden aan de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 6 juncto lid 7 van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de maatregel van TBS dadelijk uitvoerbaar is. Aan de wettelijke voorwaarden hiervoor is voldaan, aangezien er zonder de noodzakelijke behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte op termijn wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Geen oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen, omdat zij deze maatregel niet passend acht in deze zaak. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel en de strekking van deze maatregel is om de samenleving te beschermen tegen daders van zware geweldsdelicten en zedendelicten en ervoor te zorgen dat delinquenten met een hoog recidiverisico met het oog op de veiligheid van de samenleving langdurig – en indien noodzakelijk zelfs levenslang – onder toezicht kunnen blijven staan teneinde dreigende recidive te signaleren. De rechtbank is van oordeel dat het langdurig onder toezicht stellen van de verdachte niet noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank heeft hierbij gelet op de hiervoor genoemde Pro Justitia-rapportage, waaruit niet volgt dat de verwachting is dat langdurig toezicht als bedoeld in artikel 38z Sr noodzakelijk is of dat het toezicht binnen de maximale termijn van negen jaar bij de TBS-maatregel niet zal volstaan.
Ten aanzien van de zaken B en C
Zoals in het voorgaande overwogen, acht de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar voor de andere bewezen verklaarde feiten (zaken B en C). De rechtbank zal ten aanzien van deze feiten, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel. De rechtbank acht het niet opportuun om naast de maatregel van TBS voor de andere bewezen verklaarde feiten nog een straf of maatregel aan de verdachte op te leggen.