ECLI:NL:RBNHO:2021:4397
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming inzake individuele inkomenstoeslag en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 17 mei 2021, staat de aanvraag van eiseres om een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet centraal. Eiseres had op 10 oktober 2019 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Na een herziening van het besluit op 5 december 2019, waarbij de afwijzing werd gehandhaafd, heeft verweerder op 28 februari 2020 alsnog de individuele inkomenstoeslag toegekend. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift, waarna verweerder op 6 april 2020 het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaarde en geen dwangsom verschuldigd achtte.
De rechtbank oordeelt dat het besluit van 28 februari 2020 niet als een primair besluit kan worden gekwalificeerd, maar als een besluit op bezwaar, waartegen beroep openstaat. De rechtbank stelt vast dat verweerder op het moment van ingebrekestelling al volledig aan de bezwaren van eiseres tegemoet was gekomen, waardoor er geen aanleiding was voor een dwangsom. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 6 april 2020 en bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank wijst erop dat de proceskostenvergoeding in deze zaak niet aan de orde is, omdat deze al in een andere gelijktijdig behandelde zaak is toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om de proceskostenvergoeding correct te behandelen in bezwaarprocedures. De rechtbank bevestigt dat een onjuist besluit nog steeds een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).