ECLI:NL:RBNHO:2021:4395
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluitvorming inzake niet-ontvankelijkheid bezwaar en dwangsom in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 juli 2019, waarbij een maatregel van 100% over drie maanden was opgelegd. Eiseres diende op 1 augustus 2019 een bezwaarschrift in en stelde verweerder op 10 januari 2020 in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Verweerder trok het besluit van 25 juli 2019 in bij besluit van 23 januari 2020, maar verklaarde het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk in een later besluit van 27 februari 2020. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank oordeelde dat het besluit van 23 januari 2020 niet als primair besluit, maar als een besluit op bezwaar moet worden beschouwd. Dit betekende dat er al op het bezwaar was beslist, waardoor het verzoek van verweerder aan eiseres om haar bezwaar in te trekken niet meer mogelijk was. De rechtbank vernietigde het besluit van 27 februari 2020, omdat dit niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar niet kon standhouden. De rechtbank oordeelde verder dat verweerder wel proceskosten en wettelijke rente aan eiseres moest vergoeden, omdat dit in het eerdere besluit was nagelaten.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van 27 februari 2020, en droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.