ECLI:NL:RBNHO:2021:4384

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
AWB-20_2269
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verhuiskostenvergoeding op grond van Wmo 2015 wegens gebrek aan medische noodzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). De aanvraag werd afgewezen door verweerder, omdat eiseres op het moment van de aanvraag haar probleem met zelfredzaamheid al op eigen kracht had opgelost door te verhuizen naar een gelijkvloerse woning. Eiseres had eerder een verhuisindicatie gekregen, maar verweerder stelde dat dit niet gelijkstond aan een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo.

De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag niet had kunnen afwijzen op basis van de genoemde verordening, omdat er geen gedegen onderzoek was verricht naar de noodzaak van de gevraagde voorziening. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het besluit van verweerder werd vernietigd, werd er een medisch advies aangevraagd bij Argonaut Advies B.V. Dit advies concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor een verhuizing of een traplift, wat verweerder leidde tot de afwijzing van de aanvraag voor verhuiskostenvergoeding.

Eiseres voerde aan dat de eerdere verhuisindicatie wel degelijk een medische noodzaak impliceerde, maar de rechtbank oordeelde dat de verhuisindicatie niet automatisch leidde tot een recht op verhuiskostenvergoeding. De rechtbank concludeerde dat het advies van Argonaut zorgvuldig was en dat er geen medische stukken waren overgelegd die de juistheid van het advies betwistten. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag op goede gronden had afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2269

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.S. Eisenberger),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard, verweerder
(gemachtigde: A. Visser).

Procesverloop

In het besluit van 27 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het hiertegen door eiseres ingestelde beroep heeft de rechtbank bij uitspraak van 29 november 2019 gegrond verklaard. Daarbij is het besluit van 16 juli 2018 vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
In het nieuwe besluit van 3 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid op 2 februari 2021 plaatsgevonden via een beeldverbinding (skype).
Namens eiseres heeft daaraan deelgenomen mr. H.S. Eisenberger en namens verweerder A. Visser en H. Kwakman.

Overwegingen

1. Eiseres is begin 2018 verhuisd van een eengezinswoning, met een trap, naar een appartement met een lift. Op 24 januari 2018 heeft zij een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten op grond van de Wmo. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen. Als grond voor de afwijzing heeft verweerder vermeld dat eiseres, gelet op artikel 9, tweede lid, onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Heerhugowaard (hierna: de Verordening), op het moment dat zij de voorziening aanvroeg haar probleem met de zelfredzaamheid (traplopen) al op eigen kracht had opgelost. Zij was ten tijde van de aanvraag al verhuisd naar een gelijkvloerse woning en had daarmee verweerder de mogelijkheid onthouden om een gedegen onderzoek te verrichten.
2. De rechtbank heeft in de uitspraak van 29 november 2019 geoordeeld dat verweerder de aanvraag niet heeft kunnen afwijzen op de grond van artikel 9, tweede lid, onder a van de Verordening. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat verweerder had nagelaten een onderzoek in te stellen naar de noodzakelijkheid van de gevraagde voorziening. Het betoog van verweerder dat eiseres het onmogelijk heeft gemaakt dat onderzoek uit te voeren door de verhuizing al te realiseren, is daarbij door de rechtbank niet gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet viel in te zien dat het onderzoek niet alsnog kon worden uitgevoerd. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de voorgeschiedenis met eiseres en de in het dossier voor verweerder beschikbare gegevens.
3. Verweerder heeft vervolgens een medisch advies aangevraagd bij Argonaut Advies B.V. Argonaut heeft op 17 februari 2020 advies uitgebracht. Daarin wordt geconcludeerd dat aannemelijk is dat er bij eiseres wel beperkingen bestonden in het traplopen, maar dat een medische noodzaak voor een verhuizing of een traplift niet is te onderbouwen. Eiseres werd en wordt wel in staat geacht om de trap op een rustig tempo enkele malen per dag te kunnen overbruggen
.Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, onder verwijzing naar het advies van Argonaut, op het standpunt gesteld dat er vanwege het ontbreken van een medische noodzaak geen verhuiskostenvergoeding wordt toegekend.
4. Eiseres voert in beroep aan dat het bestreden besluit in strijd met het recht is genomen. Eiseres betoogt dat verweerder in december 2017 op een melding van een hulpvraag van haar een maatwerkvoorziening heeft toegekend in de vorm van een verhuisindicatie, omdat zij daar, met recht, op medisch objectieve gronden voor in aanmerking kwam. Eiseres wijst erop dat de rechtbank in de eerdere uitspraak is uitgegaan van de juistheid daarvan. De medische noodzaak om te verhuizen stond dus al vast. Verder wordt opgemerkt dat verweerder ook in de eerdere procedure niet vond dat een verhuisvergoeding haar niet toekwam op grond van het ontbreken van een medische noodzaak. De afwijzingsgrond was immers dat zij op eigen kracht het gebrek aan zelfredzaamheid al had weten op te lossen.
5. Deze beroepsgrond slaagt niet. De eerder toegekende verhuisindicatie is niet gelijk te stellen met een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo. De verhuisindicatie is gebaseerd op de Verordening en de beleidsregels huisvestingsindicatie. Dat die aanvraag loopt via de afdeling Wmo maakt nog niet dat sprake is van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo. Toekenning van een verhuisindicatie betekent ook niet automatisch dat er een medische noodzaak is voor toekenning van een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wmo. Daarvoor gelden immers andere criteria. Verweerder heeft dus terecht en ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 29 november 2019, Argonaut de opdracht gegeven een medisch onderzoek in te stellen ter vaststelling of sprake is van een medische noodzaak. De uitkomst van dat medisch onderzoek is van belang voor de vaststelling of de verhuizing kwalificeert als een maatwerkvoorziening in de zin van de Wmo.
6. Op grond van vaste rechtspraak mag verweerder zich bij het nemen van besluiten in Wmo-zaken baseren op een medisch advies als dit zorgvuldig tot stand is gekomen, inzichtelijk is en begrijpelijk is gemotiveerd. Het is dan vervolgens aan de aanvrager om door middel van medische stukken aannemelijk te maken dat het medische advies niet klopt.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het advies van Argonaut aan de genoemde criteria. Het advies is gebaseerd op een door Argonaut verricht onderzoek, bestaande uit een spreekuur en dossieronderzoek. Daarnaast is aanvullende medische informatie opgevraagd bij de huisarts. Alle medische informatie is kenbaar betrokken bij de beoordeling en alle klachten van eiseres zijn meegenomen in de beoordeling. Van de kant van eiseres zijn geen medische stukken overgelegd die onderbouwen dat het advies van Argonaut niet juist is of dat wel degelijk sprake was van ernstige ergonomische belemmeringen. De enkele stelling van eiseres dat grote vraagtekens zijn te plaatsen bij de aannemelijkheden van Argonaut ten aanzien van de beperkingen van eiseres eind 2017 is onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van het advies. Daarbij komt dat in het advies is opgemerkt dat het beoordelen van een medische situatie achteraf moeizaam is en dat louter kan worden gevaren op de gegevens van destijds en het beloop van de medische situatie. Zoals ter zitting ook door verweerder toegelicht is daarmee verklaard dat het advies in termen van aannemelijkheid is geformuleerd.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een verhuiskostenvergoeding op grond van de Wmo 2015 op goede gronden afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2021.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.