ECLI:NL:RBNHO:2021:4343

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
HAA 20_3159
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor de bouw en exploitatie van een biomassacentrale in Diemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2021 uitspraak gedaan over de vergunningverlening voor de bouw en exploitatie van een biomassacentrale (BMC) door Vattenfall Power Generation Netherlands B.V. in Diemen. De rechtbank oordeelde dat de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) terecht vergunningen hebben verleend voor de bouw en ingebruikname van de BMC. Vattenfall had de vergunningen aangevraagd om de bestaande gascentrales op het perceel aan de Overdiemerweg te vervangen door een biomassacentrale. De rechtbank concludeerde dat de BMC voldeed aan de gestelde eisen en dat de houtpallets die als brandstof worden gebruikt, niet als afvalstof kunnen worden aangemerkt. Hierdoor was een milieueffectenrapportage niet nodig.

De rechtbank ging verder in op de bezwaren van verschillende partijen, waaronder de Coöperatie Mobilisation for the Environment en de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten Nederland, die zich zorgen maakten over de milieu-impact van de BMC. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake zou zijn van een hogere uitstoot van schadelijke stoffen dan wettelijk is toegestaan. De eisers stelden dat de CO2-uitstoot door het stoken van hout gevolgen heeft voor het klimaat, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de vergunningverlening. De rechtbank benadrukte dat de politieke keuze voor biomassa en de geschiktheid ervan als transitiebrandstof niet door GS in de beoordeling konden worden meegenomen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eisers gegrond, maar vernietigde zij alleen het aan de vergunning verbonden voorschrift 5, dat betrekking had op het aantal draaiuren van de ketels. De rechtbank stelde een nieuw voorschrift vast en droeg GS op het griffierecht en de proceskosten aan Vattenfall te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de juridische afwegingen rondom milieuvergunningen en de rol van de rechter in het toetsen van bestuursbesluiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/3159

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juni 2021 in de zaak tussen

Vattenfall Power Generation Netherlands B.V. te Diemen, eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. Kaajan)
en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder

(gemachtigden: mr. H.J.M. Besselink).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A.te Nijmegen (gemachtigde: J.G. Vollenbroek) en
anderen,allen te Diemen,
(gemachtigde: drs. J.G. Vollenbroek).

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (de Wnb-vergunning) voor de bouw en exploitatie van een biomassacentrale (BMC) en voor de wijziging van de aardgasgestookte centrales DM33 en DM34 en voor de HWC van de inrichting aan de Overdiemerweg 35 te Diemen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021. Namens eiseres zijn verschenen drs. [naam 1] (projectmanager), drs. [naam 2] (specialist milieu en vergunningen), mr. [naam 3] (advocaat in dienstbetrekking), bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Voorts was [naam 4] aanwezig namens RoyalHaskoningDHV.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens waren namens verweerder aanwezig M. Blondelle-Zuidema en A. Speekenbrink.
Derde-partij is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde. Tevens zijn verschenen mr. [naam 5] , mr. [naam 6] en mr. [naam 7] .
De zaak is gelijktijdig behandeld met het beroep van derde-partij en het beroep van de vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland met nummers HAA 20/3165 en HAA 20/3175.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Eiseres (hierna: Vattenfall) is voornemens binnen de bestaande inrichting op het perceel Overdiemerweg 35 te Diemen een biomassacentrale (hierna: BMC) te bouwen en in gebruik te nemen. Op het perceel exploiteert Vattenfall twee gascentrales (DM33 en DM 34) en een hulpwarmtecentrale (HWC) die bestaat uit vijf ketels. Ten behoeve van de realisatie en ingebruikname van de BMC heeft Vattenfall een Wnb-vergunning gevraagd.
1.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan Vattenfall de gevraagde Wnb-vergunning verleend, onder het stellen van voorschriften. De vergunning ziet op de gehele inrichting en voorziet specifiek in de oprichting en ingebruikneming van de BMC en de wijziging van de gascentrales (verlaging van de jaarvracht van DM33) en HWC ten behoeve van de bouw en exploitatie van de BMC.
1.3
Het dictum van het bestreden besluit luidt als volgt:
“1. De vergunning van 15 september 2015 (625102/674741) voor het gebruik van de aargasgestookte centrale van DM33 aan de Overdiemerweg 35 te Diemen wordt gecorrigeerd op een tweetal punten:
a. de maximale NOₓ-emissie van de DM33 wordt gecorrigeerd van 1.024,92 ton NOₓ per jaar naar 788,40 ton per jaar; en
b. de maximale NOₓ-emissie per ketel (HWC 4 en HWC 5) bedraagt 24.53 ton per jaar.
2. Wij verlenen Vattenfall Power Generation Netherlands B.V. hierbij een vergunning conform artikel 2.7, tweede lid Wnb voor de bouw en exploitatie van een biomassacentrale en voor de exploitatie en wijziging van de aargasgestookte centrales DM33 en DM34 en voor de HWC van de inrichting van Vattenfall aan de Overdiemerweg 35 te Diemen. De beschrijving van het project in de aanvraag, inclusief de aangeleverde AERIUS Calculator berekeningen, maakt onderdeel uit van deze vergunning.
De eerder op 25 mei 2010 afgegeven vergunning Nb-wet met kenmerk PNH 2010-31324 voor de eenheid DM34 en de op 15 september 2015 op grond van de Nb-wet afgegeven vergunning met kenmerk PNH 525102/674741 voor de eenheid DM33, inclusief de HWC, komen te vervallen op het moment dat de onder punt 2 van dit besluit genoemde biomassacentrale in gebruik wordt genomen en onderhavig besluit onherroepelijk is.
Wanneer binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning de biomassaketel niet in bedrijf is genomen, kan de vergunning door de ODNHN worden ingetrokken.
Dit besluit treedt op de dag na de datum van verzending in werking.”
Crisis- en herstelwet
2. Op grond van artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met categorie 1, onder 1.1, van bijlage I, van de Crisis- en herstelwet is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van deze wet van toepassing op deze procedure.
Maximaal aantal draaiuren
3. Het beroep van eiseres is gericht tegen het aan de Wnb-vergunning verbonden voorschrift 5 [1] , en dan met name tegen de daarin opgenomen term “gezamenlijk”. Met het voorschrift wordt substantieel en ongemotiveerd afgeweken van de aanvraag, aldus eiseres. De aanvraag voorziet in een inzet van 5600 uur per jaar voor elk van de vijf ketels die onderdeel uitmaken van de HWC. De aanvraag is na het indienen daarvan weliswaar verschillende keren aangepast, maar geen van de aanpassingen voorziet in een beperking van het aantal draaiuren per ketel van de HWC.
4. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd erkend dat de redactie van voorschrift 5 onjuist is en dat het beroep om die reden gegrond zou moeten worden verklaard. Tot een gegrondverklaring van het beroep komt het volgens verweerder ook omdat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 januari 2021 [2] moet worden geconcludeerd dat voor Vattenfall in de onderhavige situatie geen vergunningplicht meer geldt. De Wnb-vergunning is derhalve ten onrechte verleend en had moeten worden geweigerd omdat deze niet nodig is. Het bestreden besluit onder 2. (de verleende vergunning) moet dan ook worden vernietigd. Verweerder heeft de rechtbank gevraagd in deze zin zelf in de zaak te voorzien. Het bestreden besluit onder 1. wordt door de beroepen niet geraakt en kan in stand blijven, aldus verweerder.
5.1
Onder verwijzing naar de uitspraak van heden in de hiervoor genoemde beroepen met nummers HAA 20/3165 en HAA 20/3175, gaat verweerder er met zijn verzoek om de genoemde beroepen gegrond te verklaren en het bestreden besluit onder 2. (de verleende vergunning) te vernietigen er aan voorbij dat niet slechts sprake is van een aanvraag voor het in werking hebben van een BMC op basis van intern salderen, waarvoor inmiddels geen vergunning meer is vereist, maar ook van aanvragen waarin wordt gevraagd jaarlasten van diverse emissies en deposities van stoffen terug te brengen ten opzichte van de vergunde situatie in 2010 en 2015 alsmede dat deze emissies en deposities worden vastgelegd in een overzichtelijke en geïntegreerde Wnb-vergunning. Deze geïntegreerde Wnb vergunning zal, naar de rechtbank aanneemt, als referentie gaan gelden ten opzichte van eventuele hierna volgende wijzigingen in de bedrijfsvoering of aanvragen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding voor gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van het besluit onder 2. vanwege de uitspraak van de Afdeling hiervoor genoemd.
5.2
Omdat verweerder heeft erkend dat het aan de Wnb-vergunning verbonden voorschrift 5 onjuist is, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het aan het bestreden besluit verbonden voorschrift 5. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, door een nieuw voorschrift 5 aan de Wnb-vergunning te verbinden zoals in het dictum bepaald. De rechtbank bepaalt verder dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
griffierechten en proceskosten
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het aan het bestreden besluit verbonden voorschrift 5;
- verbindt aan het bestreden besluit het volgende voorschrift 5: “Het aantal draaiuren van elk van de vijf ketels van de HWC afzonderlijk bedraagt maximaal 5600 uur per jaar”;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter,
mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. D.M. de Feijter, leden, in aanwezigheid van
mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2021.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Voorschrift 5 luidt: Het aantal draaiuren van de vijf ketels van de HWC bedraagt gezamenlijk maximaal 5600 uur per jaar