ECLI:NL:RBNHO:2021:4313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
8373921 \ CV EXPL 20-2379
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht BA441 en de rol van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en British Airways Plc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht BA441 van Amsterdam naar Londen, die op 7 mei 2019 plaatsvond. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming, Mumbai, en vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, British Airways, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals opgelegde 'slot delays'.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd voor de doorwerking van deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagier recht had op compensatie, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat de vertraging niet te wijten was aan zijn eigen handelen. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de hoofdsom toe, evenals de wettelijke rente, maar wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren.

De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, aangezien de vervoerder grotendeels ongelijk kreeg. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren voor claims van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8373921 \ CV EXPL 20-2379
Uitspraakdatum: 26 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways Plc
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 31 januari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagier heeft vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Londen (Verenigd Koninkrijk) met vlucht BA441 en aansluitend van Londen naar Mumbai (India) op 7 mei 2019.
2.2.
Volgens de planning zou vlucht BA441 vanuit Amsterdam om 19:25 uur lokale tijd vertrekken en om 19:45 uur lokale tijd arriveren te Londen. De vlucht van Londen naar eindbestemming Mumbai zou vervolgens om 21:25 uur lokale tijd vertrekken en, de volgende dag, om 11:10 uur lokale tijd arriveren.
2.3.
Vlucht BA441 is met vertraging uitgevoerd. De passagier heeft de overstap gemist. De passagier is met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming gearriveerd.
2.4.
Airhelp heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij beroept zich op buitengewone omstandigheden. De vlucht is uitgevoerd met het toestel G-TTNC. Dit toestel heeft voorafgaand aan vlucht BA441 vlucht BA440 van Londen naar Amsterdam en dáárvoor vlucht BA639 van Athene naar Londen uitgevoerd. Vlucht BA639 stond 10 minuten voor de planning klaar om te vertrekken, maar werd tot 10:35 op de stand gehouden en moest daarna 35 minuten taxiën, wat werd veroorzaakt door instructies van het luchtverkeersbeheer. Vlucht BA639 kwam uiteindelijk met 21 minuten vertraging aan in Londen. Vlucht BA440 was 18 minuten na de geplande vertrektijd klaar om te vertrekken, maar kreeg latere vertrektijden, zogenaamde ‘slot delays’, opgelegd. Het toestel kwam met een vertraging van 43 minuten aan op Amsterdam. Bij vertrek had vlucht BA441 42 minuten vertraging, waarvan 21 minuten voor rekening van de vervoerder zouden kunnen komen. De andere 21 minuten zijn echter volledig te wijten aan de opgelegde slot delays. Vanwege een ‘air start equipment’ liep de vertraging nog verder op, welke tijd voor rekening van de vervoerder komt. Het toestel vertrok daarom met een vertraging van 52 minuten en is met een vertraging van 46 minuten aangekomen te Londen. Volgens de vervoerder had de passagier de aansluitende vlucht niet gemist, als de vlucht met slechts 31 minuten vertraging was aangekomen, die aan de vervoerder te wijten valt. Het missen van de aansluiting is daarmee het gevolg van de vertraging die ontstond door buitengewone omstandigheden, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders wanneer de vervoerder kan aantonen dat er sprake was van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die hij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet had kunnen voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening.
5.3. .
. De vervoerder heeft aangevoerd dat van de vertraging van vlucht BA440 in ieder geval 21 minuten is toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden, te weten opgelegde ‘slot delays’. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder een overzicht overgelegd van de ‘Central Flow Management Unit’ (CFMU), waaruit blijkt dat het toestel latere vertrektijden kreeg opgelegd. Voorts heeft de vervoerder de ‘flight record’ overgelegd van vlucht BA440. De kantonrechter stelt vast dat in deze ‘flight record’ bij de ‘delay codes’ en de ‘delay code descriptions’ geen melding wordt gemaakt van ‘slot delays’. Overigens heeft de vervoerder wel aangevoerd dat er op de luchthaven van Athene sprake was van problemen met de capaciteit en dat op de luchthaven van Amsterdam sprake was van een nieuw ‘electronic flight strip system’, maar ten aanzien van de luchthaven van Londen heeft de vervoerder niet toegelicht wat de reden was van de ‘slot delays’. Niet uitgesloten kan worden dat het wachten op de ‘air start equipment’ of het niet op tijd gereed zijn van het toestel om op het geplande tijdstip te vertrekken ertoe heeft geleid dat het toestel een nieuw “slot” heeft moeten aanvragen. De wachttijd op de ‘air start equipment’ is volgens de vervoerder niet aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het niet op tijd gereed zijn van het toestel voor de uitvoering van vlucht BA440 toe te schrijven is aan een buitengewone omstandigheid. Voor zover de vervoerder zich beroept op doorwerking van een buitengewone omstandigheid op de voorgaande vlucht (BA639), heeft de vervoerder dit onvoldoende onderbouwd. Volgens de vervoerder zou het toestel voorafgaand aan vlucht BA639 tot 10:35 uur op de ‘stand’ zijn gehouden en moest het daarna 35 minuten taxiën ten gevolge van instructies door het luchtverkeersbeheer. De vervoerder heeft in dit verband de ‘flight record’ van vlucht BA639 overgelegd. De vervoerder heeft echter niet toegelicht wat de gebruikelijke tijdsduur is voor het taxiën en evenmin is in de ‘flight record’ van vlucht BA639 melding gemaakt van instructies van het luchtverkeersbeheer waardoor het toestel tot 10.35 uur op de ‘stand’ moest blijven of waardoor de tijd voor het taxiën langer zou duren.
5.4.
De vervoerder heeft bij dupliek nog een ‘Traffic Manager’s Log’ overgelegd. De vervoerder heeft simpelweg verwezen naar deze productie, zonder nader toe te lichten op welke passages daaruit hij een beroep doet. De vervoerder heeft slechts vermeld dat hiernaar wordt verwezen in productie A1, te weten een intern rapport dat de vervoerder bij de conclusie van antwoord heeft overgelegd. De vervoerder heeft echter niet toegelicht waar in het interne rapport wordt verwezen naar de ‘Traffic Manager’s Log’ op welke manier hiermee wordt onderbouwd dat sprake was van buitengewone omstandigheden. Het is uitdrukkelijk niet de taak van de kantonrechter om zelfstandig in de stukken te zoeken naar de onderbouwing van het verweer van de vervoerder ten aanzien van de gestelde buitengewone omstandigheden.
5.5.
Al met al kan een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden niet slagen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen, dan wel te beperken.
5.6.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 248,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter