ECLI:NL:RBNHO:2021:4305

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
8987102
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake geldlening en proceskosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, aangeduid als [opposant] en [geopposeerde], die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden van 2015 tot september 2019. [geopposeerde] had eerder een vordering ingesteld tegen [opposant] voor een bedrag van € 3.940,32, gebaseerd op een veronderstelde geldleningsovereenkomst. [opposant] was niet verschenen op de zitting en werd bij verstek veroordeeld op 2 december 2020.

Na het indienen van een verzet op 4 januari 2021, vond er op 29 april 2021 een zitting plaats. Tijdens deze zitting heeft [opposant] betwist dat er een geldleningsovereenkomst was gesloten en heeft zij aangevoerd dat zij haar deel van de kosten had voldaan door middel van andere betalingen, zoals boodschappen en gezamenlijke uitjes. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld.

De kantonrechter oordeelde dat [geopposeerde] niet voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er een geldleningsovereenkomst was. Gezien de gemotiveerde betwisting door [opposant] en het gebrek aan bewijs van [geopposeerde], werd het verzet gegrond verklaard. Het verstekvonnis werd vernietigd en de oorspronkelijke vordering werd afgewezen. Tevens werd [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die door [opposant] zelf moesten worden gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8987102 \ CV EXPL 21-458
Uitspraakdatum: 26 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[opposant]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr. J.L. Scheltens
tegen
[geopposeerde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in het verzet
verder te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers

1.Het procesverloop

1.1.
[geopposeerde] heeft bij inleidende dagvaarding van 29 september 2020 een vordering ingesteld tegen [opposant] .
1.2.
[opposant] is niet verschenen, waarna [opposant] bij verstekvonnis van 2 december 2020 is veroordeeld.
1.3.
Bij dagvaarding van 4 januari 2021 is [opposant] in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.4.
Op 29 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [geopposeerde] bij fax van 28 april 2021 een eis vermeerdering en nadere stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad gedurende zeven jaar. Vanaf 2015 zijn partijen gaan samenwonen tot en met augustus/september 2019.
2.2.
Partijen hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[geopposeerde] heeft bij inleidende dagvaarding van [opposant] betaling gevorderd van € 3.940,32 te vermeerderen met de wettelijke rente. [geopposeerde] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat partijen een geldleenovereenkomst zijn overeengekomen om diverse kosten te betalen waaronder de huur en jaarrekeningen van water- energie en afval van de woning waar partijen hebben samengewoond. Ook hebben partijen afgesproken dat [opposant] haar eigen telefoonabonnement zou betalen. [opposant] zou maandelijks een bedrag van € 50,00 aflossen.
3.2.
[opposant] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van € 3.472,82 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.422,70 vanaf 29 september 2020.
3.3.
[opposant] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Daartoe voert [opposant] aan dat zij niets meer verschuldigd is aan [geopposeerde] . Er is geen sprake van een geldleenovereenkomst tussen partijen. [opposant] heeft niet ingeschreven gestaan in de woning van [geopposeerde] , noch is zij met hem gehuwd geweest noch is zij met hem een geregistreerd partnerschap aangegaan. Zowel de huurwoning als de overeenkomsten voor de levering van gas, licht en water staan op naam van [geopposeerde] . Voor haar deel van de kosten tijdens de samenleving heeft zij genoeg betaald door maandelijks de boodschappen te betalen en de gezamenlijke uitjes. Daarnaast heeft [opposant] , zelfs nadat de relatie was beëindigd, nog geld betaald aan [geopposeerde] om hem te helpen.

4.De beoordeling

4.1.
[geopposeerde] stelt zich op het standpunt dat [geopposeerde] en [opposant] een geldleenovereenkomst hebben gesloten. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [geopposeerde] naar overzichten van een telefoonabonnement, energierekeningen, huurbetalingen, ontvangen huurtoeslag, correspondentie tussen [geopposeerde] en [opposant] en een handgeschreven optelling van de kosten. De kantonrechter oordeelt als volgt. [opposant] heeft betwist dat er een geldleenovereenkomst tussen partijen is gesloten. Ter zitting heeft [opposant] aangevoerd dat zij [geopposeerde] hielp met enkele betalingen nadat hij had aangegeven dat hij niet rondkwam. Deze stelling wordt ondersteund door de correspondentie tussen partijen waarin [opposant] aangeeft dat de kosten [geopposeerde] eigen verantwoording is. [geopposeerde] heeft – na de gemotiveerde betwisting van [opposant] – niets in het geding gebracht om zijn stelling nader te onderbouwen. Uit hetgeen [geopposeerde] heeft overgelegd blijkt niet dat er tussen partijen een geldleningsovereenkomst is gesloten.
4.2.
De conclusie is dat het verzet gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen.
4.3.
[geopposeerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met dien verstande dat de kosten van de verzetdagvaarding door [opposant] zelf gedragen moeten worden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 2 december 2020;
5.2.
wijst de oorspronkelijke vordering alsnog af;
5.3.
veroordeelt [geopposeerde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [opposant] worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van [opposant] ;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter