ECLI:NL:RBNHO:2021:4305
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis inzake geldlening en proceskosten
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen twee partijen, aangeduid als [opposant] en [geopposeerde], die een affectieve relatie hebben gehad en samenwoonden van 2015 tot september 2019. [geopposeerde] had eerder een vordering ingesteld tegen [opposant] voor een bedrag van € 3.940,32, gebaseerd op een veronderstelde geldleningsovereenkomst. [opposant] was niet verschenen op de zitting en werd bij verstek veroordeeld op 2 december 2020.
Na het indienen van een verzet op 4 januari 2021, vond er op 29 april 2021 een zitting plaats. Tijdens deze zitting heeft [opposant] betwist dat er een geldleningsovereenkomst was gesloten en heeft zij aangevoerd dat zij haar deel van de kosten had voldaan door middel van andere betalingen, zoals boodschappen en gezamenlijke uitjes. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld.
De kantonrechter oordeelde dat [geopposeerde] niet voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er een geldleningsovereenkomst was. Gezien de gemotiveerde betwisting door [opposant] en het gebrek aan bewijs van [geopposeerde], werd het verzet gegrond verklaard. Het verstekvonnis werd vernietigd en de oorspronkelijke vordering werd afgewezen. Tevens werd [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die door [opposant] zelf moesten worden gedragen.