In deze zaak heeft eiser, een aannemer, een vordering ingesteld tegen gedaagden, die een woning hebben laten verbouwen. De vordering betreft de betaling van twee facturen voor verrichte werkzaamheden. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat er een schikking is bereikt, waardoor eiser niets meer te vorderen heeft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat er een schikking tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van eiser voor een deel toewijsbaar is, namelijk het bedrag van € 200,00 voor de factuur 4e termijn, en dat de extra werk factuur voor een bedrag van € 6.812,30 ook toewijsbaar is. Gedaagden hebben al een bedrag van € 2.000,00 betaald, waardoor zij nog een totaalbedrag van € 7.012,30 aan eiser verschuldigd zijn. De wettelijke rente over dit bedrag is ook toegewezen, evenals de proceskosten. Gedaagden hebben een tegenvordering ingesteld wegens schade door het niet teruggeven van de huissleutel, maar deze is afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat eiser de sleutel nog heeft.