ECLI:NL:RBNHO:2021:4247

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
15/288439-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in trein tussen Den Helder en Anna Paulowna met geweld en bedreiging

Op 25 mei 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak vond plaats in een trein tussen Den Helder en Anna Paulowna op 13 november 2020. De verdachte heeft het slachtoffer, een vrouw, klemgezet en met geweld gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 11 mei 2021 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 13 november 2020 door geweld en bedreiging het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan het slachtoffer wegens immateriële schade, en is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen blijk gegeven van berouw en er zijn geen omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de straffen die doorgaans worden opgelegd voor verkrachting in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, gezien de omstandigheden waaronder het misdrijf heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/288439-20
Uitspraakdatum: 25 mei 2021
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 mei 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
niet ingeschreven op enig adres in de basisregistratie personen,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. E. Visser en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 13 november 2020 in een trein tussen het station te Den Helder en het station te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten:
- het met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) binnendringen in de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten van de vagina van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit het een en/of meermalen:
- in de trein naast die [slachtoffer] zitten en/of zijn, verdachtes, voet(en) tegen de deur van het toilet zetten (zodat die [slachtoffer] niet kon weglopen en/of de weg van die [slachtoffer] versperd was) en/of
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand(en) in de broek/legging/panty van die [slachtoffer] steken en/of
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] steken en/of de vagina van die [slachtoffer] betasten (waarna die [slachtoffer] op de grond is gevallen) en/of
- de broek/legging/panty en/of onderbroek en/of laars van die [slachtoffer] uittrekken en/of naar beneden trekken en/of stuk trekken en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken;
subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 13 november 2020 in een trein tussen het station te Den Helder en het station te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, in elk geval in Nederland,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten:
- het betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of de bil(len) en/of de/het (boven)be(e)n(en) van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid (telkens) uit het een en/of meermalen:
- in de trein naast die [slachtoffer] zitten en/of zijn, verdachtes, voet(en) tegen de deur van het toilet zetten (zodat die [slachtoffer] niet kon weglopen en/of de weg van die [slachtoffer] versperd was) en/of
- ( onverhoeds) zijn, verdachtes, hand(en) in de broek/legging/panty van die [slachtoffer] steken en/of
- ( onverhoeds) met zijn, verdachtes, hand en/of vinger(s) de vagina en/of de schaamstreek en/of de bil(len) en/of de/het (boven)be(e)n(en) van die [slachtoffer] betasten (waarna die [slachtoffer] op de grond is gevallen) en/of
- de broek/legging/panty en/of onderbroek en/of laars van die [slachtoffer] uittrekken en/of naar beneden trekken en/of stuk trekken
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte kon onttrekken en/of durfde te onttrekken.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het OM ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 november 2020 in een trein tussen het station te Den Helder en het station te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon,
door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
te weten:
- het met zijn, verdachtes, vingers binnendringen in de vagina van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid uit het:
- in de trein naast die [slachtoffer] zitten en zijn, verdachtes, voet tegen de deur van het toilet zetten, zodat die [slachtoffer] niet kon weglopen en de weg van die [slachtoffer] versperd was en
- onverhoeds zijn, verdachtes, hand in de legging/panty van die [slachtoffer] steken en
- onverhoeds zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] steken (waarna die [slachtoffer] op de grond is gevallen) en
- de legging/panty en onderbroek en laars van die [slachtoffer] uittrekken en/of naar beneden trekken en/of stuk trekken en
aldus voor die [slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling met verdachte kon onttrekken.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging als uitgangspunt te nemen het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verkrachting, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de detentie in Nederland verdachte zwaar valt en dat hij na het uitzitten van zijn straf zal worden uitgezet naar Roemenië.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is in de trein naast aangeefster gaan zitten en heeft haar aangesproken. Aangeefster was hier niet van gediend en heeft een andere zitplaats gezocht. Verdachte is opnieuw naast haar gaan zitten en heeft haar de weg versperd door zijn voeten tegen de tegenover gelegen toiletdeur te zetten. Toen aangeefster opstond en over hem heen probeerde te stappen, heeft verdachte onverhoeds zijn hand in haar onderbroek gestoken en is hij met zijn vingers in haar vagina binnengedrongen. Aangeefster is ten val gekomen. Verdachte heeft daarop met grof geweld haar legging/panty, onderbroek en sokken uit- en kapot getrokken en in zijn jaszak gestopt.
Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van aangeefster. Het plotselinge seksueel geweld, dat plaatsvond op klaarlichte dag, tijdens de ochtendspits in een trein, moet aangeefster bovendien volkomen overrompeld hebben. Een dergelijke aanval, waar iemand volstrekt niet op bedacht is noch hoeft te zijn, tast het gevoel van veiligheid aan op een fundamenteel niveau. Daar komt nog bij dat een en ander zich heeft afgespeeld in het openbaar, in aanwezigheid van medepassagiers. Het kan niet anders dan dat de verkrachting voor aangeefster een beangstigende, vernederende en kwetsende ervaring is geweest. Aangeefster heeft in de door haar ingediende vordering tot schadevergoeding aangegeven dat zij in Roemenië behandeling heeft gezocht van een psycholoog om de traumatische ervaring te verwerken. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van of de gevolgen voor het slachtoffer. Dat rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 februari 2021, en het op naam van verdachte staand uittreksel uit het European Criminal Records Information System (ECRIS), gedateerd 1 februari 2021. Uit deze justitiële informatie blijkt dat verdachte weliswaar eerder door de strafrechter is veroordeeld, in zowel Roemenië als Nederland, maar dat hij niet eerder ter zake van een zedenmisdrijf met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 10 februari 2021, van [reclasseringswerker] reclasseringswerker werkzaam bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Amsterdam.
Uit dit adviesrapport komt naar voren dat verdachte, die de Roemeense nationaliteit heeft, in Nederland geen inkomen en geen huisvesting heeft en dat het hem ontbreekt aan een ondersteunend netwerk. Vanwege het ontbreken van enige binding met Nederland kan verdachte geen aanspraak maken op sociale voorzieningen en zijn er geen realistische reclasseringsmogelijkheden om adequate hulpverlening te bieden en/of toezicht te houden. Geadviseerd wordt dan ook om bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank volgt dit advies.
De rechtbank heeft gelet op de straffen die ter zake van verkrachting plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden genoemd, voor de meest voorkomende verschijningsvorm van dit strafbare feit. Hoewel daarvan in deze zaak geen sprake is, acht de rechtbank die straf passend en geboden gezien de hiervoor omschreven omstandigheden waaronder het misdrijf op klaarlichte dag op onverhoedse wijze in de trein heeft plaatsgevonden..

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft, door tussenkomst van mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding van € 10.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Daarbij is de benadeelde partij, blijkens de toelichting op de vordering, uitgegaan van het genormeerde bedrag dat hoort bij een zedenmisdrijf van letselcategorie 4 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, bij gebreke van onderbouwing van de gestelde psychische schade en psychologische behandeling, aansluiting moet worden gezocht bij letselcategorie 3 van genoemde Letsellijst, die ziet op een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, eenmalig gebeurd. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het bij deze categorie behorende schadevergoedingsbedrag van € 5.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht zich bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te beraden over de noodzaak om daarbij gijzeling te bepalen, aangezien verdachte niets bezit.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachte’s bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Uit de aard en de ernst van de normschending (verdachte heeft het slachtoffer verkracht door in een trein met zijn vingers in haar vagina binnen te dringen) en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij (zoals blijkend uit de toelichting op de vordering) leidt de rechtbank af dat sprake is van aantasting in de persoon op een andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, ook zonder dat is komen vast te staan dat daardoor in juridische zin geestelijk letsel is ontstaan.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van mening dat voor de hoogte het schadebedrag moet worden aangesloten bij letselcategorie 3 (zedenzaken) van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De bij die categorie behorende uitkering bedraagt € 5.000,-. Gelet hierop acht de rechtbank toewijzing van een bedrag van € 5.000,- redelijk en billijk. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan het deel van de vordering dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachte’s bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Voor zover de raadsman een beroep heeft gedaan op betalingsonmacht bij verdachte, overweegt de rechtbank dat met de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (wet USB) op 1 januari 2020 de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel is vervangen door gijzeling, waarvoor voorafgaande rechterlijke toestemming vereist is. In geval aannemelijk is dat sprake is van betalingsonmacht zal de verdachte geen gijzeling ondergaan (artikel 6:4:20, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering).

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 5.000,-
(vijfduizend euro)en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,- (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.C. Koelman, voorzitter,
mrs. J.J.M. Uitermark en A.M.A. Beckers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2021.
Mrs. Uitermark en Beckers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.