ECLI:NL:RBNHO:2021:4227
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag leges en hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiser, wonende te [Z], beroep ingesteld tegen een aanslag leges van € 19,70 die door de heffingsambtenaar van Cocensus was opgelegd. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het bezwaar werd door verweerder gehandhaafd. Tijdens de zitting op 1 april 2021 in Haarlem heeft eiser aangevoerd dat hij niet is gehoord, ondanks zijn verzoek om een hoorzitting in zijn bezwaarschrift. Verweerder stelde dat deze beroepsgrond te laat was aangevoerd en dat de hoorplicht niet was geschonden omdat het bezwaarschrift naar een onbevoegd orgaan was gestuurd. De rechtbank oordeelde echter dat eiser wel degelijk om een hoorzitting had gevraagd en dat verweerder dit verzoek had gemist. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht was geschonden, wat in strijd is met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast was er een geschil over de vraag of er sprake was van een belastbaar feit waarvoor leges konden worden geheven. Eiser betoogde dat de leges pas in rekening mochten worden gebracht nadat de jaarlijkse aanslag havengeld was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de leges niet in rekening mochten worden gebracht voor het in behandeling nemen van de opzegging van de ligplaatsvergunning, omdat de aanslag havengeld nog niet was opgelegd. De rechtbank vernietigde de aanslag leges en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.