ECLI:NL:RBNHO:2021:4197

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
8241249 \ CV EXPL 19-19870
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij annulering van vlucht door capaciteitsreductie luchtverkeersleiding

In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright GMBH, gevestigd te Hamburg, Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie na de annulering van een vlucht van Hamburg naar Amsterdam-Schiphol op 21 mei 2019. De annulering werd door de vervoerder gerechtvaardigd door onverwachte weersomstandigheden en defecte baanverlichting, wat leidde tot een capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding. Flightright vorderde een schadevergoeding van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad geannuleerd is en dat de vervoerder zich niet kan beroepen op de uitzonderingen van de Verordening, tenzij hij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft aangetoond dat de capaciteitsreductie door defecte baanverlichting en slechte weersomstandigheden een dergelijke buitengewone omstandigheid vormt. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen en dat de annulering niet inherent is aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Flightright afgewezen en de proceskosten voor rekening van Flightright gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 14 april 2021 door kantonrechter mr. C.E. van Oosten-van Smaalen in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8241249 \ CV EXPL 19-19870
Uitspraakdatum: 14 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar Duits recht
Flightright GMBH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 18 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[De passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Hamburg (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 21 mei 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vorderingsrecht overgedragen aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert - kort en zakelijk weergeven - aan dat de vlucht is geannuleerd vanwege onverwacht slechte weersomstandigheden in combinatie met defecte baanverlichting en de daarop getroffen veiligheidsmaatregelen door de luchtverkeersleiding, de zogenaamde capaciteitsreductie.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder betoogt dat hij te Schiphol op 21 mei 2019 te kampen kreeg met beperkt zicht. Indien men op een luchthaven te kampen krijgt met slecht zicht treden er verschillende veiligheidsprocedures in werking. De tijdsafstand tussen opvolgende vliegtuigen zal worden vergroot en er wordt gebruik gemaakt van verschillende hulpmiddelen, aldus de vervoerder. Bovenop de slechte weersomstandigheden kreeg de luchthaven ook onverwacht te kampen met defecte baanverlichting van baan 18C/36C. De luchtverkeersleiding heeft als gevolg hiervan de capaciteit drastisch naar beneden bijgesteld. Onder normale omstandigheden heeft Schiphol steeds drie banen gelijktijdig in gebruik, vanwege de genoemde omstandigheden slechts één. De luchtverkeersleiding heeft Eurocontrol verzocht om het luchtverkeer naar de luchthaven Schiphol sterk te beperken naar slechts 30 vluchten per uur, tot 07:00 uur UTC. Ook daarna is de capaciteit beperkt gebleven. Normaal ligt de capaciteit rond de 70 vluchten per uur. Eurocontrol heeft vervolgens CTOT’s (Calculated take-Off Time) aan vliegtuigen opgelegd. Indien er minder luchtverkeer kan worden uitgevoerd dan gepland heeft dit tot gevolg dat wachtrijen ontstaan. De vertragingen liepen in onderhavige geval op tot drie uur. De vervoerder heeft een aanzienlijke buffer in zijn schema. Hierdoor is hij in staat om bij een gemiddelde vertraging van 70 minuten uiteindelijk alle geplande vluchten uit te voeren, zij het met vertraging. Bij een vertraging van boven de 70 minuten is dat niet langer mogelijk en zullen vluchten geannuleerd moeten worden. Ook ten tijde van het geplande vertrek van de onderhavige rotatie (08:45 uur UTC) was slechts beperkt luchtverkeer mogelijk. Gezien de omstandigheden was de vervoerder genoodzaakt de vlucht te annuleren, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat zij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de defecte baanverlichting de capaciteit van de luchthaven naar beneden heeft bijgesteld. Uit de overgelegde verklaring van de luchtverkeersleiding volgt immers dat vanwege de ‘
technical problems with the runway lighting (runway stop bar)” sprake is geweest van reguleringen tussen 06:40 uur en 16:30 uur lokale tijd. Voorts volgt uit de overgelegde e-mail afkomstig van Schiphol: “
Due to reduced visibility procedures and a failure in the lighting of runway 18C/36C the inbound capacity is reduced to 30. We will keep you informed regarding the lighting status. (…)”. Uit bovengenoemde volgt niet expliciet dat de weersomstandigheden een rol hebben gespeeld bij de capaciteitsreductie. De kantonrechter gaat echter voorbij aan de discussie tussen partijen ten aanzien van de aanwezigheid van slechte weersomstandigheden, al dan niet tijdens de geplande aankomsttijd van de vlucht. Niet betwist is immers dat de luchtverkeersleiding de capaciteit van de luchthaven naar beneden heeft bijgesteld. Het is niet aan de kantonrechter om aan de hand van de overgelegde gegevens te beoordelen of de luchtverkeersleiding de juiste beslissing heeft genomen door de capaciteit van de luchthaven naar beneden bij te stellen en of de weersomstandigheden hierbij een rol hebben gespeeld. De luchtverkeersleiding is immers de bevoegde instantie tot het nemen van deze beslissing. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan de stelling van Flightright dat het defect aan de baanverlichting niet relevant is. Immers de luchtverkeersleiding heeft vanwege het defect besloten de capaciteit aan te passen. Alleen al uit deze beslissing volgt voldoende dat het defect aan de baanverlichting vliegveiligheidsmaatregelen behoeft.
5.6.
Daarbij heeft de vervoerder ook voldoende aannemelijk gemaakt dat hij aan de hand van de capaciteitsreductie een berekening van het effect van die omstandigheden op de bedrijsactiviteiten van de vervoerder heeft gemaakt. Aan de hand van de berekening is vastgesteld dat de de vlucht met een vertragig van meer dan 70 minuten zou aangekomen waardoor de vervoerder genoodzaakt is geweest vluchten te annuleren. Dat bij de beslissing tot het annuleren van specifieke vluchten een operationeel aspect dan wel keuze speelt, zoals Flightright stelt, betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet zonder meer dat het annuleren van vluchten als gevolg van een capaciteitsreductie inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Ook het feit dat niet de luchtverkeersleiding beslist welke vlucht geannuleerd moet worden maar de vervoerder maakt dit niet anders. Immers de vervoerder heeft geen andere keuze dan het annuleren van vluchten vanwege de capaciteitsreductie. De stelling van Flightright dat er ten tijde van de geplande aankomsttijd van de vlucht wel andere vliegtuigen zijn geland en vertrokken vanaf Schiphol maakt dit ook niet anders. De vervoerder heeft immers niet aangevoerd dat vliegverkeer niet mogelijk was, maar dat als gevolg van de capaciteitsreductie minder vliegverkeer mogelijk was. Onbetwist is dat de vervoerder er geen enkel eigen belang bij heeft om vluchten te annuleren. Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding als gevolg van de defecte baanverlichting een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.7.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat zij een buffer in haar schema heeft om vertragingen op te vangen. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat van de vervoerder in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij een grotere buffer inruimt dan 70 minuten om annuleringen op dagen met forse verstoringen te voorkomen. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder in dit geval had moeten nemen om de annulering te voorkomen. De kantonrechter wijst de vordering van Flightright dan ook af.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter