ECLI:NL:RBNHO:2021:4031

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
21/1588 en 21/1589
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in de zaken 21/1588 en 21/1589, waarin verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], bezwaar maakten tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Alkmaar op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de woning te sluiten voor de duur van één jaar, na constatering van drugshandel en overlast in de omgeving. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meenden dat de sluiting disproportioneel was en niet in overeenstemming met het beleid van de gemeente.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting van de woning, gezien de aangetroffen drugs en de rapportages van de politie. De rechter oordeelde dat de aangetroffen hoeveelheid cocaïne en de omstandigheden rondom de woning voldoende grond gaven voor de sluiting. Verzoekers voerden aan dat er geen bewijs was dat de aangetroffen substanties daadwerkelijk drugs waren, maar de voorzieningenrechter wees erop dat laboratoriumuitslagen bevestigden dat het om cocaïne ging.

De rechter concludeerde dat de burgemeester zich op het standpunt kon stellen dat er sprake was van een ernstig geval, waardoor de sluiting gerechtvaardigd was. De persoonlijke omstandigheden van verzoeker [verzoeker 1] werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd om de sluiting disproportioneel te verklaren. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, waarmee de sluiting van de woning voor de duur van één jaar gehandhaafd bleef.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/1588 en 21/1589

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2021 in de zaken tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers(gemachtigde: mr. R. Kiewitt),

en

de burgemeester van de gemeente Alkmaar, verweerder(gemachtigde: mr. E.C.W. van der Poel).

Procesverloop

In de besluiten van 7 april 2021 heeft verweerder besloten de woning aan [adres] op grond van artikel 13b van de Opiumwet met ingang van 15 april 2021 te sluiten voor de duur van één jaar.
Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij beslissing van 21 april 2021 heeft de rechtbank bepaald dat op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend de voorzieningenrechter kennis mag nemen van de niet-geanonimiseerde bestuurlijke rapportages.
Bij brief van 23 april 2021 hebben verzoekers de voorzieningenrechter toestemming verleend om uitspraak te doen mede op grond van de 8:29-stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2021. Op verzoek van verzoekers heeft de zitting plaatsgevonden met gebruikmaking van een Skype-verbinding. Verzoeker [verzoeker 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verzoeker [verzoeker 2] is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder waren tevens aanwezig mr. M. IJzerman en A. Edeler, alsmede mr. S. Smit, kantoorgenoot van verweerders gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker [verzoeker 1] woont in de huurwoning aan [adres] . Ten tijde van de besluitvorming stond zijn zoon, verzoeker [verzoeker 2] , ook op dit adres ingeschreven. Op 19 februari 2021, aangevuld op 27 maart 2021, heeft de politie Eenheid Noord-Holland een bestuurlijke rapportage opgesteld die betrekking heeft op dit adres. In deze rapportage staat het volgende.
- Er is een MMA [1] -melding gedaan voor dit adres met betrekking tot drugshandel;
- Het is de politie bekend dat in de omgeving van [straat] al langere tijd sprake is van overlast door aanloop van drugsgebruikers/kopers van drugs;
- Tijdens vier observaties die plaatsvonden tussen 23 december 2020 en 10 februari 2021 heeft de politie geconstateerd dat meerdere personen korte bezoekjes aan de woning van verzoekers brachten. Eén van de bezoekers werd nadien door de politie staande gehouden en bleek meerdere antecedenten op zijn naam te hebben met betrekking tot de Opiumwet. Van een andere bezoeker is het kenteken van de auto waarmee hij arriveerde gecontroleerd. Het kenteken bleek op naam te staan van een persoon die bekend was met drugsgebruik en mogelijk rijden onder invloed. Verder zijn twee onverzorgd uitziende bezoekers kort in de woning geweest, die aankwamen met een volle gele tas en toen zij vertrokken was deze tas leeg.
- Op 18 februari 2021 is een afvangactie door de politie gehouden, waarbij twee kopers van harddrugs zijn aangehouden. Eén van de twee heeft een verklaring afgelegd. Daarop is verzoeker [verzoeker 1] aangehouden wegens verdenking van handel in harddrugs.
- De woning van verzoekers is doorzocht en daarbij zijn, zoals blijkt uit de aanvullende rapportage van 27 maart 2021, één wit brokje van 0,6 gram en een bolletje van 5,9 gram wit poeder met brokjes cocaïne aangetroffen. Verder zijn een busje pepperspray en meerdere drugsgerelateerde zaken zoals grammen weegschalen en weed grinders aangetroffen.
In de primaire besluiten heeft verweerder op basis van deze rapportages en zijn beleid [2] besloten tot sluiting van de woning voor de duur van één jaar.
3. Verweerder heeft de rechtbank bij brief van 13 april 2021 bericht dat hij bereid is te wachten met sluiting van de woning totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
4.1
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning dan wel op bij de woning behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
4.2
Verzoekers voeren aan dat tot op heden nog niet vast staat dat de aangetroffen bolletjes met wit poeder daadwerkelijk drugs betreffen, omdat er nog geen laboratoriumuitslagen bekend zijn.
4.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat de laboratoriumuitslagen zijn vermeld in de aanvullende bestuurlijke rapportage van 27 maart 2021. Geconstateerd is dat het gaat om in totaal 6,5 gram cocaïne.
4.4
Nu de aangetroffen drugs meer bedraagt dan 0,5 gram, is in beginsel aannemelijk dat de drugs deels of geheel aanwezig waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking [3] . Daarmee staat de overtreding vast en was verweerder in beginsel bevoegd tot sluiting van de woning.
5.1
Verzoekers voeren aan dat verweerder op grond van zijn beleid in dit geval hoogstens tot een waarschuwing had kunnen komen. Er is sprake van een vondst van minder dan 50 gram harddrugs en van recidive is geen sprake. Er is dan ook sprake van een ‘minder ernstig geval’ in de zin van het beleid.
5.2
In het beleid staat, voor zover hier relevant, het volgende.
Overtreding harddrugs in woning
Sluitingstermijn
Minder ernstige gevallen
1ste overtreding: waarschuwing
2de overtreding: sluiting voor de duur van 1 jaar
3de overtreding: sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum van 2 jaar
Ernstige gevallen
1ste overtreding: sluiting voor de duur van 1 jaar
2de overtreding: sluiting voor onbepaalde tijd met een minimum van 2 jaar
Er is sprake van een ernstig geval indien wordt voldaan aan één of meer van de volgende criteria:
1. indien in een woning minimaal 50 gram harddrugs (middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet) zijn aangetroffen;
2. indien andere feiten en omstandigheden dan de aangetroffen harddrugs wijzen op de handel in harddrugs (middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet) in en vanuit een woning;
3. indien in een woning minimaal 5000 gram softdrugs (middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet) zijn aangetroffen;
4. indien er naast overtredingen van de Opiumwet in en vanuit een woning, sprake is van strafbare feiten zoals geweld, (vuur)wapens en/of munitie, waardoor de openbare orde is verstoord;
5. indien er sprake is van gevaar en/of overlast voor omwonenden, waardoor het woon- en leefklimaat is aangetast;
6. indien in de woning niet wordt gewoond;
7. indien feiten en omstandigheden wijzen op georganiseerde drugshandel, zoal de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, weegschaal, assimilatielampen en dergelijke en/of de verklaringen of meldingen van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren en dergelijke.
5.3
Verweerder stelt zich op het standpunt dat sprake is van een ernstig geval, omdat wordt voldaan aan de criteria 2, 4 en 7 van het beleid. Voor wat betreft het tweede criterium heeft verweerder gewezen op de observaties die de politie blijkens de bestuurlijke rapportage heeft gedaan en waaruit dealindicaties naar voren komen en waarin is vermeld dat een koper van drugs een verklaring heeft afgelegd, naar eigen zeggen van verweerder inhoudende dat hij de drugs heeft gekocht van [verzoeker 1] . In de bestuurlijke rapportage valt, voor zover hier relevant, daarover het volgende te lezen:

Woensdag 23 december 2020
16
uur: de politie zag [verzoeker 1] zijn woning binnen gaan. Kort hierop werd door de politie gezien dat gedurende de avond [verzoeker 1] twee korte bezoekjes bij zijn woning ontving. Dit waren bezoekjes van ongeveer twee minuten. Dit soort korte bezoekjes worden door de politie doorgaans als deal-indicatie aangemerkt. Eén van de twee bezoekers werd later door een als zodanig herkenbare opsporingsambtenaar staande gehouden en bleek een persoon te zijn met meerdere antecedenten op het gebied van de Opiumwet, waaronder het bezit van 14 XTC-pillen.
24 december 2020
Om 19.11 uur en 19.18 uur zag de politie dat [verzoeker 1] twee korte bezoekjes van enkele minuten aan de woning ontving. Uit onderzoek door de politie bleek dat de personenauto van de tweede bezoeker op naam stond van een persoon die bekend was met drugsgebruik en mogelijk rijden onder invloed. Hierover was door de politie eerder al een aandachtsvestiging opgemaakt.
15 januari 2021
De politie zag om 15.53 uur dat [verzoeker 1] kort bezoek kreeg aan de woning door twee mannen. Deze werden binnen gelaten en kwamen ongeveer 5 minuten later weer naar buiten. Een van de mannen had een volle gele tas bij zich. De opsporingsambtenaar omschreef deze mannen als onverzorgd. Nadat zij [verzoeker 1] hadden bezocht liepen ze naar buiten met een lege gele tas.
Om 17.31 uur ontving [verzoeker 1] wederom een bezoeker in zijn woning die omstreeks 17.40 uur weer de woning verliet.
10 februari 2021
Omstreeks 17.19 uur ontving [verzoeker 1] een bezoek aan zijn woning van een persoon die door de politie werd herkend als een bekende drugsgebruiker met meerdere antecedenten op het gebied van de Opiumwetgeving (Lijst 1 Opiumwet: harddrugs).
(…)

Onderzoek 18-01-21

Op 18-02-21 is er een afvangactie door de politie gehouden, waarbij er kopers zijn aangehouden. In het navolgend onderzoek werden 2 kopers van harddrugs aangehouden. Waarna [verzoeker 1] werd aangehouden als verdachte ter zake verdenking van handel in harddrugs. Een van de kopers heeft verklaard. (…)”
5.4
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekers erop gewezen dat de woning is gelegen in een portiekflat zonder galerij en dat de politie niet heeft kunnen zien vanaf de straat of de bezoekers waarover in de bestuurlijke rapportage wordt gesproken de woning van verzoekers in gingen, of dat zij een andere woning bezochten. Verweerder heeft hierover ter zitting geen duidelijkheid kunnen geven. De voorzieningenrechter gaat er vooralsnog vanuit dat dat in de bezwaarfase door verweerder nader kan worden toegelicht, al dan niet met behulp van een toelichting van de betrokken politieambtenaren. Hetzelfde geldt voor de mededeling in de bestuurlijke rapportage dat ‘een van de kopers heeft verklaard’. Die verklaring zit niet in het dossier zodat niet kan worden vastgesteld wat er is verklaard. Verzoekers betwisten verder niet dat wordt voldaan aan criterium 4 (er is een busje pepperspray aangetroffen) en criterium 7 (er zijn meerdere weegschalen, meerdere weed grinders en meerdere gripzakjes aangetroffen). Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat aan meerdere criteria van het beleid wordt voldaan en dat sprake is van een ernstig geval op grond waarvan verweerder ingevolge zijn beleid de woning bij een eerste overtreding voor de duur van één jaar kan sluiten. Van strijd met het beleid is dan ook geen sprake.
6.1
Verzoekers voeren aan dat de sluiting van de woning ook is gericht tegen de zoon van [verzoeker 1] . Op geen enkele manier is echter gebleken dat die enige wetenschap had van de gestelde handel in drugs. [verzoeker 2] heeft zijn werk en is vaak buiten de woning. Hij had dus geen zicht op hetgeen zich volgens verweerder allemaal in de woning heeft voorgedaan. Ter zitting is hieraan toegevoegd dat ook voor [verzoeker 1] de woningsluiting disproportioneel is, gelet op diens gezondheid. Daarnaast heeft de verhuurder de ontruiming van de woning gevorderd bij de kantonrechter. Gemachtigde van verzoekers vermoedt dat [verzoeker 1] op de zwarte lijst van de woningbouwcorporatie zal worden gezet. Omdat hij geen vervangende woonruimte heeft, zal hij een zwervend bestaan leiden en vreest hij voor zijn inboedel.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het open houden van de woning een ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid. In het belang van het herstel daarvan en van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving acht verweerder het noodzakelijk dat de bekendheid van de woning als een plaats waar drugs worden verhandeld, afgeleverd of verstrekt teniet wordt gedaan. Gelet op de omstandigheden van dit geval, die maken dat sprake is van een ernstig geval, stelt verweerder zich op het standpunt dat de inbreuk op het woonrecht en de persoonlijke levenssfeer gerechtvaardigd is. Ter zitting heeft verweerder in reactie op de nog aangevoerde persoonlijke omstandigheden van [verzoeker 1] aangegeven dat die omstandigheden niet van een onderbouwing zijn voorzien. [verzoeker 1] kan zich zo nodig voor opvang wenden tot de Stichting dnoDoen.
6.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat [verzoeker 1] op zitting heeft aangegeven dat zijn zoon niet meer in de woning woont. De voorzieningenrechter volgt verweerder erin dat de persoonlijke omstandigheden die de gezondheid van [verzoeker 1] betreffen tot op heden niet zijn onderbouwd. Die kunnen derhalve vooralsnog niet leiden tot het oordeel dat de sluiting disproportioneel is. Dat de ontruiming van de woning is gevorderd is ter beslissing aan de kantonrechter. Dat [verzoeker 1] (mogelijk) op een zwarte lijst van de woningbouwcorporatie zal worden geplaatst, is evenmin onderbouwd.
7. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
8. Bij deze beslissing bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Melding Misdaad Anoniem
2.“Beleidsregel Handhaving Opiumwet bij drugs in woningen en lokalen gemeente Alkmaar”
3.Zie in dit verband de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 en 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362