ECLI:NL:RBNHO:2021:4025

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
15 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _1350
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang voor het verwijderen van een bouwkeet

Op 8 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, waarin hem werd gelast om een blauwe bouwkeet te verwijderen. Dit besluit was genomen op 23 maart 2021, met een ultimatum van 25 maart 2021, en dreigde bestuursdwang toe te passen indien niet aan de last werd voldaan.

De voorzieningenrechter heeft op 24 maart 2021 het primaire besluit geschorst, omdat verweerder niet bereid was de begunstigingstermijn te verlengen. De zitting vond plaats op 1 april 2021 via beeldbellen, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker niet als woonwagenbewoner kon worden gekwalificeerd en dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond. Verzoeker voerde aan dat hij geen andere woon- of verblijfplaats had en dat er bijzondere omstandigheden waren die verweerder zouden moeten weerhouden van handhaving.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er voor verzoeker alternatieven waren voor het verblijf in de bouwkeet en dat er geen sprake was van een door verweerder gewekt vertrouwen dat hij daar mocht blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de begunstigingstermijn niet te kort was en dat er een reëel belang was bij de verwijdering van de bouwkeet. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en werd de schorsing van het primaire besluit opgeheven, met de aanbeveling aan verweerder om verzoeker twee dagen te geven voor de verwijdering van de bouwkeet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1350
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder(gemachtigden: mr. S. Eljarroudi en mr. M. van Schip).

Procesverloop

In het besluit van 23 maart 2021 (primaire besluit) heeft verweerder verzoeker gelast om uiterlijk 25 maart 2021 de blauwe bouwkeet van het [locatie] te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van toepassing van bestuursdwang, waarbij de kosten op verzoeker worden verhaald.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op 24 maart 2021 het primaire besluit geschorst, nadat verweerder niet bereid bleek te zijn de begunstigingstermijn te verlengen totdat de voorzieningenrechter het verzoek ter zitting kon behandelen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via beeldbellen op 1 april 2021. Verzoeker heeft deelgenomen, evenals zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Verder heeft deelgenomen [naam] ( [functie] Vereniging Sinti, Roma, Woonwagenbewoners Nederland)

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Vaststaat dat verzoeker woont in de blauwe bouwkeet op het [locatie] . Niet in geschil is dat de bouwkeet daar niet mag staan op grond van het geldende bestemmingsplan en de Algemene plaatselijke verordening Haarlem. Verweerder is daarom bevoegd om handhavend op te treden.
3. Verzoeker voert aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan van verweerder gevergd mag worden geen gebruik te maken van de bevoegdheid om met een last onder bestuursdwang op te treden. In dit kader wijst verzoeker er onder meer op dat er een Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid is, waaruit voortvloeit dat gemeentes hun beleid moeten aanpassen aan de behoefte van woonwagenbewoners.
4. In beginsel is het bestuursorgaan verplicht tot handhaving, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In dat kader overweegt de voorzieningenrechter dat geen concreet zicht bestaat op legalisatie. Verzoeker kan niet gekwalificeerd worden als woonwagenbewoner. Hij staat ook niet op een woonwagenstandplaats. Weliswaar is er woonwagenbeleid in ontwikkeling, maar de uitkomst daarvan is nog onduidelijk. Los van de vraag of er concrete aanwijzingen zouden zijn op grond waarvan verzoeker in de toekomst aanspraak zou kunnen maken op dat beleid is er in het kader van deze procedure onvoldoende aanleiding om reeds op de totstandkoming van dat beleid te anticiperen.
5. Verzoeker voert verder aan dat hij geen andere woon- of verblijfplaats heeft en geen financiële middelen heeft om bijvoorbeeld een plek op een camping te huren.
6. Ter zitting heeft verweerder er opnieuw op gewezen dat verzoeker zich kan wenden tot de brede centrale toegang, als hij geen andere oplossing kan vinden.
7. Er bestaat voor verzoeker dan ook een alternatief voor het verblijf in de bouwkeet, zodat hierin geen grond gelegen is voor het voorlopig oordeel dat verweerder geen gebruik zou mogen maken van zijn bevoegdheid.
8. Verzoeker voert verder aan dat er sprake is van een door verweerder gewekt vertrouwen dat hij met zijn bouwkeet op de betreffende plek mocht staan. Door thans bestuursdwang toe te willen passen, handelt verweerder in strijd met in ieder geval het vertrouwensbeginsel. Verweerder wijst daarbij op de controles die worden uitgevoerd in verband met het ontvangen van een bijstandsuitkering.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het controleren van de verblijfplaats van verzoeker niet betekent dat hij de illegale situatie gedoogt. Verweerder wijst er daarbij op dat verzoeker al verschillende malen erop gewezen is dat op deze plaats geen caravans/bouwketen mogen staan.
10. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent dat van handelen in strijd met het vertrouwensbeginsel niet gebleken is. De omstandigheid dat verzoekers verblijf wordt gecontroleerd in het kader van de Participatiewet betekent niet dat daarmee is toegestaan om de bouwkeet te laten staan en daarin te verblijven.
11. Verzoeker voert verder aan dat hij de last niet binnen de gestelde termijn kan uitvoeren, zodat de begunstigingstermijn te kort is.
12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker al in november 2019 gewaarschuwd was dat en dat het verwijderen van een bouwkeet binnen een dag te regelen is.
13. De voorzieningenrechter overweegt hieromtrent dat verweerder op 19 november 2019 verzoeker een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom voor het wonen in een caravan in de groenstrook op het [locatie] heeft gezonden. Weliswaar heeft verzoeker betwist dat hij dit voornemen heeft ontvangen, maar de voorzieningenrechter ziet geen grond voor twijfel aan de verklaring van verweerder dat dit voornemen niet alleen verzonden is maar ook aan de caravan is aangeplakt. Gelet op deze voorgeschiedenis is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de begunstigingstermijn niet te kort was, waarbij in aanmerking genomen wordt dat het gaat om een bouwkeet die eenvoudig te verwijderen is.
14. De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat aan precedentwerking doorslaggevend gewicht mag worden toegekend. Verweerder heeft daarom ook een reëel belang bij verwijdering van de bouwkeet.
15. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat geen aanleiding bestaat de schorsing van het primaire besluit te handhaven. De voorzieningenrechter zal daarom die schorsing per heden opheffen. Daaruit volgt dat verzoeker de bouwkeet per direct dient te verwijderen. De voorzieningenrechter geeft verweerder echter in overweging, gelet op de eerdere schorsing van het primaire besluit, verzoeker twee dagen na heden te gunnen om de bouwkeet te verwijderen.
16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- heft de schorsing van het primaire besluit van 23 maart 2021 op per heden;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2021 door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.