ECLI:NL:RBNHO:2021:3964

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
C/15/306025 / FA RK 20-4127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stiefouderadoptie door verzoeker van twee kinderen, waarbij de kinderen zelf een keuze maken voor hun geslachtsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie. Verzoeker, die samenwoont met de moeder van de kinderen, heeft verzocht om de adoptie van [kind 1] en [kind 2], beiden ouder dan 16 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen zelf een keuze hebben gemaakt voor de geslachtsnaam die zij willen dragen, conform artikel 1:5 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek. De procedure is gestart met een verzoekschrift van verzoeker, dat op 16 juli 2020 is ingediend. De behandeling vond plaats op 13 april 2021, waarbij de kinderen en de moeder aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader van de kinderen is niet verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de vader in 2008 zijn gescheiden en dat de moeder sindsdien het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft. De kinderen hebben sinds 2018 geen contact meer met hun biologische vader, die in het verleden is veroordeeld voor huiselijk geweld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport geconcludeerd dat de adoptie in het belang van de kinderen is, gezien de hechte band die zij met verzoeker hebben en het feit dat de vader geen rol meer speelt in hun leven.

De rechtbank heeft geoordeeld dat aan alle wettelijke voorwaarden voor stiefouderadoptie is voldaan. De adoptie is in het kennelijk belang van de kinderen, die zelf hebben aangegeven dat zij door verzoeker willen worden geadopteerd. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de geslachtsnaamwijziging goedgekeurd, waarbij de kinderen de geslachtsnaam van hun moeder zullen aannemen. De rechtbank heeft tevens het verzoek van verzoeker om mede met het gezag over [kind 2] te worden belast afgewezen, aangezien hij automatisch gezamenlijk gezag heeft na de adoptie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/306025 / FA RK 20-4127
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 11 mei 2021
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] (NH),
hierna mede te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. M.S. van Gaalen, kantoorhoudende te Amsterdam,
-tegen-
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de vader,
strekkende tot de adoptie van
-
[kind 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [kind 1] , en
-
[kind 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen: [kind 2] ,
in welke zaak (tevens) als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [plaats] (NH),
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.S. van Gaalen, kantoorhoudende te Amsterdam,
en
[kind 1],
wonende te [plaats] ,
zoals voornoemd.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker van 16 juli 2020, ingekomen op
21 juli 2020;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van verzoeker van 27 augustus 2020, ingekomen op 31 augustus 2020;
- het gewijzigd verzoekschrift van verzoeker van 27 augustus 2020, ingekomen op
31 augustus 2020;
- het rapport van de Raad van 26 januari 2021, ingekomen op 27 januari 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 april 2021 in aanwezigheid van verzoeker, bijgestaan door mr. M.S. van Gaalen, de moeder, eveneens bijgestaan door mr. M.S. van Gaalen en [kind 1] . Namens de Raad is verschenen [vertegenwoordiger van de raad]
. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
[kind 2] is, gelet op haar leeftijd, voorafgaand aan de zitting apart door de voorzitter gehoord.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De moeder en de vader zijn op [datum] te [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 14 februari 2008.
2.2.
Uit dit huwelijk zijn geboren:
- [kind 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [kind 2] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 23 oktober 2019 is het gezamenlijk gezag
van de ouders beëindigd waardoor de moeder het eenhoofdig gezag verkreeg, en is het recht
van de man op omgang met [kind 1] en [kind 2] ontzegd.
2.4.
[kind 1] is, na indiening van het verzoekschrift, meerderjarig geworden.
2.5.
Verzoeker woont sinds 2008 met de moeder en de kinderen samen. Op [datum] zijn verzoeker en de moeder gehuwd. Uit het huwelijk van verzoeker en de moeder zijn twee kinderen geboren: [kind 3] en [kind 4] .

3.Verzoek

3.1.
Verzoeker heeft verzocht, naar de rechtbank begrijpt:
- de adoptie door hem van [kind 1] en [kind 2] uit te spreken;
- te bepalen dat hij mede wordt belast met het gezag over [kind 2] ;
- te bepalen dat de geslachtsnaam van [kind 1] [geslachtsnaam] zal zijn en van [kind 2] [geslachtsnaam] zal zijn;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten een latere vermelding van de adoptie en de geslachtsnaamwijziging op te maken en aan de geboorteakte van [kind 1] en [kind 2] te voegen.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoeken heeft verzoeker onder meer het volgende naar voren gebracht. Verzoeker en de moeder zijn sinds [datum] met elkaar gehuwd en wonen sinds 2008 met [kind 1] en [kind 2] in gezinsverband samen, waar in 2010 dochter [kind 3] en in 2016 dochter [kind 4] zijn bijgekomen. [kind 1] en [kind 2] hebben sinds februari 2018 geen contact meer met hun biologische vader en dat willen zij ook niet. Verzoeker wenst de kinderen als zijn eigen kinderen te adopteren en mede het gezag over [kind 2] te verkrijgen. De moeder heeft zowel met de adoptie als met het gezag ingestemd.

4.Verweer

4.1.
De vader heeft het verzoek niet weersproken.

5.Standpunt van de kinderen en de moeder

5.1.
[kind 1] heeft ter zitting aangegeven dat het veel voor haar betekent als verzoeker haar vader wordt en zij voortaan de achternaam van haar moeder mag gaan dragen. Verzoeker voelt vanaf het begin als een vader voor haar. Met haar biologische vader, [de vader] , is het contact niet goed en er is sprake geweest van misbruik. De associatie die haar huidige achternaam oproept is niet prettig. [kind 1] heeft hulpverlening gehad en het gaat nu heel goed. [kind 1] heeft aangegeven niets meer te verwachten van haar biologische vader en dat hij ook geen moeite doet om met haar in contact te komen, met uitzondering van enkele kwetsende berichten via Instagram.
5.2.
[kind 2] heeft in het gesprek met de voorzitter verteld dat zij de adoptie een lastig onderwerp vindt om over te praten. Zij heeft aangegeven dat haar moeder en haar zus er wat anders in staan dan zijzelf, omdat zij vroeger een goede band had met haar vader. De laatste twee jaar is dit helemaal anders geworden en voelt zij zich gedumpt door haar vader. Zij is in hem teleurgesteld en worstelt met zijn opstelling en houding. Zij heeft nu geen contact met hem en heeft hier ook geen behoefte aan. Wel zou ze graag nog eens haar oma (vaderszijde) zien. [kind 2] heeft daarnaast verteld dat zij een goede band heeft met verzoeker en dat hij er altijd voor haar is. Ze staat achter het verzoek om door hem geadopteerd te worden en wenst, in tegenstelling tot hetgeen in het verzoekschrift is opgenomen, de achternaam van haar moeder aan te nemen. Het is voor haar belangrijk om dezelfde naam te hebben als haar zus en haar moeder.
5.3.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat adoptie een afsluiting zou zijn voor de kinderen en hen een gevoel van veiligheid kan bieden, na alle nare dingen die er zijn gebeurd. Volgens de moeder is de wens bij de kinderen om geadopteerd te worden door verzoeker natuurlijk ontstaan en staat dit symbool voor de liefde en de band die er tussen de kinderen en verzoeker is.

6.Standpunt van de Raad

6.1.
De Raad heeft onderzoek verricht en een adviesrapport uitgebracht naar aanleiding van het adoptieverzoek en concludeert daarin het volgende.
6.2.
De Raad geeft aan dat verzoeker en de moeder al ruim 12 jaar samen voor de kinderen zorgen en een hecht gezin vormen met elkaar. Verzoeker voelt zich verantwoordelijk voor de kinderen en neemt zijn vaderrol serieus. De kinderen willen graag door hem worden geadopteerd en verzoeker en de moeder staan daar volledig achter. De vader is sinds enkele jaren geheel uit beeld. Hij is meerdere keren veroordeeld, onder andere voor huiselijk geweld. Hoewel de band met hun vader vroeger wel goed was, is dat later veranderd. Zijn boosheid en agressie en het grensoverschrijdende gedrag dat daarmee samenging hebben gemaakt dat de kinderen niet meer naar hun vader wilden. [kind 1] heeft aangegeven dat zij is misbruikt door haar vader. Zij heeft hiervan melding gedaan bij de politie, maar uit angst voor mogelijke represailles van haar vader nog geen aangifte gedaan. [kind 2] heeft later nog twee berichten op haar telefoon ontvangen waarvan het vermoeden is dat die van haar vader afkomstig zijn met daarin de suggestie dat [kind 1] niet zijn dochter zou zijn. De kinderen ontvangen hulpverlening en hebben daar veel baat bij.
6.3.
De vader heeft geen persoonlijk gesprek gevoerd met de raadsonderzoeker. De vader heeft per e-mail laten weten dat hij met verbazing en ongeloof kennis heeft genomen van het verzoek. De vader stelt dat hij door de kinderen zo vaak is gekwetst, voorgelogen en in de maling is genomen dat contact met hen opnemen zinloos is, omdat ze volledig in de ban zijn van het gezin in [plaats] . De vader wil niet verder in de strijd, is altijd een goede vader geweest, terwijl hij altijd twijfel heeft gehad over de vraag of [kind 1] wel zijn biologische dochter is. De vader is gelukkig met zijn vrouw en dochter, er is veel verdriet geweest over de situatie, maar nu is het mooi geweest. De vader wil niet meewerken aan procedures en met rust worden gelaten. De Raad is van mening dat de kinderen niets meer van hun vader hebben te verwachten in zijn rol als ouder. De vader heeft niet aangegeven bezwaar te hebben tegen de adoptie. De Raad concludeert dat adoptie van de kinderen door verzoeker in het kennelijk belang van de kinderen is. De Raad concludeert tevens dat de naamswijziging in het belang van de kinderen is. De Raad adviseert om de verzoeken inzake de adoptie toe te wijzen.
6.4.
De Raad heeft ter zitting nog het volgende aangevuld. De Raad ziet enerzijds een diepe wens bij de kinderen en verzoeker om de belangrijke rol die stiefvader al langere tijd vervult te formaliseren en de juridische positie overeen te laten stemmen met de feitelijke positie die hij als vaderfiguur ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] inneemt. Anderzijds dient dit verzoek wat betreft de Raad niet als een afsluiting van de band met de vader te worden beschouwd, nu dit in ieder geval voor [kind 2] nog een open wond en een actuele worsteling is. De Raad acht het daarom van belang dat de kinderen van de moeder en verzoeker de ruimte en de gelegenheid krijgen om, eventueel met behulp van hulpverlening, te onderzoeken of zij met de vader in het reine willen komen en om eventueel hun beeld van hem in de loop der tijd bij te stellen.

7.Beoordeling

7.1.
De rechtbank dient te beoordelen of is voldaan aan de gronden en voorwaarden voor stiefouderadoptie als bepaald in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Kort gezegd is stiefouderadoptie mogelijk als verzoeker en de moeder onafgebroken drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek hebben samengeleefd en als de adoptie in het kennelijk belang van het kind is en redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft (artikel 1:227 BW). Daarnaast dient te worden voldaan aan de volgende (formele) voorwaarden (artikel 1:228 BW):
a. a) het kind is op de dag van het eerste verzoek minderjarig;
b) het kind is geen kleinkind van verzoeker;
c) verzoeker is ten minste achttien jaar ouder dan het kind;
d) geen der ouders spreekt het verzoek tegen;
e) verzoeker en de moeder hebben het kind gedurende tenminste een jaar gezamenlijk verzorgd en opgevoed;
f) de moeder heeft alleen of samen met verzoeker het gezag over het kind.
7.2.
De rechtbank stelt allereerst aan de hand van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, vast dat aan alle gestelde (formele) voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW is voldaan. Bovendien stelt de rechtbank vast dat verzoeker en de moeder al dertien jaar onafgebroken samenleven en gezamenlijk met [kind 1] en [kind 2] (en dochters [kind 3] en [kind 4] ) een gezin vormen. Resteren de vragen of de adoptie in het belang van [kind 1] en [kind 2] is en of zij redelijkerwijs niets meer te verwachten hebben van hun vader. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
7.3.
Ten aanzien van de positie en verwachtingen van de vader constateert de rechtbank dat de vader sinds enige jaren uit beeld is. Hoewel er na de scheiding van de ouders in 2008 een zorgregeling is geweest en regelmatig contact tussen de kinderen en de vader, is het contact in ieder geval sinds 2018 dusdanig verslechterd dat beide kinderen vanaf dat moment hun vader niet meer hebben willen zien. De kinderrechter heeft hem bij beschikking van 23 oktober 2019 het recht op omgang ontzegd en daarbij geconstateerd dat de kinderen, toen 14 en 16 jaar oud, blijk gaven van ernstige bezwaren tegen de omgang met de vader omdat hij zich agressief gedroeg en hen uitschold. Volgens [kind 1] is ten aanzien van haar ook sprake geweest van seksueel overschrijdend gedrag. Hoewel de vader blijkens zijn reactie in het raadsrapport het kennelijk niet eens is met de door de kinderen (en de moeder) geschetste situatie, heeft hij zowel in de procedure in 2019 als in de onderhavige procedure geen inhoudelijke reactie gegeven op de verzoeken en is hij niet ter zitting verschenen om zijn kant van het verhaal te doen. Integendeel, de vader heeft in zijn reactie in het raadsrapport aangegeven met rust gelaten te willen worden, niet mee te willen werken aan de procedure en [kind 1] en [kind 2]
‘niks meer dan goeds in hun verdere leven’te wensen. De vader geeft feitelijk dus geen invulling meer aan zijn vaderrol en wil die rol ook in de toekomst niet vervullen.
7.4.
Uit de stukken en de gegeven toelichtingen ter zitting en in het gesprek met [kind 2] , volgt dat al vele jaren sprake is van een hecht gezinsverband tussen verzoeker, de moeder, [kind 1] en [kind 2] . Naast het feit dat verzoeker de afgelopen jaren samen met de moeder hoofdverzorger van de kinderen is geweest, beschouwen beide kinderen hem als de vaderfiguur in hun leven en hebben zij een goede band met hem. Beide kinderen hebben zowel in gezinsverband als ten overstaan van de rechtbank/voorzitter de wens geuit dat zij door verzoeker worden geadopteerd. Zij begrijpen de gevolgen van de adoptie en dat daarmee de familierechtelijke band met de vader en zijn familie zal worden verbroken.
7.5.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [kind 1] en [kind 2] thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben en dat adoptie door verzoeker in hun kennelijk belang is. Nu ook overigens aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan, is het verzoek voor toewijzing vatbaar.
7.6.
Omdat beide kinderen op het moment van uitspreken van de adoptie 16 jaar of ouder zijn, dienen zij op grond van het bepaalde in artikel 1:5 lid 7 BW zelf een keuze voor de geslachtsnaam te doen. De kinderen hebben ten overstaan van de rechtbank dan wel de voorzitter verklaard dat zij na de adoptie de geslachtnaam
[geslachtsnaam]willen dragen.
7.7.
De rechtbank merkt op dat de wijze waarop de vader zich in onderhavige procedure en in de afgelopen jaren in de levens van de kinderen heeft opgesteld – waar zij bij gebrek aan verweer van moet uitgaan – de kinderen verdriet doet. Met name [kind 2] heeft in het gesprek met de voorzitter aangegeven nog te worstelen met de relatie met haar vader en het beeld dat zij van hem had en heeft. Zij heeft naar eigen zeggen vroeger een goede band met hem gehad en zit met veel vragen over zijn gedrag en opstelling de afgelopen jaren. Hoewel zij nu geen behoefte heeft aan contact met hem, sluit zij dit voor de toekomst niet uit. [kind 1] heeft op haar beurt hulpverlening gehad en oogt verder in haar verwerkingsproces, maar de rechtbank sluit niet uit dat zich ook in haar leven nog periodes van worsteling en verdriet rondom de relatie met de vader zullen aandienen. Het is daarom van groot belang dat beide kinderen de ruimte en gelegenheid (blijven) krijgen om, al dan niet met behulp van hulpverlening, hun eigen proces hierin door te maken en ook ruimte te krijgen voor hun eigen beleving hierin. Zowel de moeder als verzoeker kunnen hierin de kinderen ondersteunen en begeleiden.
7.8.
Verzoeker heeft tot slot verzocht te bepalen dat hij mede met het gezag over [kind 2] wordt belast. De rechtbank zal dit verzoek bij gebrek aan belang afwijzen. Verzoeker is immers gehuwd met de moeder en uit het systeem van de wet (artikel 1:251 lid 1 BW) volgt dat er in die situatie na de adoptie van rechtswege sprake is van gezamenlijk gezag van verzoeker en de moeder.

8.Beslissing

De rechtbank:
8.1.
spreekt uit de adoptie van de kinderen van het vrouwelijk geslacht:
[kind 1],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
door verzoeker voornoemd,
en
[kind 2],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
door verzoeker voornoemd;
8.2.
stelt vast dat de kinderen hebben verklaard dat de geslachtsnaam van de kinderen na de adoptie
[geslachtsnaam]zal zijn;
8.3.
draagt de griffier – op grond van artikel 1:20e lid 1 BW – op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
8.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, voorzitter, en mr. L. van Dijk en mr. E.M. van Poecke, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.