Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
ING Bank N.V.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft ING Bank N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] met betrekking tot een kredietovereenkomst. De kantonrechter heeft op 28 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak, waarin de vraag centraal stond of de betalingsregeling die partijen waren overeengekomen, was komen te vervallen. ING had op 7 mei 2010 een kredietfaciliteit van € 75.000,00 verstrekt aan [gedaagde]. Na verschillende betalingsregelingen, waarvan de laatste op 5 juni 2018, heeft ING op 4 oktober 2018 aan [gedaagde] medegedeeld dat de betalingsregeling verviel vanwege een achterstand in betalingen. ING heeft vervolgens de totale schuld van [gedaagde] opgeëist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Ondanks zijn verweer dat hij betalingen heeft gedaan, heeft hij geen overtuigend bewijs kunnen overleggen. De kantonrechter concludeert dat ING de betalingsregeling terecht heeft beëindigd en dat [gedaagde] de vordering van ING moet voldoen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 25.000,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk heeft gekregen in deze procedure.