ECLI:NL:RBNHO:2021:390

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
8878835 EJ VERZ 20-405
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling salaris vereffenaar bij einde vereffening in nalatenschap

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, is de kantonrechter op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in de zaak van de publiekrechtelijke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Rijksvastgoedbedrijf, inzake de nalatenschap van een erflaatster. Het Rijksvastgoedbedrijf, dat op 2 maart 2018 door de rechtbank was benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap, heeft een verzoekschrift ingediend om in te stemmen met het eindigen van de vereffening en om de vereffeningskosten vast te stellen. Het verzoek is ingediend op 11 november 2020 en is zonder zitting behandeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het voorgestelde salaris van de vereffenaar, dat betrekking heeft op de periode van 2 maart 2018 tot en met 4 november 2020, conform de Recofa-richtlijnen is en voldoende onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat de verzochte vergoeding van € 2.763,25 inclusief btw niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft dit bedrag vastgesteld. Daarnaast heeft de kantonrechter overwogen dat de vereffening eindigt zonder nadere formaliteiten, aangezien alle schulden zijn voldaan en er geen goederen meer te vereffenen zijn.

De beschikking bevat ook de beslissing dat het Rijksvastgoedbedrijf geen rekening en verantwoording hoeft neer te leggen, omdat alle bekende schulden zijn voldaan. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het anders of meer verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 8878835 EJ VERZ 20-405
Uitspraakdatum: 19 januari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksvastgoedbedrijf)
gevestigd te Den Haag
verzoeker
verder de noemen: het Rijksvastgoedbedrijf
inzake
de nalatenschap van [erflaatster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [datum overlijden], laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats].

1.Het procesverloop

1.1.
De vereffenaar heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 11 november 2020. Gelet op de aard van het verzoek is afgezien van een behandeling op een zitting.

2.De feiten

2.1.
Het Rijksvastgoedbedrijf is bij beschikking van 2 maart 2018 van deze rechtbank (locatie Haarlem) benoemd tot vereffenaar van de bovengenoemde nalatenschap.

3.Het verzoek

3.1.
Het Rijksvastgoedbedrijf verzoekt de kantonrechter in te stemmen met het eindigen van de vereffening (artikel 4:206 lid 5 van Burgerlijk Wetboek (BW)), zorg te dragen voor de inschrijving hiervan in het boedelregister (artikel 4:206 lid 6 BW) en de vereffeningkosten (vereffeningsloon) vast te stellen zoals opgegeven in de rekening en verantwoording (artikel 4:206 lid 3 BW).

4.De beoordeling

Vereffeningskosten
4.1.
Het verzochte salaris heeft betrekking op de periode van 2 maart 2018 tot en met 4 november 2020. Bij haar verzoek heeft het Rijksvastgoedbedrijf onder andere een urenverantwoording en rekening en verantwoording als bijlagen overgelegd.
4.2.
Het door het Rijksvastgoedbedrijf voorgestelde tarief is conform de Recofa-richtlijnen. Gelet op de omvang van de nalatenschap en de overgelegde rekening en verantwoording, waarin onder meer melding wordt gemaakt van het feit dat de schuldeisers allemaal zijn betaald, acht de kantonrechter de overgelegde urenspecificatie voldoende concreet onderbouwd en ook redelijk. De verzochte vergoeding komt de kantonrechter dan ook niet onrechtmatig of ongegrond voor.
4.3.
Het verzoek zal dan ook worden toegewezen. Gelet op het voorgaande zal het loon van de vereffenaar worden vastgesteld op een totaal bedrag van € 2.763,25 inclusief btw.
4.4.
Wat betreft de verzoeken om in te stemmen met het eindigen van de vereffening en zorg te dragen voor de inschrijving hiervan in het boedelregister overweegt de kantonrechter als volgt. De fase van de vereffening eindigt zonder nadere formaliteiten indien alle schulden van de nalatenschap zijn voldaan, alle tegoeden zijn ontvangen en geen goederen meer te
vereffenen vallen (artikel 4:221 lid 1 BW). Uit het verzoek blijkt dat van deze situatie sprake is. Er is dan ook geen grond voor toewijzing van deze verzoeken.
4.5.
Overigens merkt de kantonrechter op dat het Rijksvastgoedbedrijf geen rekening en verantwoording en een uitdelingslijst hoeft neer te leggen, omdat alle hem voor de afloop van de in artikel 218 lid 1 BW bedoelde termijn bekend geworden schulden ten volle zijn voldaan (artikel 4:221 lid 2 BW).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt het bedrag van de gemaakte vereffeningskosten vast op € 2.763,25 inclusief btw,
5.2.
bepaalt dat dit bedrag ten laste van de boedel zal worden gebracht,
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter