ECLI:NL:RBNHO:2021:3892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
8838956 / CV EXPL 20-5669
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitvoering aannemingsovereenkomst zonder duidelijke afspraken over omvang werkzaamheden, aanneemsom en oplevertermijn

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Mercuur Bouw B.V. een vordering ingesteld tegen een ZZP-er, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De vordering is ingesteld op 5 oktober 2020, en op 12 mei 2021 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan. Mercuur vorderde onder andere betaling van € 25.000,00 en verwijdering van negatieve online reviews. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over de aanneemsom of de oplevertermijn, en dat er geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde]. De kantonrechter oordeelde dat Mercuur onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vorderingen en dat de vordering tot schadevergoeding niet kon worden toegewezen. Ook de vordering tot verwijdering van de reviews werd afgewezen, omdat [gedaagde] niet de persoon was die deze had geplaatst. Mercuur werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8838956 / CV EXPL 20-5669
Uitspraakdatum: 12 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Mercuur Bouw B.V.
statutair gevestigd te Edam-Volendam, kantoorhoudende te Purmerend
eiseres
verder te noemen: Mercuur
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonend te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Mercuur heeft bij dagvaarding van 5 oktober 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 12 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting hebben Mercuur bij brief van 8 maart 2021 en [gedaagde] bij brief van 28 maart 2021 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
Mercuur is een aannemingsbedrijf. Het bedrijf heeft dertig medewerkers in dienst en maakt gebruikt van de diensten van vijftien ZZP-ers.
2.2.
[gedaagde] drijft als ZZP-er een eenmanszaak in onderhoud aan huizen en gebouwen.
2.3.
[gedaagde] werkt als ZZP-er voor Mercuur op projecten die door Mercuur zijn aangenomen.
2.4.
In januari 2019 doet [gedaagde] op verzoek van Mercuur samen met een collega ZZP-er een opname van een balkonsituatie aan de [adres] in [plaats] (hierna: de [adres] ). Naar aanleiding van deze opname schrijft [gedaagde] op 28 januari 2019 aan Mercuur:
[…] Dit is best een grote klus en zal, als wij dit moeten aannemen, zo’n € 24.870,00 ex btw gaan kosten.
2.5.
Op 17 juli 2019 komt een aannemingsovereenkomst tot stand tussen Mercuur als aannemer en Stedeplan als opdrachtgever, voor het vervangen van 5 balkons aan de [adres] op basis van een door Mercuur opgestelde offerte voor een aanneemsom van
€ 38.024,28 incl. btw.
2.6.
In juli 2019 start [gedaagde] in opdracht van Mercuur met voorbereidende werkzaamheden voor de [adres] .
2.7.
In oktober 2019 start [gedaagde] in opdracht van Mercuur met werkzaamheden voor een renovatie van een badkamer aan de [adres2] in [plaats] (hierna: de [adres2] ).
2.8.
In november 2019 start [gedaagde] in opdracht van Mercuur met de werkzaamheden ter plaatse aan de [adres] .
2.9.
[gedaagde] heeft aan Mercuur facturen gestuurd met betrekking tot de [adres] van in totaal € 22.480,00. Mercuur heeft deze facturen betaald.
2.10.
[gedaagde] heeft aan Mercuur facturen gestuurd met betrekking tot de [adres2] van in totaal € 16.632,00. Mercuur heeft van deze facturen een bedrag van € 8.592,00 niet betaald.
2.11.
In januari 2020 vinden diefstallen plaats in de bedrijfsauto en in de werkplaats van [gedaagde] . Bij de diefstallen wordt alle gereedschap van [gedaagde] weggenomen.
2.12.
Bij e-mail van 6 februari 2020 schrijft Mercuur aan [gedaagde] dat [gedaagde] op minder dan 40% van het uit te voeren werk zit voor de [adres] , terwijl hij 90% betaald heeft gekregen. Mercuur geeft [gedaagde] tot 29 februari 2020 om het werk af te maken.
2.13.
[gedaagde] verricht na 6 februari 2020 geen werkzaamheden meer aan de [adres] . Het project wordt in opdracht van Mercuur door anderen afgerond. De kosten voor het afronden van het werk bedragen € 32.464,86.
2.14.
Op internet staat een aantal kritische reviews over Mercuur (hierna: de reviews).

3.De vordering

3.1.
Mercuur vordert dat de kantonrechter [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot:
betaling van € 25.000,00,
verwijdering van de reviews binnen 7 dagen na het te wijzen vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 ineens en € 75,00 per dag met een maximum van € 10.000,00,
betaling van de wettelijke handelsrente over de (restant) hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele betaling,
betaling van de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen en te verhogen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het te wijzen vonnis bij het uitblijven van een tijdige betaling.
3.2.
Voor de vordering tot betaling van € 25.000,00 voert Mercuur als grondslag aan dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst voor de [adres] . De tekortkoming bestaat eruit dat [gedaagde] het werk niet heeft afgemaakt. [gedaagde] is in verzuim omdat hij het werk na ingebrekestelling niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft afgemaakt. Op de zitting heeft Mercuur de grondslag voor de gevorderde betaling beperkt tot schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming, en zich niet langer beroepen op ontbinding en ongedaanmaking.
3.3.
Mercuur begroot de schade – na vermindering van eis ter zitting – als volgt:
Schade verlies € 22.894,66
Rente over hoofdsom € 2.125,75
Incassokosten € 5.676,25
BTW over incassokosten € 1.200,41
Interne invorderingskosten € 40,00
Totaal € 31.937,07
3.4.
Mercuur heeft de vordering definitief beperkt tot € 25.000,00.
3.5.
Voor de gevorderde verwijdering van de reviews voert Mercuur als grondslag aan dat het plaatsen van de reviews door [gedaagde] een onrechtmatige daad is jegens Mercuur.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de schadevordering en voert aan dat er geen afspraken zijn gemaakt over een aanneemsom of over een doorlooptijd voor de [adres] . Volgens [gedaagde] zijn de werkzaamheden meermaals veranderd en uitgebreid, wat heeft geleid tot vertraging. Ook het tussentijdse werk voor de [adres2] heeft voor vertraging gezorgd. [gedaagde] beroept zich verder op verrekening vanwege een onbetaald gebleven factuur voor de [adres2] . Over de reviews zegt [gedaagde] dat deze niet door hem zijn geplaatst.

5.De beoordeling

Inleiding
5.1.
Voor de vraag of Mercuur recht heeft op schadevergoeding, moet onderzocht worden (1) wat er is overeengekomen tussen Mercuur en [gedaagde] , (2) of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van die overeenkomst en zo ja, (3) of Mercuur als gevolg van de tekortkoming schade heeft geleden. De kantonrechter zal de drie onderwerpen hierna behandelen. Aansluitend zal de kantonrechter de gevorderde verwijdering van de reviews beoordelen.
Inhoud overeenkomst
5.2.
Mercuur stelt dat er aannemingsovereenkomst is tussen haar en [gedaagde] voor de [adres] voor een aanneemsom van € 24.870,00 ex btw en een oplevertermijn van 10 weken. Als onderbouwing voert Mercuur aan dat [gedaagde] op 28 januari 2019 voor dat bedrag een offerte heeft uitgebracht en dat dit vervolgens de opdracht is geworden. Als bewijs voert Mercuur aan dat [gedaagde] op de eerste factuur vermeldt: “1e deel aangenomen werk [adres] ”.
5.3.
[gedaagde] betwist dat er een akkoord is tussen partijen over een aanneemsom en over een oplevertermijn. Het bedrag dat hij op 28 januari 2019 heeft genoemd was een inschatting gebaseerd op eerdere klussen en geen offerte. Dit blijkt uit het feit dat er geen bestek bij zat. [gedaagde] wijst er verder op dat er na 28 januari 2019 diverse aanvullingen en wijzigingen zijn opgetreden in de uit te voeren werkzaamheden. Volgens [gedaagde] is met Mercuur afgesproken dat hij vast aan het werk zou gaan op basis van deelbetalingen en dat later de uiteindelijke prijs zou worden afgesproken. Er was geen afspraak over een oplevertermijn.
De werkzaamheden hebben buiten de schuld van [gedaagde] zo lang geduurd. Vooral het tussentijdse werk voor de [adres2] heeft voor vertraging gezorgd, alsook de gewenste veranderingen en uitbreidingen in het werk op de [adres] .
5.4.
De kantonrechter stelt om te beginnen vast dat tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft zich immers verbonden om in opdracht en voor rekening van Mercuur werkzaamheden te verrichten aan de balkons op de [adres] .
5.5.
De kantonrechter is echter van oordeel dat Mercuur de stelling dat er een aanneemsom en een oplevertermijn is overeengekomen, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onvoldoende heeft onderbouwd. Er is geen schriftelijk stuk waarin beide partijen zich akkoord verklaren met een duidelijke omschrijving van werkzaamheden, een oplevertermijn en een prijs. De kosteninschatting van 28 januari 2019 kan niet als een offerte worden gezien, gelet op de toelichting daarop van [gedaagde] en gelet op de uitbreidingen en veranderingen die nadien zijn opgetreden. Bovendien ontbreekt een duidelijk akkoord op de kosteninschatting. De door Mercuur gestelde oplevertermijn van 10 weken is door [gedaagde] gemotiveerd betwist, en door Mercuur niet nader onderbouwd.
5.6.
Het staat wel vast dat Mercuur de opdracht voor de [adres] heeft aangenomen, en dat Mercuur [gedaagde] heeft ingezet voor werkzaamheden ter uitvoering van die opdracht. De volgende - niet betwiste - feiten en omstandigheden geven daarbij het beeld dat Mercuur in belangrijke mate regie had over de wijze waarop het werk qua mankracht en qua tijdsverdeling werd uitgevoerd. Mercuur deed bijvoorbeeld het voorstel om een andere voor haar werkende ZZP-er in te schakelen, toen [gedaagde] aangaf dat hij de klus niet alleen kon doen. Toen de klus op de [adres2] vertraging opliep, en het werk aan de [adres] al moest beginnen, was het Mercuur die steeds aanwijzingen gaf aan [gedaagde] aan welke klus hij prioriteit moest geven. Toen er vervolgens vertraging ontstond op de [adres] , heeft Mercuur daar extra mankracht ingezet. Deze feiten en omstandigheden geven – naar het oordeel van de kantonrechter – een verdere ondersteuning voor de vaststelling dat geen sprake is van overeenstemming over een vaste aanneemsom en oplevertermijn. Onduidelijk is dus gebleven wat partijen precies zijn overeengekomen. Dat ligt in de risicosfeer van Mercuur als eisende partij en komt daarom ook voor rekening van Mercuur.
Tekortkoming?
5.7.
Omdat de verplichtingen over en weer niet precies zijn komen vast te staan en daarom ook niet is komen vast te staan dat er een verplichting rustte op [gedaagde] om het werk aan de [adres] voor een bepaalde tijd af te ronden, kan het niet afronden van het werk ook geen tekortkoming opleveren. Een ingebrekestelling door Mercuur was dus niet aan de orde en van verzuim is geen sprake. Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat, als er al een verplichting rustte op [gedaagde] om het werk binnen een bepaalde termijn af te maken, de tekortkoming niet zonder meer toerekenbaar zou zijn geweest. Onweersproken is dat [gedaagde] de klus niet kon afmaken omdat al zijn gereedschap was gestolen. Gezien het feit dat Mercuur een groot aannemingsbedrijf is en dus in beginsel beschikt over voldoende middelen en mankracht, had het op haar weg gelegen om [gedaagde] de benodigde hulp aan te bieden zodat hij de klus kon afmaken, net zoals Mercuur eerder extra mankracht had ingezet toen er vertraging was ontstaan. Het had in ieder geval voor de hand gelegen om in overleg te treden over de vraag wat en hoeveel tijd [gedaagde] nodig had om de afmaken van de klus te bewerkstellingen. De enkele mededeling dat [gedaagde] dan maar alles moest huren, is niet genoeg.
Schade?
5.8.
Omdat er geen tekortkoming kan worden vastgesteld, is er ook geen recht op schadevergoeding. Afgezien daarvan is de kantonrechter van oordeel dat Mercuur het bestaan van schade onvoldoende heeft onderbouwd. In de eerste plaats stelt Mercuur in haar schadeberekening de hoogte van de aanneemsom die zij met Stedeplan is overeengekomen voorop om te bepalen hoeveel verlies zij heeft geleden, om vervolgens dit verlies als schade bij [gedaagde] in rekening te brengen. Deze wijze van schadeberekening mist het vereiste causale verband met de gestelde tekortkoming in de overeenkomst tussen [gedaagde] en Mercuur. Immers, [gedaagde] heeft geen invloed gehad op de aanneemsom die Mercuur met Stedeplan heeft afgesproken. In de tweede plaats blijkt uit het kostenoverzicht van Mercuur niet dat [gedaagde] voor het werk dat hij heeft gedaan te veel heeft gefactureerd. Volgens Mercuur waren de totale kosten van het project € 54.944,86. Hiervan is € 22.480,00 besteed aan [gedaagde] , wat neerkomt op 41%. Dit stemt overeen met de vaststelling van Mercuur van 6 februari 2019 dat [gedaagde] op dat moment 40% van het werk had gedaan. Op basis van deze gegevens is niet in te zien dat Mercuur schade heeft geleden als gevolg van het feit dat [gedaagde] de werkzaamheden aan de [adres] niet heeft afgerond.
5.9.
Aan het beroep op verrekening door [gedaagde] komt de kantonrechter niet toe, omdat geen schadevergoeding aan Mercuur wordt toegekend. Een beroep op verrekening zou ook niet slagen, omdat de factuur waar [gedaagde] zich op beroept door Mercuur gemotiveerd wordt betwist, en de gegrondheid van deze betwisting dus niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld. Dat laatste is een wettelijk vereiste om een beroep op verrekening te doen slagen.
Reviews onrechtmatig?
5.10.
Onweersproken is dat [gedaagde] de reviews niet heeft geplaatst. De kantonrechter zal de vordering tot verwijdering van de reviews daarom al afwijzen.
Tot slot
5.11.
De conclusie is dat Mercuur haar vorderingen onvoldoende heeft onderbouwd en daarmee niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan. Aan bewijslevering komt de kantonrechter daarom niet toe. De vorderingen van Mercuur zullen worden afgewezen.
5.12.
Mercuur wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] . Omdat [gedaagde] in persoon procedeert, worden deze kosten begroot op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt Mercuur in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. Straathof op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter