Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de beschikking van 14 november 2019,
- de beschikking van 19 maart 2020,
- de brief van 24 april 2020 van de rechtbank aan partijen waaruit blijkt dat de bij de beschikking van 19 maart 2020 benoemde deskundige, prof. dr. H.J.C. van Marle, om persoonlijke redenen het onderzoek niet kan verrichten. Aan partijen is verzocht om (gezamenlijk) te berichten wie benaderd kan worden om het onderzoek te gaan verrichten,
- de brief van 22 september 2020 namens SSG waaruit blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige, namelijk de heer J.L.M. Schoutrop,
- de brief van 3 november 2020 van de rechtbank aan partijen waarin hen verzocht wordt te reageren op de offerte van Schoutrop en
- de brief van 6 november 2020 namens [verzoekster] .
2.De beoordeling
3.De beslissing
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
met dien verstande dat [verzoekster] al € 4.264,14 heeft betaald (zie 2.3), waardoor zij nog dient over te maken een bedrag van € 636,36,
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,dat de deskundige [verzoekster] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in art. 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoekster] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoekster] (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en [verzoekster] daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of [verzoekster] gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [verzoekster] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
- dat, indien [verzoekster] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,
- dat, indien [verzoekster] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden