ECLI:NL:RBNHO:2021:3882

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
8859026 CV / EXPL 20-9378
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van vlucht door systeemstoring Franse luchtverkeersleiding

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited. De vordering betreft compensatie voor de annulering van een vlucht van Londen naar Amsterdam op 1 september 2019. De passagiers hebben de vervoerder aangesproken op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding, die de uitvoering van de vlucht onmogelijk maakte.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De passagiers hebben niet gereageerd op het verweer van de vervoerder, waardoor de door de vervoerder aangevoerde feiten en omstandigheden als vaststaand zijn aangenomen. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in de Verordening. Hierdoor is de vordering van de passagiers afgewezen.

De kantonrechter heeft tevens bepaald dat de passagiers als in het ongelijk gestelde partij verantwoordelijk zijn voor de proceskosten, die zijn begroot op € 124,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast zijn de passagiers veroordeeld tot betaling van € 62,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vervoerder de kosten kan vorderen, zelfs als de passagiers in beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8859026 CV / EXPL 20-9378
Uitspraakdatum: 28 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de buitenlandse vennootschap
Easyjet Airline Company Limited,
gevestigd te Bedfordshire (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Kumar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben, hoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hierop niet gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van London (Verenigd Koninkrijk) naar Amsterdam (Schiphol) op 1 september 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans een in redelijke justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder voert aan dat de vlucht is geannuleerd als gevolg van Air Traffic Control (ATC) restricties die zijn ontstaan door een systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding. De systeemstoring bij de Franse luchtverkeersleiding heeft de hele dag geduurd en maakte het onmogelijk om vluchtplannen in te dienen. De drie vluchten die voorafgaand aan de onderhavige vlucht met hetzelfde toestel zijn uitgevoerd, kregen te maken met (de kantonrechter leest: gewijzigde) slottijden van minimaal twee uur. Indien de vlucht niet geannuleerd zou worden, was er hoogstwaarschijnlijk een slottijd van minimaal 2 uur (de kantonrechter leest: later) opgelegd. Als gevolg hiervan zou de nachtsluiting van Schiphol worden geschonden en was de vervoerder genoodzaakt de vlucht te annuleren. Het inzetten van een reservetoestel was geen optie aangezien het reservetoestel zou worden onderworpen aan dezelfde verstoring. De vervoerder voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De passagiers hebben, hoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, niet gereageerd op het verweer van de vervoerder. De door de vervoerder aangevoerde feiten en omstandigheden zijn daarmee vast komen te staan. Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De overige verweren behoeven derhalve geen bespreking.
5.3.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, ten aanzien van de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter