ECLI:NL:RBNHO:2021:3880

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
8861301 CV / EXPL 20-9415
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie na annulering van een vlucht en de gevolgen van wettelijke vervaltermijnen

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Finnair Oyj, na de annulering van hun vlucht van Helsinki naar Fukuoka op 17 mei 2018. De passagiers hebben op 18 september 2020 een vordering ingediend, waarin zij compensatie van € 1.200,00 en bijkomende kosten vorderen, gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft echter betwist dat de passagiers ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat deze na de wettelijke vervaltermijn zou zijn ingediend.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering inderdaad na de vervaldatum is ingediend. De wettelijke termijn van twee jaar, zoals bepaald in artikel 8:1835 van het Burgerlijk Wetboek, begon te lopen op 19 mei 2018, de dag na de aankomst van de vlucht. De laatste dag waarop de passagiers hun vordering hadden kunnen indienen was 18 mei 2020. Aangezien de dagvaarding pas op 18 september 2020 is uitgebracht, is de vordering niet-ontvankelijk verklaard.

De kantonrechter heeft de passagiers ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 187,00. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2021 door kantonrechter S.N. Schipper, en is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8861301 CV / EXPL 20-9415
Uitspraakdatum: 28 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Finnair Oyj
gevestigd te Helsinki (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben, hoewel zij daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hierop niet gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Schiphol naar Helsinki (Finland) en vervolgens van Helsinki naar Fukuoka (Japan) op 17 mei 2018.
2.2.
De vlucht van Helsinki naar Fukuoka (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50, althans een in redelijke justitie door de kantonrechter te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en voert aan dat de passagiers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat de vordering na de wettelijke vervaldatum is ingediend.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat het hier gaat om een vordering ter zake van een overeenkomst van luchtvervoer in de zin van artikel 8:1390 Burgerlijk Wetboek (BW). Deze vaststelling is onder meer daarom van belang nu artikel 8:1835 BW bepaalt dat iedere vordering uit hoofde van een dergelijke overeenkomst vervalt door verloop van twee jaren, welke termijn aanvangt met de dag volgend op de dag van aankomst van het luchtvaartuig ter bestemming of de dag waarop het luchtvaartuig had moeten aankomen of van de onderbreking van het luchtvervoer.
5.3.
In dit geval is de vlucht op 18 mei 2018 aangekomen op de eindbestemming in Fukuoka. De datum waarop de termijn van twee jaren gaat lopen is dus, zo blijkt uit artikel 8:1835 BW, 19 mei 2018. Daarmee staat vast dat de laatste dag waarop de passagiers de vordering hadden kunnen indienen 18 mei 2020 is. Dat is immers de laatste dag voordat de twee jarentermijn is verlopen. De dagvaarding is uitgebracht op 18 september 2020 en is op 2 november 2020 ter griffie van de rechtbank ingekomen. Dit betekent dat de vordering ná de vervaldatum van 18 mei 2020 is ingediend. De passagiers kunnen daarom niet in hun vordering worden ontvangen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers nu zij niet ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart de passagiers niet-ontvankelijk in hun vordering;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 187,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, ten aanzien van de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter