ECLI:NL:RBNHO:2021:387
Rechtbank Noord-Holland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontslag van testamentair bewindvoerder en benoeming van opvolgend bewindvoerder
In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], een verzoekschrift ingediend om [verweerder], de testamentair bewindvoerder, te ontslaan en haar moeder of [YY] te benoemen als opvolgend bewindvoerder. Dit verzoek is ingediend op 13 augustus 2020 en aangevuld op 1 en 14 september 2020. De moeder van verzoekster heeft op 3 september 2020 gereageerd op het verzoek, en [verweerder] heeft op 11 september 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de zitting op 23 november 2020 heeft [YY] zich bereid verklaard als testamentair bewindvoerder op te treden, wat door [verweerder] is geaccepteerd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: bij testament van 29 november 2011 heeft erflater alles wat verzoekster uit zijn nalatenschap verkrijgt onder bewind gesteld, met mevrouw [naam] als bewindvoerder. Op 3 juli 2018 heeft deze mevrouw [naam] [verweerder] als opvolgend bewindvoerder benoemd. Verzoekster vreest dat [verweerder] het geld waarop het bewind rust zal opnemen, omdat zij hem niet kent en hij niet reageert op haar verzoeken.
In zijn verweer stelt [verweerder] dat hij bereid is het bewind te blijven voeren, maar ook geen bezwaar heeft tegen de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. Hij betwist de claims van verzoekster en stelt dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. De kantonrechter oordeelt dat er geen gewichtige redenen zijn om [verweerder] te ontslaan. De vrees van verzoekster dat het geld ‘weg’ raakt, is ongegrond, en er is geen bewijs dat [verweerder] niet heeft gereageerd op verzoeken van verzoekster. De kantonrechter wijst het verzoek van verzoekster af.