ECLI:NL:RBNHO:2021:387

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
8705368 EJ VERZ 20-256
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van testamentair bewindvoerder en benoeming van opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te [woonplaats], een verzoekschrift ingediend om [verweerder], de testamentair bewindvoerder, te ontslaan en haar moeder of [YY] te benoemen als opvolgend bewindvoerder. Dit verzoek is ingediend op 13 augustus 2020 en aangevuld op 1 en 14 september 2020. De moeder van verzoekster heeft op 3 september 2020 gereageerd op het verzoek, en [verweerder] heeft op 11 september 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de zitting op 23 november 2020 heeft [YY] zich bereid verklaard als testamentair bewindvoerder op te treden, wat door [verweerder] is geaccepteerd.

De feiten van de zaak zijn als volgt: bij testament van 29 november 2011 heeft erflater alles wat verzoekster uit zijn nalatenschap verkrijgt onder bewind gesteld, met mevrouw [naam] als bewindvoerder. Op 3 juli 2018 heeft deze mevrouw [naam] [verweerder] als opvolgend bewindvoerder benoemd. Verzoekster vreest dat [verweerder] het geld waarop het bewind rust zal opnemen, omdat zij hem niet kent en hij niet reageert op haar verzoeken.

In zijn verweer stelt [verweerder] dat hij bereid is het bewind te blijven voeren, maar ook geen bezwaar heeft tegen de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. Hij betwist de claims van verzoekster en stelt dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. De kantonrechter oordeelt dat er geen gewichtige redenen zijn om [verweerder] te ontslaan. De vrees van verzoekster dat het geld ‘weg’ raakt, is ongegrond, en er is geen bewijs dat [verweerder] niet heeft gereageerd op verzoeken van verzoekster. De kantonrechter wijst het verzoek van verzoekster af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 8705368 / EJ VERZ 20-256
Uitspraakdatum: 6 januari 2020
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
inzake
de nalatenschap van [erflater],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en overleden op [datum] te [plaats]
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats]
verder te noemen: erflater
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend, bij de griffie ontvangen op 13 augustus 2020. Bij brief van 1 september 2020 en e-mail van 14 september 2020 heeft [verzoekster] haar verzoek aangevuld.
1.2.
De moeder van [verzoekster] , [XX] (hierna: de moeder), heeft bij brief van 3 september 2020 gereageerd op het verzoek.
1.3.
[verweerder] heeft bij brief van 11 september 2020 gereageerd op het verzoek.
1.4.
Op 23 november 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft een oom van [verzoekster] , [YY] (hierna: [YY] ), een brief gestuurd, gedateerd 25 november 2020. [YY] heeft zich hierin bereid verklaard als testamentair bewindvoerder op te treden. [verweerder] heeft hier schriftelijk akkoord op gegeven bij brief van 4 december 2020.

2.De feiten

2.1.
Bij testament van 29 november 2011 heeft erflater alles wat [verzoekster] uit zijn nalatenschap verkrijgt onder bewind gesteld. Daarbij is als bewindvoerder benoemd mevrouw [naam] (hierna: de tante van [verzoekster] ). Op 3 juli 2018 heeft de tante van [verzoekster] [verweerder] als opvolgend bewindvoerder benoemd en is zij zelf afgetreden als bewindvoerder. [verweerder] was destijds de partner van de tante van [verzoekster] . [verweerder] heeft de benoeming aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om [verweerder] te ontslaan als testamentair bewindvoerder en haar moeder of [YY] te benoemen als testamentair bewindvoerder (artikel 4:157 lid 1 in samenhang met artikel 4:164 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. [verzoekster] kent [verweerder] niet en hij reageert niet op haar e-mails en verzoeken. [verzoekster] vreest dat het geldbedrag waarop het bewind rust door [verweerder] zal worden opgenomen waardoor het geld ‘weg’ raakt.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] voert aan bereid te zijn het bewind te blijven voeren, maar er ook geen problemen mee te hebben het bewind over de dragen aan een opvolgend bewindvoerder. Hij stelt dat de moeder van [verzoekster] niet als bewindvoerder dient te worden benoemd, omdat dit niet in het belang van [verzoekster] is. De moeder heeft namelijk een vordering op [verzoekster] en [verzoekster] heeft eerder aangegeven geen enkel vertrouwen te hebben in haar moeder als bewindvoerder. Bovendien heeft [verzoekster] aan hem verzoeken om uitbetalingen gedaan die uiteindelijk afkomstig bleken van haar moeder. Overigens heeft [verzoekster] destijds ingestemd met zijn benoeming tot bewindvoerder. De vrees dat het geld ‘weg’ is, is ongegrond omdat hij niet bij het geld kan komen zonder eerst allerlei procedures te doorlopen. De bankrekening waar het geld op staat, staat op naam van [verzoekster] en zij krijgt periodiek overzichten van die bankrekening. Overigens is het onjuist dat hij niet gereageerd heeft op e-mails of verzoeken van [verzoekster] .

5.De beoordeling

5.1.
Uit de wet volgt dat een testamentair bewindvoerder – onder andere –op verzoek van de rechthebbende ontslag kan worden verleend wegens gewichtige redenen (artikel 4:164 lid 2 BW). Ook volgt uit de wet dat de kantonrechter, als de uiterste wil niet voorziet in de regeling der benoeming van een bewindvoerder, een of meer bewindvoerders aanwijst op verzoek van de rechthebbende (artikel 4:157 lid 1 BW).
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat er geen gewichtige redenen zijn om [verweerder] te ontslaan als testamentair bewindvoerder. Ter zitting heeft [verweerder] namelijk laten zien dat het geldbedrag op de bankrekening van [verzoekster] bij de ING Bank staat. Het geld is dus niet ‘weg’. Ook is niet aannemelijk geworden dat [verweerder] het geld zelf zal opnemen. Dit standpunt heeft [verzoekster] tegenover de gemotiveerde betwisting van [verweerder] niet nader onderbouwd. Op grond van de wet is [verweerder] overigens tegenover [verzoekster] aansprakelijk, als hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet (artikel 4:163 BW) en dient hij jaarlijks en aan het einde van zijn bewind rekening en verantwoording af aan [verzoekster] (artikel 4:161 BW). Op grond van die wettelijke bepalingen heeft [verzoekster] dan ook inzicht in het handelen van [verweerder] . Conclusie is dat niet is komen vast te staan dat de vrees van [verzoekster] dat het geld ‘weg’ raakt door [verweerder] gegrond is.
5.3.
Ook is niet vast komen te staan dat [verweerder] niet heeft gereageerd op berichten van [verzoekster] en haar niet de benodigde informatie heeft verstrekt. Ter zitting is gebleken dat hij onder meer niet aan betalingsverzoeken heeft voldaan, omdat [verzoekster] zelf heeft bericht dat haar moeder de betalingsverzoeken vanaf haar mailaccount had gedaan. Aanvankelijk ontkende [verzoekster] deze gang van zaken, maar nadat haar de betreffende e-mail was voorgelezen door de bewindvoerder heeft ze daarover geen duidelijkheid willen verschaffen, anders dan dat ze het geld al had geregeld en geen zin had het de bewindvoerder uit te leggen. De moeder van [verzoekster] was evenmin duidelijk over al dan niet door haar gestuurde berichten aan de bewindvoerder. .
5.4.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat er gewichtige redenen zijn om [verweerder] te ontslaan als testamentair bewindvoerder. Een enkele ongemotiveerde bereidverklaring van [YY] , de broer van de moeder van [verzoekster] , maakt dat niet anders. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] zal afwijzen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter