ECLI:NL:RBNHO:2021:382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
8251916 \ CV EXPL 20-119
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa A.G. wegens compensatie voor vertraging van haar vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de luchtvaartmaatschappij voor een reis van Amsterdam naar Shenyang via Frankfurt op 6 september 2018. Door een vertraging van de eerste vlucht LH993 van Amsterdam naar Frankfurt miste de passagier haar aansluitende vlucht naar Shenyang. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en langdurige vertragingen. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk instructies van de luchtverkeersleiding die de oorspronkelijke slottijd van de vlucht wijzigden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming is aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de vervoerder voldoende bewijs had geleverd dat de vertraging van vlucht LH993 het gevolg was van een wijziging in de slottijden door de luchtverkeersleiding, wat als een buitengewone omstandigheid kan worden beschouwd. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet in aanmerking kwam voor compensatie. De vordering van de passagier werd afgewezen en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8251916 \ CV EXPL 20-119
Uitspraakdatum: 3 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Webcasso B.V.
tegen
de rechtspersoon naar Duits recht
Deutsche Lufthansa A.G.
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 11 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Frankfurt, Duitsland met vlucht LH993 en van Frankfurt naar Shenyang (China) met vlucht LH782 op 6 september 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Volgens de boekingsbevestiging zou vlucht LH993 op 6 september 2018 om 14:50 uur lokale tijd vertrekken uit Amsterdam en om 15:55 uur lokale tijd in Frankfurt arriveren. Vervolgens zouden de passagier om 17:50 uur lokale tijd met vlucht LH782 vanuit Frankfurt verder vliegen en op 7 september 2018 om 09:55 uur lokale tijd in Shenyang arriveren.
2.3.
Vlucht LH993 van Amsterdam naar Frankfurt is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vlucht naar Shenyang heeft gemist. De passagier is omgeboekt naar vervangende vluchten (LH732 van Frankfurt naar Shanghai en vlucht CZ6502 van Shanghai naar Shenyang) en uiteindelijk op 7 september 2018 met een vertraging van meer dan 10 uur aangekomen.
2.4.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 althans € 108,90, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. Vlucht LH993 maakt onderdeel uit van de rotatievlucht LH992/993. De vertraging van vlucht LH993 is het gevolg van de latere aankomst in Amsterdam van de voorafgaande vlucht LH992. De reden van deze vertraging is dat vlucht LH992 instructies van de luchtverkeersleiding diende op te volgen. De luchtverkeersleiding had de oorspronkelijke ‘slot’ ingetrokken en een nieuw ‘slot’ aan het toestel toegekend. Daarnaast kreeg ook vlucht LH993 restricties van de luchtverkeersleiding opgelegd. De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij stelt dat de bemanning van vlucht LH992 en LH993 gevolg moest geven aan instructies van de luchtverkeersleiding. Dit is een oncontroleerbare situatie die de vervoerder kon voorkomen noch beperken. De passagier heeft hierdoor de aansluitende vlucht gemist en is omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht.
4.2.
Tevens betwist de vervoerder buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vervoerder beroept zich op (de doorwerking van) een buitengewone omstandigheid.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vervoerder het vluchtrapport en de ‘slot history’ van de voorafgaande vlucht LH992 overgelegd. Hieruit volgt dat om 08:40 UTC de ‘slot’ van 10:40 UTC door de luchtverkeersleiding middels een Slot Allocation Message (SAM) werd gewijzigd naar 11:48 UTC en vervolgens middels Slot Revision Messages (SRM) de ‘slottijd’ nog een aantal keren is gewijzigd. De kantonrechter overweegt dat het intrekken en het opleggen van een later slot kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende aangetoond dat het luchtverkeersbeheer als gevolg van “ATFM due to WEATHER AT DESTINATION
(vertragingscode 84) meerdere keren een nieuw slot heeft opgelegd aan vlucht LH992 en dat dit heeft geleid tot een vertraging van 41 minuten van deze vlucht. Niet is gebleken dat de vervoerder zelf om een nieuw slot heeft verzocht of dat zij het aan zichzelf te wijten had dat aan vlucht LH992 latere slottijden zijn opgelegd. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de vertragingscodes zoals vermeld in het vluchtrapport en de ‘slot history’.
5.4.
Voorts is voldoende gebleken dat de buitengewone omstandigheid van vlucht LH992 doorwerkt naar de onderhavige vlucht LH993. Het vluchtrapport van vlucht LH993 vermeldt een vertrekvertraging van 27 minuten vanwege de vertraagde aankomst van de voorafgaande vlucht. Dit volgt uit vertragingscode 93 (
AIRCRAFT ROTATION, late arrival of aircraft from another flight or previous sector). Daarnaast had vlucht LH993 een vertraging van 42 minuten die te wijten was aan “ATFM due to WEATHER AT DESTINATION” (vertragingscode 84). Uit de ‘slot history’ volgt dat de luchtverkeersleiding ook voor de onderhavige vlucht om 11:11 UTC de oorspronkelijke slot van 12:50 UTC introk en een nieuw slot van 13:29 UTC aan het toestel toekende. De slottijd is nog diverse keren veranderd en uiteindelijk heeft vlucht LH2307 gebruik gemaakt van de “slot” van 14:18 UTC. Vlucht LH993 is om 15:19 UTC in Frankfurt aangekomen, met een vertraging van 84 minuten, waarvan 69 minuten aan een buitengewone omstandigheid kan worden toegeschreven.
5.5.
Daarnaast is voldoende gebleken dat de uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming het directe gevolg is geweest van deze vertraging van 69 minuten van vlucht LH993. Indien deze vertraging zich niet had voorgedaan, had de passagier de aansluitende vlucht LH782 naar Shenyang immers niet gemist. Vast staat immers dat er op de luchthaven van Frankfurt een minimum overstaptijd geldt van 45 minuten. Indien de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheid buiten beschouwing wordt gelaten en ervan wordt uitgegaan dat vlucht LH993 met slechts 15 minuten vertraging te Frankfurt was aangekomen (om 14:10 UTC), dan had de passagier de aansluitende vlucht, gelet op de minimale overstaptijd te Frankfurt, nog kunnen halen. Dit betekent dus dat het missen van de aansluitende vlucht is veroorzaakt door (de vertraging ten gevolge van) de buitengewone omstandigheid. De uiteindelijke vertraging van de passagier van meer dan drie uur op de eindbestemming is daarom het directe gevolg van de vertraging van vlucht LH993. De stelling van de passagier dat geen sprake was van een langdurige vertraging in de zin van de Verordening door het intrekken van het slot, omdat er sprake was van een vertraging van “slechts een uur”, kan de kantonrechter daarom niet volgen.
5.6.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter beantwoordt de vraag bevestigend. Zoals hiervoor is overwogen, bedraagt de minimum overstaptijd op Frankfurt 45 minuten. Vast staat dat er in het oorspronkelijke vluchtschema een overstaptijd van 115 was ingepland. Er was dus een reservetijd van 65 minuten. Een dergelijke reservetijd wordt door de kantonrechter als voldoende gekwalificeerd. Daarnaast is gesteld noch gebleken is dat er onvoldoende reservetijd tussen de onderhavige vlucht (LH993) en de daaraan voorafgaande vlucht (LH992) was gepland.
5.7.
De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat zij de passagier heeft omgeboekt naar de eerstvolgende vluchten met plaats naar Shenyang. De kantonrechter stelt vast dat de passagier met de vervangende vluchten weliswaar meer dan 10 uur later op de eindbestemming is aangekomen, maar nog wel op dezelfde dag als oorspronkelijk gepland. Niet valt in te zien welke andere maatregelen de vervoerder in dit geval had moeten nemen om de vertraging te voorkomen. De passagier heeft in dit verband ook niets gesteld.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagier worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter