ECLI:NL:RBNHO:2021:3734

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
8252006 \ CV EXPL 20-132
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak heeft Claimingo B.V. een vordering ingesteld tegen British Airways PLC wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 14 maart 2018 dienden passagiers van Nairobi naar Londen te vliegen met vlucht BA64, maar deze vlucht was vertraagd, waardoor zij hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten. De passagiers arriveerden uiteindelijk met een alternatieve vlucht met een vertraging van 3 uur en 41 minuten. Claimingo vorderde compensatie van € 1.800,00, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, maar de vervoerder betwistte de verschuldigdheid en hoogte van de vordering.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals vereist door de Verordening. De vervoerder had moeten toelichten welke specifieke omstandigheden de vertraging veroorzaakten, maar heeft dit nagelaten. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder in beginsel gehouden was tot betaling van compensatie, maar dat deze compensatie met 50% moest worden verlaagd omdat de vertraging minder dan vier uur was. Uiteindelijk werd de vordering tot betaling van € 900,00 toegewezen, samen met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar deze werden berekend op basis van de toegewezen hoofdsom.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verplichtingen van vervoerders onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat te reageren op claims van passagiers. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.063,35 aan Claimingo, inclusief proceskosten en nakosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8252006 \ CV EXPL 20-132
Uitspraakdatum: 26 mei 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Claimingo B.V.
gevestigd te Bussum
eiseres
hierna te noemen Claimingo
gemachtigde Van Schendel & Partners
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
Claimingo heeft bij dagvaarding van 25 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Claimingo heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Een aantal passagiers heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Nairobi (Kenia) naar Londen (Verenigd Koninkrijk) met vlucht BA64 en aansluitend van Londen naar Amsterdam op 14 maart 2018. De geplande aankomsttijd te Amsterdam was om 10:15 uur lokale tijd.
2.2.
De vlucht van Nairobi naar Londen is vertraagd uitgevoerd, waardoor de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. Aan de passagiers is een vervangende vlucht (BA434) aangeboden. De passagiers zijn met de alternatieve vlucht op 14 maart 2018 om 13:56 uur lokale tijd - met een vertraging van 3 uur en 41 minuten - te Amsterdam aangekomen.
2.3.
Claimingo heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Claimingo vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2018, althans vanaf 2 juli 2018, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 326,70 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 juli 2018, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Claimingo heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Claimingo stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 1.800,00.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van de vordering. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter merkt op dat het op de weg van Claimingo had gelegen om in ieder geval de namen van de passagiers in de dagvaarding te vermelden en op grond waarvan Claimingo gerechtigd is de vordering van deze passagiers in rechte in te stellen. Zonder deze informatie kan niet worden vastgesteld om hoeveel passagiers het gaat, welk bedrag aan compensatie per passagier er wordt gevorderd en of en zo ja waarom Claimingo vorderingsgerechtigd is. Echter, nu de vervoerder geen verweer heeft gevoerd met betrekking tot het ontbreken van voormelde gegevens, maar hij (subsidiair) wel heeft aangevoerd dat de gevorderde compensatie beperkt moet worden tot een bedrag van € 300,00 per passagier en een bedrag van € 900,00 in totaal, gaat de kantonrechter ervan uit dat er drie passagiers zijn. Voorts gaat de kantonrechter ervan uit dat deze passagiers - zoals de vervoerder dat ook doet - hun vorderingsrecht aan Claimingo hebben gecedeerd.
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming te Amsterdam, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden, de ‘OPNL Legs Report’ van vlucht BA64 en van de alternatieve vlucht BA434 overgelegd (producties A1 en A2 conclusie van antwoord). Onduidelijk is op welke buitengewone omstandigheid de vervoerder zich beroept. Hij stelt alleen dat vlucht BA64 een vertraging van 31 minuten bij aankomst heeft opgelopen, terwijl het toestel met slechts 1 minuut vertraging bij de gate vertrok. De vervoerder voert aan dat hij geen invloed kan uitoefenen op het verloop van een vlucht. De kantonrechter kan de vervoerder hierin niet volgen. Niet zonder meer kan worden geoordeeld dat elke vertraging die zich tijdens de uitvoering van de vlucht voordoet, valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid. De vervoerder heeft in dupliek toegelicht dat ‘sprake kan zijn van slechte weersomstandigheden onderweg, tegenvallende
jet stream, of andere omstandigheden’. Het had echter op de weg van de vervoerder gelegen om toe te lichten én te onderbouwen door welke specifieke omstandigheid de vertraging tijdens de uitvoering van vlucht BA64 is ontstaan, zodat beoordeeld had kunnen worden of deze omstandigheid in dit geval valt aan te merken als een buitengewone omstandigheid in de zin van de Verordening. Nu de vervoerder dit heeft nagelaten, kan het beroep op een buitengewone omstandigheid niet slagen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vertraging ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
4.5.
De kantonrechter begrijpt - onder ambtshalve aanvulling van de rechtsgronden - dat de vervoerder zich subsidiair beroept op artikel 7 lid 2 sub c van de Verordening op grond waarvan de vervoerder de compensatiebedragen met 50% kan verlagen als sprake is van een vertraging van minder dan vier uur. Nu Claimingo dit niet heeft weersproken, slaagt dit beroep van de vervoerder en zal de hoogte van de compensatie met 50% worden verlaagd. Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 900,00. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
Claimingo heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat Claimingo buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Nu slechts een deel van de gevorderde hoofdsom wordt toegewezen, zal de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten waarop aanspraak kan worden gemaakt worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Claimingo worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Claimingo van € 1.063,35, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 900,00 vanaf 20 juni 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Claimingo tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,81;
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 248,00
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Claimingo worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter