Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Staat der Nederlanden,
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Rijksvastgoedbedrijf
1.Het verdere procesverloop
Op 4 september 2020 hebben zij hun rapport uitgebracht.
2.De verdere beoordeling
1. Wat is per de door de Staat gevorderde huurprijsherzieningsdatum een marktconforme tegenprestatie voor het genot van het gehuurde en op welke gronden? Daarbij gelden de volgende condities:
- De deskundigen dienen bij hun taxatie uit te gaan van de in r.o. 6.6. van het tussenvonnis van 29 augustus 2018 weergegeven definitie van marktconformiteit. Indien deze definitie volgens hen niet bruikbaar is, dienen zij gemotiveerd aan te geven waarom dat niet zo is en van welke definitie van marktconformiteit zij dan wel uitgaan.
- De deskundigen dienen bij hun taxatie de door partijen ingebrachte deskundigenrapporten van C&W en Fakton en de daarin gehanteerde taxatiemethoden te betrekken en (gemotiveerd) aan te geven in hoeverre deze methoden al dan niet geschikt zijn om een marktconforme tegenprestatie te bepalen.
De deskundigen zijn alle drie werkzaam op het gebied van taxatie van onroerende zaken en zij werken conform het Reglement Gedrags- en Beroepsregels NRVT. Dat zij bij hun onderzoek partijdig hebben gehandeld, is gesteld noch gebleken. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee de kwaliteit voldoende is gewaarborgd. De omstandigheid dat de opmerkingen van de Staat naar aanleiding van het concept-rapport niet door de deskundigen zijn verwerkt, althans slechts beknopt beantwoord, leidt niet tot een ander oordeel. Het is immers aan de deskundigen om te bepalen of en zo ja in hoeverre zij rekening houden met het commentaar van partijen op het concept-rapport.
De deskundigen hebben het object omschreven als volgt:
een perceel waterbodem ten behoeve van het aanleggen van een woonboot voor permanente bewoning alsmede de aanpalende (oever)grond die in gebruik kan worden genomen als tuin, niet zijnde onland. De betreffende waterbodem en grond is fysiek (nog) niet geschikt voor het aanleggen van woonboten en het realiseren van een aanpalende tuin/erf”
Ten eerste hebben ze gekeken naar transacties betreffende ruwe bouwgrond in een straal van 25 kilometer rondom het gehuurde. Op basis van de gevonden referenties is de bandbreedte van ruwe bouwgronden van uitbreidingsgebieden gelegen tussen € 55,- en € 90,- per m2 en bij inbreidingsgebieden is de waarde circa € 170,- per m2.
Ten tweede hebben de deskundigen naar de waarde van snippergroen in de omgeving van het gehuurde gekeken. Op basis van die referenties ligt de bandbreedte van snippergroen tussen € 137,- tot € 235,- per m2.
Ten derde hebben de deskundigen verkopingen of erfpachtuitgiften van vergelijkbare objecten in hun beoordeling meegenomen. Daarbij hebben ze niet alleen gekeken naar enkele individuele transacties maar ook naar de door de gemeente Velsen gehanteerde grondquote. Voor wat betreft de verschillende transacties zijn de deskundigen op een bandbreedte van € 58,- tot € 68,- per m2 gekomen.
- risico-opslagen: hierbij is sprake van verschillende risico’s. Het object specifieke risico ziet op de ouderdom van het object. Dit risico stellen de deskundigen arbitrair vast op 0%. Het locatie specifieke risico beweegt zich volgens de deskundigen tussen 0% en 2%. Zij stellen dit risico arbitrair vast op 1%. Ten slotte is sprake van type specifiek risico, waarbij het gaat om de wijze van gebruik van het gehuurde. Dit risico beweegt zich binnen de bandbreedte van 0,5% tot 5%, De deskundigen stellen dit risico arbitrair vast op 1%.
- doorbelaste kosten: het gaat hier om de beheerskosten waarbij een bandbreedte wordt aangehouden van 2% tot 7%. De deskundigen stellen de beheerskosten arbitrair vast op 4,5%.
- gemeente Velsen: 3,6%
- gemeente Amsterdam: 3,0%
- gemeente Purmerend: 4,25%.
Volgens de deskundigen is erfpacht in algemene zin een ruimer, meeromvattend recht dan huur. Om die reden moet een afslag plaatsvinden indien de huurprijs wordt afgeleid van een (fictieve) canon.
€ 465,- per m2, hem zeer hoog voorkomen. Het betoog van de Staat hierover ziet op de residuele methode waarbij de deskundigen de gevonden prijzen voor grond in bouwrijpe staat hebben teruggerekend naar die van niet-bouwrijpe grond. Nog daargelaten dat de deskundigen niets zeggen over de kosten van het bouwrijp maken, gaat het hier slechts om één bron die de deskundigen hebben gebruikt om tot een oordeel te komen en bovendien om een bron (residuele methode) die minder zwaar heeft meegewogen.
Er is gekeken naar rentepercentages die de gemeente in rekening brengen (tussen de 2,10% en 5,6%) en naar de kapitaalmarkt. Op basis van deze gegevens is uitgegaan van een percentage van 4,00%. Hierbij is rekening gehouden met de beheerskosten die bij huur hoger zijn dan bij erfpacht.
De motivering hiervoor ziet uitsluitend op het recht dat de gebruiker op de grond heeft en de deskundigen zijn niet ingegaan op hetgeen hierover in het rapport van C&W is opgemerkt. Ook hebben de deskundigen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere omstandigheid dat blijkens het huurcontract de Staat bij eigendomsoverdracht van het vaartuig gehouden is mee te werken aan overname van de huurovereenkomst (artikel 8). Dat maakt dat sprake is van een sterker huurrecht dan normaliter het geval is. Dit alles overziende ziet de kantonrechter aanleiding om in die zin van het rapport van de deskundigen af te wijken door voor wat betreft het huurpercentage uit te gaan van (bijna) het gemiddelde van de gevonden referente canonpercentages per 2017, te weten 3,6%. Dat betekent dat de huurprijs per 1 juli 2017 zal worden vastgesteld op een bedrag van € 2.196,18 per jaar.
de ondergrond van een oppervlakte water en een stuk oever ter grootte van circa 679m2 gelegen nabij het adres [adres]hebben bepaald. Dat zij daarbij aan slechts 175m2 oever een waarde hebben toegekend, is iets anders. Dat aantal vierkante meters oever sluit aan op de door de Staat zelf ook gebruikte methode om de nieuwe huurprijs te bepalen en is door de deskundigen redelijk gevonden. Dat dit aantal vierkante meters direct is gekoppeld aan het door de Staat gehanteerde tarievenstelsel, kan de kantonrechter daaruit niet afleiden. De kantonrechter ziet in dit bezwaar dus geen aanleiding om af te wijken van het rapport van de deskundigen. Het zelfde geldt voor het bezwaar van de Staat voor wat betreft de opname van het gehuurde (opmerking 5). De deskundigen zijn op juiste gronden uitgegaan van het aantal vierkante meters dat volgens het huurcontract door de Staat wordt verhuurd. Nu verder wordt uitgegaan van maximaal 175m2 aan oevergrond, is een exacte opname van het gehuurde niet noodzakelijk. De Staat heeft onvoldoende duidelijk gemaakt in hoeverre onrechtmatig door de huurder in gebruik genomen grond van invloed is op de huurwaarde van de verhuurde grond.
Er is, anders dan [gedaagde] heeft voorgesteld, geen aanleiding om op de per 1 juli 2017 aangepaste huurprijs nog een ingroeiregeling toe te passen. Dat zou immers niet aansluiten op hetgeen destijds door de Staat is voorgesteld. Bovendien wordt de huurprijs uiteindelijk vastgesteld op een (aanzienlijk) lager bedrag dan door de Staat is voorgesteld.
€ 2.196,18 per jaar.