Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het verdere procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
A. Door Wijcker Groen nog verschuldigd loon over januari 2019 ad € 131,92 bruto;
B. Door Wijcker Groen nog verschuldigde vakantietoeslag ad € 1.523,22 bruto;
C. Een bedrag ad € 102,53 bruto terzake opgebouwde doch niet genoten vakantie-uren;
D. Door Wijcker Groen nog verschuldigde reiskosten ad € 53,54 netto;
E. De proceskosten ad € 720,- naar aanleiding van de beschikking d.d. 11 september 2019;
F. De wettelijke verhoging over het gevorderde onder A tot en met C;
G. Een bedrag ad € 378,12 ter zake de buitengerechtelijke incassokosten;
H. De wettelijke rente over alle gevorderde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
€ 131,93 bruto aan salaris, te vermeerderen met € 19,79 (15%) aan wettelijke verhoging
€ 1.542,24 bruto aan vakantiegeld, te vermeerderen met € 231,34 aan wettelijke verhoging
€ 102,53 bruto aan vakantie-uren, te vermeerderen met € 15,38 aan wettelijke verhoging
€ 53,54 netto aan reiskostenvergoeding
€ 271,68 aan buitengerechtelijke incassokosten
In totaal komt dus een bedrag van € 2.043,21 bruto en een bedrag van € 325,22 netto, te vermeerderen met wettelijke rente, in beginsel voor toewijzing in aanmerking. Verder is hiervoor overwogen dat Wijcker Groen in ieder geval tot een bedrag van € 1.303,56 netto – het cursusgeld – een beroep op verrekening toe. Gelet op het feit dat ten aanzien van het brutobedrag nog loonbelasting moet worden ingehouden, zal na verrekening van het cursusgeld nog een vordering van in ieder geval minder dan € 1.000,- (netto) resteren.