ECLI:NL:RBNHO:2021:3617

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
8938618 CV EXPL 20-10736
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging van een overeenkomst buiten verkoopruimte wegens schending van informatieplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter op 28 april 2021 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de eisende partij, handelend onder de naam [handelsnaam], en de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 143,40 aan hoofdsom, € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 14,57 aan wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die op 6 april 2015 was gesloten, waarbij de eisende partij foto’s had gemaakt van voetballertjes. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst een bemiddelingsovereenkomst betrof en dat de gedaagde partij niet heeft voldaan aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 6:230m en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet volledig aan haar verplichtingen heeft voldaan, met name met betrekking tot het verstrekken van informatie over het herroepingsrecht. Hierdoor heeft de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, waarbij 25% van de verschuldigde prijs in aanmerking is genomen. De kantonrechter heeft de eisende partij ook gewezen op de noodzaak van een deugdelijke toelichting op de overgelegde stukken. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, omdat de eisende partij niet de juiste bewijsstukken heeft overgelegd. De vordering tot vergoeding van vervallen rente is eveneens afgewezen, omdat de eisende partij een onjuist bedrag aan hoofdsom had opgegeven. Uiteindelijk is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 7,55 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8938618 \ CV EXPL 20-10736
Uitspraakdatum: 28 april 2021
Verstekvonnis in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n. [handelsnaam]
te [woonplaats]
de eisende partij
procederend in persoon
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft op 3 februari 2021 een tussenvonnis gewezen. Voor het verloop van de procedure tot 3 februari 2021 wordt naar dit tussenvonnis verwezen.
1.2.
De eisende partij heeft haar vordering bij akte van 3 maart 2021 toegelicht.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 143,40 aan hoofdsom, € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 14,57 aan wettelijke rente berekend tot de dag van de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met de gedaagde partij op 6 april 2015 op het sportveld een overeenkomst heeft gesloten, uit hoofde waarvan de eisende partij foto’s heeft gemaakt van de voetballertjes uit het team dat de gedaagde partij die dag begeleidde. De eisende partij heeft ter onderbouwing de werkbrief van 6 april 2015 overgelegd. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd, noch zijn de albums teruggestuurd of is er geld overgemaakt.
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst buiten verkoopruimte tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter stelt vast dat er sprake is van een bemiddelingsovereenkomst. De gedaagde partij verplichtte zich, op grond van die overeenkomst, tot het bemiddelen in de aankoop van albums door ouders/verzorgers van de voetballertjes. De gedaagde partij ontving voor die bemiddeling in ieder geval een [aanduiding]-pen. Een bemiddelingsovereenkomst valt niet onder een van de uitzonderingen van artikel 6:230h lid 2 BW, zodat de bepalingen uit Boek 6, Titel 5, Afdeling 2B BW op de overeenkomst van toepassing zijn. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230t Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.4.
Op grond van de artikelen 6:230m en 6:230t BW dient de eisende partij - kort gezegd - voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op afstand op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW opgesomde informatie aan de consument te verstrekken. Voor wat betreft de kenmerken van de zaak of dienst, de prijs en kosten, de duur van de overeenkomst en voorwaarden voor opzegging en de minimumduur dient zij de consument daarbij onmiddellijk voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst tevens op een in het oog springende wijze op deze informatie te wijzen. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden, is, gelet op voornoemd doel, niet in alle gevallen afdoende.
2.5.
Daarnaast dient de eisende partij ingevolge artikel 6:230t BW binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst verstrekken op papier of een andere duurzame gegevensdrager, met daarin alle in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie.
2.6.
In het tussenvonnis van 3 februari 2021 is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om nader toe te lichten en te onderbouwen dat is voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230t BW.
2.7.
Wat betreft de precontractuele informatieverplichtingen verwijst de eisende partij naar een script en de overgelegde werkbrief. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit deze stukken dat de eisende partij bij het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW, behoudens het vereiste van artikel 6:230m lid 1 onder h BW, het herroepingsrecht.
2.8.
De kantonrechter kan uit de stellingen van de eisende partij niet opmaken dat zij heeft voldaan aan haar contractuele verplichtingen als bedoeld in artikel 6:230t BW. Op grond van dit artikel dient de handelaar binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst een bevestiging van de overeenkomst te verstrekken met daarin wederom alle toepasselijke contractuele informatieverplichtingen op papier of een andere duurzame gegevensdrager. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij, na het ondertekenen van de werkbrief en de fotosessie, een flyer en een pen heeft ontvangen. In de flyer wordt niet aangegeven wat de prijs van de albums is. Voorts wordt de gedaagde partij wel gewezen op het door de eisende partij gehanteerde herroepingsrecht van 3 dagen. Dit is echter niet in overeenstemming met de wettelijke termijn van 14 dagen die de consument toekomt om een overeenkomst buiten verkoopruimte te ontbinden ingevolge artikel 6:230o BW.
2.9.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat niet (volledig) aan de verplichtingen van artikelen 6:230m lid 1 en 6:230t BW is voldaan.
2.10.
Gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU moet de kantonrechter aan de schending van de informatieverplichtingen gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. Met het oog op deze Europeesrechtelijke beginselen ziet de kantonrechter aanleiding om de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde prijs. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 en 3:41 BW, en/of aan de artikelen 6:193d en 6:193f BW, omdat de schending van de informatieverplichtingen ook een oneerlijke handelspraktijk is. Dit betekent dat van de gevorderde hoofdsom van € 143,40 een bedrag van € 107,55 in beginsel toewijsbaar is.
2.11.
De kantonrechter wijst de eisende partij nog op het volgende. De eisende partij heeft een summiere toelichting gegeven ten aanzien van de (pre-)contractuele informatieverplichtingen. Wel heeft zij het script, een werkbrief en de flyer overgelegd. Hoewel hieruit zou kunnen worden afgeleid dat de gedaagde partij op de meest essentiële informatie is gewezen, verlangt de kantonrechter desalniettemin van de eisende partij een deugdelijke toelichting op de door haar overgelegde stukken. Hoewel het uitgangspunt is dat de kantonrechter niet in de producties op zoek gaat naar informatie, heeft zij, mede gezien het feit dat de eisende partij in persoon procedeert en geen “repeatplayer” is, dat in deze zaak (eenmalig) wel gedaan. Indien de eisende partij dit in een volgende procedure achterwege laat, kan dit leiden tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van de vordering.
2.12.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat de eisende partij de aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, waarop zij zich ter onderbouwing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten beroept, niet heeft overgelegd. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 85 lid 1 Rv. De overgelegde ongeadresseerde “WIK-brief” is niet voldoende, omdat niet kan worden vastgesteld of en wanneer de brief is verstuurd en naar welk adres.
2.13.
De vordering tot vergoeding van de vervallen rente zal worden afgewezen, nu de eisende partij bij dagvaarding van een onjuist bedrag aan hoofdsom is uitgegaan. De eisende partij heeft hiermee over een te hoog bedrag aan hoofdsom vervallen rente berekend. De rente zal over de (restant) hoofdsom worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
2.14.
De eisende partij stelt dat de gedaagde partij op 5 november (jaartal onbekend) een bedrag van € 100,00 heeft betaald, zodat een bedrag van € 7,55 aan hoofdsom zal worden toegewezen.
2.15.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor de te nemen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij, aangezien het aan haarzelf te wijten is dat het nodig was deze extra akte op te stellen. De kosten voor salaris gemachtigde worden op nihil gesteld, omdat de eisende partij in persoon procedeert.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 7,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 86,71 wegens dagvaardingskosten,
€ 83,00 wegens griffierecht en
€ 0,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter