Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
€ 2.475,00 netto en € 923,00 netto en de betaalde partnerbijdrage over de periode tot
1 december 2015 ter hoogte van € 467,00 netto. [eiser] ontbindt daarnaast tevens de met [gedaagde] gesloten overeenkomst van opdracht, wat leidt tot een ongedaanmakingsverplichting en daarmee de verplichting tot terugbetaling van het voorschot van € 2.000,00. [eiser] vordert ook betaling van de door de Raad van Discipline en Hof van Discipline vastgestelde bedragen aan griffierecht en reiskosten en van € 816,15 aan buitengerechtelijke kosten. Tot slot acht [eiser] het gepast om in deze bijzondere situatie een reële proceskostenveroordeling te vragen. [gedaagde] heeft, naast al het bovenstaande, nagelaten ervoor zorg te dragen dat zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar de schadeclaim voortvarend zou oppakken. Deze handelwijze kan [gedaagde] zwaar aangerekend worden.
4.De beoordeling
- [gedaagde] heeft in de voorlopige voorzieningenprocedure bij de rechtbank geen dan wel onvoldoende financiële stukken van [eiser] ingebracht en geen verweer gevoerd tegen de verzochte kinderbijdrage.
- [gedaagde] heeft zich, ondanks de mededeling van [eiser] dat hij de zaak niet wilde doorzetten en [gedaagde] hem niet meer mocht vertegenwoordigen, niet als advocaat onttrokken bij de rechtbank, waardoor [eiser] in de echtscheidingsprocedure geacht werd te zijn verschenen.
- [gedaagde] heeft [eiser] niet op de hoogte gesteld dat hij zich niet had onttrokken en hem niet geïnformeerd over het verloop van de procedure bij de rechtbank, waaronder over de datum van de zitting. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd in die procedure en heeft [eiser] niet op de hoogte gesteld van de echtscheidingsbeschikking.
7 december 2016, dus meer dan een jaar later, is ingediend en - zo heeft [eiser] onweersproken gesteld - ook in die procedure door mr. Yigit niet voldoende en de juiste financiële gegevens zijn ingebracht. Hiervoor is voldoende steun te vinden in de beschikking van de rechtbank van 22 november 2017 en het arrest van het gerechtshof van 9 juli 2019. Hoewel de schade dus het rechtstreeks gevolg is van het handelen van [gedaagde] , is de schade vervolgens niet beperkt door het handelen van mr. Yigit. Er is dus ook in de schadebeperking - kennelijk, want de kantonrechter is niet bekend met een rechterlijk oordeel hierover - een beroepsfout gemaakt. Als mr. Yigit haar werk naar behoren zou hebben verricht, zou de schade er mogelijk niet of in beperktere mate zijn geweest. Om die reden is de kantonrechter van oordeel dat de schade niet volledig voor rekening van [gedaagde] kan worden gebracht.