In deze zaak heeft verzoeker op 23 december 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. B. van Walderveen, de rechter in een belastingzaak. Verzoeker stelde dat de rechter niet onpartijdig kon oordelen, omdat deze in het verleden beslissingen had genomen die nadelig waren voor verzoeker. Verzoeker had eerder, op 11 december 2020, de rechtbank geïnformeerd over zijn bezwaren tegen de rechter, maar diende pas later een formeel verzoek in. De wrakingskamer heeft de tijdigheid van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat verzoeker te lang had gewacht met het indienen van zijn wrakingsverzoek, wat in strijd is met de wettelijke vereisten van artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht. De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Daarnaast merkte de wrakingskamer op dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, het inhoudelijk niet zou slagen, omdat verzoeker onvoldoende had onderbouwd waarom de rechter niet onbevooroordeeld zou zijn. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.