Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.MR. RUTGER JAN SCHIMMELPENNICK q.q.,
MR. JOOST CHRISTIAAN LODEWIJK KUIPER q.q.
1.Het procesverloop
- het door deze rechtbank op 11 juni 2003 tussen Bovo Voorschotbank B.V., als rechtsvoorganger van DSB, enerzijds en [gedaagde] en [naam] (hierna: [naam] ) anderzijds bij verstek gewezen vonnis onder zaak/rolnummer 65912 / HA ZA 03-384 (hierna: het verstekvonnis),
- de verzetdagvaarding van [gedaagde] (aan te merken als conclusie van antwoord),
- het vonnis in verzet van 26 februari 2020,
- de brief van 20 oktober 2020 van mr. van Oel,
- het rolbericht van 6 november 2020 van mr. van Oel en
- de akte van DSB van 17 februari 2021.
2.Het geschil
3.De beoordeling
Ontvankelijkheid
Uit lid 3 van dit artikel volgt dat buiten de gevallen bedoeld in het tweede lid de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan, aanvangt op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
Bij exploot van 21 november 2019 is het beslagexploot wel aan [gedaagde] overbetekend. Dat exploot van overbetekening kan worden aangemerkt als een ter uitvoering van het vonnis strekkende akte als bedoeld in artikel 143 lid 2 Rv. Dat exploot is echter ook niet in persoon aan [gedaagde] betekend. De verzettermijn is daardoor ook niet op 21 november 2019 gaan lopen.