ECLI:NL:RBNHO:2021:3486

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
8125262 \ CV EXPL 19-16512
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van compensatie en buitengerechtelijke incassokosten in luchtvaartzaak

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Ukraine International Airlines, naar aanleiding van een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Kiev op 4 december 2018. De passagiers vorderden compensatie voor de vertraging, maar trokken deze vordering in omdat zij erkenden dat er sprake was van buitengewone omstandigheden. Ze handhaafden echter hun vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, omdat zij meenden dat de vervoerder hen nodeloos had gedwongen tot een procedure. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers in redelijkheid geen recht hadden op de gevorderde kosten, aangezien de vervoerder verweer had gevoerd en uitleg had gegeven over de vertraging. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde de passagiers tot betaling van de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 14 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8125262 \ CV EXPL 19-16512
Uitspraakdatum: 14 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Ukraine International Airlinesgevestigd te Kiev (Oekraïne), mede kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: P. Shyshkin

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd. De vervoerder heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, de vervoerder niet meer gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers op 4 december 2018 zou vervoeren van Amsterdam naar Kiev en aansluitend van Kiev naar Chisinau (Moldavië) .
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht van Amsterdam naar Kiev vertraagd uitgevoerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen – na vermindering van eis – dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 120,00, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers zien af van hun vordering tot compensatie, omdat niet langer in geschil is dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening).
3.3.
De passagiers handhaven echter hun vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Daartoe stellen de passagiers dat de vervoerder de passagiers nodeloos heeft gedwongen tot een procedure. Indien de vervoerder bij het eerste verzoek, of bij één van de latere verzoeken van de gemachtigde van de passagiers tot betaling van compensatie haar verweer deugdelijk met documenten had onderbouwd, dan was deze procedure voorkomen. De vervoerder beschikte wel over deze documenten, maar besloot om ze pas over te leggen nadat zij was gedagvaard.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij conclusie van repliek erkend dat de vertraging van hun vlucht het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid, reden waarom zij hun eis met betrekking tot de hoofdsom hebben ingetrokken. De passagiers vorderen alsnog de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente, omdat de passagiers menen dat het een processuele keuze van de luchtvaartmaatschappij is om pas in deze fase te voldoen aan haar wettelijke bewijsplicht.
4.3.
De passagiers vorderen € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag is berekend naar aanleiding van de bij dagvaarding gevorderde hoofdsom van € 800,00. Volgens vaste rechtspraak is voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), vereist dat:
(a) een conditio sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten;
(b) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend;
(c) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen; en
(d) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.
Voor vergoeding van de hier bedoelde kosten is echter niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat schade is geleden (vgl. HR 12 april 2019 ECLI:NL:HR:2019:590). Volgens de Hoge Raad zijn er immers gevallen denkbaar waarin de benadeelde deze kosten als gevolg van de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis maakt in de redelijke veronderstelling dat hem in verband daarmee een bepaalde vordering toekomt. De vraag in hoeverre de kosten die de benadeelde aldus heeft gemaakt op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, dient aan de hand van de hiervoor vermelde maatstaf te worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, zoals de vraag of er verweer is gevoerd of is te verwachten en de door partijen ingenomen standpunten.
4.4.
In het onderhavige geval hebben de passagiers bij conclusie van repliek een brief van de vervoerder van 7 maart 2019 overgelegd. De vervoerder heeft daarin een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden en heeft toegelicht dat hij genoodzaakt was de vlucht van de passagiers vertraagd uit te voeren wegens slechte weersomstandigheden. De kantonrechter is van oordeel dat de passagiers gelet op het gevoerde verweer de in het geding zijnde kosten in redelijkheid niet van de vervoerder kunnen vorderen. De vervoerder heeft immers verweer gevoerd en uitleg gegeven over de reden van de vertraging. De passagiers konden verwachten dat de vervoerder in een gerechtelijke procedure eenzelfde verweer zou aanvoeren en onderbouwen met stukken. Er was dan ook geen grond voor de passagiers om de procedure te starten. Indien de passagiers verdere onderbouwing van de buitengewone omstandigheden hadden willen ontvangen, dan hadden zij daarnaar concreet kunnen vragen. Daartoe is een procedure niet vereist.
4.5.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering afgewezen. De proceskosten komen voor rekening komen van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 124,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter