Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van belanghebbende
5.De beoordeling
6.De beslissing
Amsterdam
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2021 een beschikking gegeven over de uithuisplaatsing van een drie maanden oude baby, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelde dat de baby perspectief biedend uithuisgeplaatst moest worden, omdat de moeder zich niet aan de gemaakte veiligheidsafspraken had gehouden tijdens een gezamenlijke plaatsing in een pleeggezin. De moeder had met intensieve begeleiding en duidelijke afspraken een kans gekregen om te bewijzen dat zij in staat was om voor de baby te zorgen, maar dit mislukte toen zij impulsief met de baby vertrok en zeven uur wegbleef zonder de pleegouders te informeren. De rechtbank oordeelde dat dit geen incident was, maar onderdeel van een terugkerend patroon van de moeder, die eerder ook haar eerste kind had uithuisgeplaatst.
De gecertificeerde instelling, De Jeugd- & Gezinsbeschermers, had verzocht om de uithuisplaatsing van de baby voor de duur van de ondertoezichtstelling, die tot 30 december 2021 zou duren. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van de baby alleen kon worden gewaarborgd in een pleeggezin op een geheime locatie, waar de moeder niet verblijft. De moeder was het niet eens met het verzoek en vroeg om een laatste kans om te bewijzen dat zij voor de baby kon zorgen, maar de rechtbank oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van de baby, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank verleende de machtiging tot uithuisplaatsing van de baby in een pleegzorgvoorziening, met ingang van 29 april 2021 tot 30 december 2021. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.