ECLI:NL:RBNHO:2021:3457

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
15.176189.20 en 15.112347.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf opgelegd voor afdreiging, afpersing en diefstal met geweld door minderjarige

Op 26 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een serie afdreigingen, afpersingen en diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het afdreigen van twee slachtoffers, waarbij gebruik werd gemaakt van geweld en dreiging met wapens. De feiten vonden plaats in de periode van juni 2020 tot en met mei 2020 in Limmen en Amsterdam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 194 dagen jeugddetentie, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte, en haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de slachtoffers. De uitspraak is gedaan na openbare terechtzittingen op 9 november 2020, 12 april 2021 en 13 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.176189.20 en 15.112347.20
Uitspraakdatum: 26 april 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 november 2020, 12 april 2021 en 13 april 2013 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, onder
parketnummer 15.176189.20, ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 14 juni 2020 te Limmen en/of Castricum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (groot) geldbedrag (te weten € 4.690), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [het slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door een of meer (pin)transacties uit te voeren met gebruikmaking van de bankpas op naam van die [het slachtoffer 1] en de aan die pas gekoppelde pincode;
2
zij op of omstreeks 14 juni 2020 te Limmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [het slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas (inclusief pincode), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [het slachtoffer 1] of aan een derde toebehoorde, door
- [het slachtoffer 1] in zijn rug, althans tegen het lichaam, te trappen en/of
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp (voorzien van geluidsdemper) te richten op [het slachtoffer 1] en/of
- voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of (vervolgens) wederom te richten op [het slachtoffer 1] en/of
- met voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, [het slachtoffer 1] op zijn neus, althans zijn lichaam, te slaan en/of
- [het slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht en/of hoofd, althans tegen het lichaam (met gebalde vuist) te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[de medeverdachte 1] en/of [de medeverdachte 2] en/of [de medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks 14 juni 2020 te Limmen, gemeente Castricum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [het slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas (inclusief pincode), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan [het slachtoffer 1] toebehoorde, door
- [het slachtoffer 1] in zijn rug, althans tegen het lichaam, te trappen en/of
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp (voorzien van geluidsdemper) te richten op [het slachtoffer 1] en/of
- voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en/of (vervolgens) wederom te richten op [het slachtoffer 1] en/of
- met voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, [het slachtoffer 1] op zijn neus, althans zijn lichaam, te slaan en/of
- [het slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht en/of hoofd, althans tegen het lichaam (met gebalde vuist) te slaan
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 14 juni 2020 te Limmen, gemeente Castricum en/of Den Bosch en/of Uitgeest, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- zich voor te doen als minderjarige ten overstaan van [het slachtoffer 1] en/of
- ( op 6 juni 2020) samen met [de medeverdachte 1] en/of [de medeverdachte 2] en/of [de medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en) naar de afgesproken (met [het slachtoffer 1] ) locatie in Den Bosch te gaan en/of
- ( op 14 juni 2020) samen met [de medeverdachte 1] en/of [de medeverdachte 3] en/of [de medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) naar de afgesproken (met [het slachtoffer 1] ) locatie in Limmen te gaan en/of
- ( op 14 juni 2020) [de medeverdachte 1] en/of [de medeverdachte 3] en/of [de medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) naar een locatie te gaan en/of (vervolgens) kleding van die [het slachtoffer 1] weg te gooien;
3
zij op of omstreeks 14 juni 2020 te Limmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of bedreiging met smaadschrift en/of bedreiging met openbaar maken van een geheim van een of meerdere personen, te weten [het slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas (inclusief pincode), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende [het slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of
het openbaar maken van een geheim hierin bestond(en) dat zij en/of haar mededader(s) heeft/hebben gedreigd openbaar te maken dat [het slachtoffer 1] gezoend en/of een afspraak had (gemaakt) om seks te hebben met een (zogenaamd) minderjarige meisje (te weten [de verdachte] );
4
zij op of omstreeks 26 mei 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (groot) geldbedrag (te weten € 1.250), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [het slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse
sleutel, door een of meer (pin)transacties uit te voeren met gebruikmaking van de bankpas op naam van die [het slachtoffer 2] en de aan die pas gekoppelde pincode;
5
zij op of omstreeks 26 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [het slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas (inclusief pincode) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan [het slachtoffer 2] of aan een derde toebehoorde, door
- [het slachtoffer 2] een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- naar [het slachtoffer 2] dreigend te zwaaien met een mes, althans een scherp puntig voorwerp en/of
- [het slachtoffer 2] meerdere malen (met gebalde vuist) te slaan in het gezicht, althans tegen het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[de medeverdachte 1] en/of [de medeverdachte 2] en/of [de medeverdachte 4] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks 26 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [het slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas (inclusief pincode), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan [het slachtoffer 2] toebehoorde, door
- [het slachtoffer 2] een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- naar [het slachtoffer 2] dreigend te zwaaien met een mes, althans een scherp puntig voorwerp en/of
- [het slachtoffer 2] meerdere malen (met gebalde vuist) te slaan in het gezicht, althans tegen het lichaam;
hij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 19 mei 2020 tot en met 26 mei 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- zich voor te doen als minderjarige ten overstaan van [het slachtoffer 2] en/of (op 19 mei 2020) [de medeverdachte 1] en/of [de medeverdachte 4] en/of [de medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) naar de afgesproken (met [het slachtoffer 2] ) locatie in Amsterdam te gaan en/of
- ( op 26 mei 2020) [de medeverdachte 1] en/of [de medeverdachte 4] en/of [de medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) naar de afgesproken (met [het slachtoffer 2] ) locatie in Amsterdam te gaan;
6
zij op of omstreeks 26 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of bedreiging met smaadschrift en/of bedreiging met openbaar maken van een geheim van een of meerdere personen, te weten [het slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas (inclusief pincode), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende [het slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift
en/of het openbaar maken van een geheim hierin bestond(en) dat zij en/of haar mededader(s) heeft/hebben gedreigd openbaar te maken dat [het slachtoffer 2] gezoend en/of een afspraak had (gemaakt) om seks te hebben met een (zogenaamd) minderjarige meisje (te weten [de verdachte] );
Aan de verdachte is voorts, na wijziging van de tenlastelegging, onder
parketnummer 15.112347.20(ter terechtzitting van 9 november 2020 gevoegd), ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 19 februari 2020 te Purmerend [het slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op een korte afstand haar taser te tonen en aan te zetten;
2
zij, op of omstreeks 19 februari 2020 te Purmerend opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 eenheden MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak. Gelet op de door aangevers ingediende klachten is het Openbaar Ministerie ook ten aanzien van de onder feit 3 en feit 6 ten laste gelegde afdreigingen ontvankelijk in zijn vervolging en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 van parketnummer 15.112347.20 ten laste gelegde, met dien verstande dat de officier zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt heeft gesteld dat een aantal van drie pillen bewezen kan worden verklaard.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 en 4 ten laste gelegde.
Met betrekking tot de feiten 3 en 6 (de afdreigingen) heeft de raadsman opgemerkt dat de verdachte daarbij betrokken is, maar dat er geen sprake is van medeplegen van afdreiging. Er is geen sprake van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking en een rol van voldoende gewicht. De rol van de verdachte is hoogstens die van medeplichtige, maar nu dit niet ten laste is gelegd moet de verdachte hiervan worden vrijgesproken.
De raadsman heeft verder verzocht om de verdachte vrij te spreken van betrokkenheid in de zin van medeplegen bij het onder 2 en 5 ten laste gelegde (de afpersingen). De verdachte had geen (voorwaardelijk) opzet op het gebruik van geweld c.q. bedreiging met geweld. Zij heeft hier niet bewust en voldoende aan bijgedragen. Bovendien kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een vuurwapen of een mes, nu de verklaringen van aangevers hierover niet worden ondersteund door een ander bewijsmiddel. Evenmin kan tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid worden gekomen, omdat niet wordt voldaan aan het vereiste van dubbel opzet. Volgens de raadsman ontbreekt bij de verdachte het opzet op het gronddelict.
Met betrekking tot parketnummer 15.112347.20 heeft de raadsman verzocht om vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde, nu het tonen van een taser niet aan te merken is als bedreiging met de dood of zware mishandeling. Door gebruik van een dergelijk wapen kan iemand redelijkerwijs niet overlijden noch kan het in redelijkheid leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat het onduidelijk is of de pillen waarover de verdachte verklaart dezelfde zijn als de geteste pillen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om vrijspraak van 5 eenheden, nu het volgens hem om hooguit drie pillen gaat.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feiten 1 en 2 van parketnummer 15.112347.20Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 15.112347.20 ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier komt onvoldoende naar voren dat het onder de verdachte aangetroffen stroomstootwapen met een lengte van 17 centimeter en een diameter van 3,5 centimeter ook geschikt is om iemand om het leven te brengen dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Om die reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, zoals ten laste is gelegd onder
feit 1.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de door de politie geteste pillen, de pillen zijn die de vader van de verdachte aan de politie gaf. Niet is vastgelegd welke pillen precies in beslag zijn genomen. De geteste pillen wijken onder meer af qua kleur en aantal, in vergelijking met de pillen waarover in het proces-verbaal van de politie wordt gesproken. De enkele verklaring van de verdachte dat zij XTC pillen had gekocht, is onvoldoende voor een bewezenverklaring en de rechtbank zal de verdachte daarom eveneens vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de in de zaak met parketnummer 15.176189.20 onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering/nadere bewijsoverwegingen
De feiten 1, 2 en 3 zien op het incident in Limmen op 14 juni 2020, de feiten 4, 5 en 6 zien op het incident in Amsterdam op 26 mei 2020.
Werkwijze
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen dat het in beide incidenten ging er om ging de betreffende aangever geld afhandig te maken, waarbij de werkwijze was als volgt.
[de medeverdachte 1] heeft op de websites sugardaters.com en suikerarrangement.nl accounts aangemaakt voor een meisje, genaamd Laura. Hierbij zijn (profiel)foto’s geplaatst (pagina 239) van [de verdachte] .
Nadat contact was gelegd tussen het account van Laura en aangever, is in chats en/of gesprekken, impliciet en expliciet gesproken over het hebben van seks tussen aangever en Laura. Hierbij heeft ‘Laura’ op enig moment aan aangever laten weten dat zij 15 jaar oud (Limmen)/minderjarig (Amsterdam) was. [de medeverdachte 1] verzamelt deze berichten en ook informatie over de persoon van aangever met de bedoeling hem te chanteren voor geld.
Ongeveer een week vóór het betreffende incident, heeft [de verdachte] , zich voordoende als Laura, [het slachtoffer 1] ontmoet in Den Bosch en [het slachtoffer 2] in Amsterdam. Vervolgens spreken ‘Laura’ en aangever af elkaar opnieuw te ontmoeten in een door aangever gehuurde kamer via Airbnb (Limmen)/hotelkamer (Amsterdam) om seks met elkaar te hebben.
Wanneer [de verdachte] en aangever in de kamer aankomen is ook [de medeverdachte 1] , met twee medeverdachten in de buurt. Een van hen beschikt over een auto en fungeert als de chauffeur, de ander gaat met [de medeverdachte 1] de kamer binnen wanneer [de verdachte] voor hen de deur opent. [de medeverdachte 1] , zich voordoende als Joep (Limmen)/de neef van Laura (Amsterdam) en zijn medeverdachte, die zich voordoet als Jason, gebruiken direct enig geweld tegen aangever. De medeverdachte heeft een vuurwapen en bij het incident in Amsterdam heeft [de medeverdachte 1] daarnaast nog een mes). Zij gaan aangever daarna chanteren. Zij tonen de door [de medeverdachte 1] in een map verzamelde belastende informatie en dreigen deze aan politie en/of familie en bekenden van aangever bekend te zullen maken, tenzij aangever hen geld geeft. [het slachtoffer 2] zwicht, [het slachtoffer 1] verzet zich eerst -waarbij hij wordt geslagen en verwond- en gaat uiteindelijk ook akkoord om een bedrag te betalen. Aangever staat zijn pinpas(sen) en -code aan hen af, waarna [de verdachte] , die uit de kamer was vertrokken, terugkeert en met de pinpas(sen) vertrekt om geld te pinnen. Zij voegt zich bij de chauffeur. Na het pinnen halen [de verdachte] en de chauffeur [de medeverdachte 1] en de medeverdachte op en vertrekken zij in de auto van de chauffeur. Het buitgemaakte geld wordt onder de verdachten verdeeld.
Wapens en geweld
Anders dan de raadsman acht de rechtbank bewezen dat er wapens en geweld is gebruikt zoals door aangevers is verklaard. Zij overweegt daartoe dat beide aangiftes concreet en specifiek zijn en, met uitzondering ten aanzien van de wapens, op relevante punten worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Dat [het slachtoffer 1] in zijn verklaringen terughoudend is waar het zijn eigen intenties bij de afspraak met Laura betreft, is niet vreemd omdat het ging om een seksafspraak met -naar hem was verteld- een 15-jarig meisje. Deze terughoudendheid maakt zijn aangifte niet direct onbetrouwbaar. Ook de omstandigheid dat de verdachten al over een dwangmiddel voor de afdreiging beschikten, te weten het mapje met compromitterende informatie, maakt het niet onwaarschijnlijk dat de verdachten (een) wapen(s) bij zich hadden. Het is immers mogelijk dat een slachtoffer van afdreiging zich -al dan niet met geweld- zal verzetten. Gebleken is dat [het slachtoffer 1] heeft geprobeerd het mapje van [de medeverdachte 1] af te pakken.
De rechtbank acht de aangiftes op alle relevante onderdelen betrouwbaar. Ondersteuning van de aangiftes voor wat betreft de wapens, ziet de rechtbank in het volgende.
In essentie verklaren de aangevers hetzelfde over de gang van zaken bij de afpersing, hetgeen past bij de verklaringen van [de medeverdachte 1] en [de verdachte] ; volgens hen ging het immers feitelijk om dezelfde actie. Nu de aangevers, die -naar aangenomen mag worden- elkaar niet kennen, onafhankelijk van elkaar verklaren dat ‘Jason’, die erg agressief was, dreigde met een vuurwapen, vormt dit gegeven naar het oordeel van de rechtbank een zelfstandige en relevante ondersteuning van -dit onderdeel van- de aangiftes.
Opzet op gebruik van / dreiging met geweld
Uit de aangifte van [het slachtoffer 2] (Amsterdam) op 26 mei 2020 (pagina 860) volgt dat hij, direct na binnenkomst van [de medeverdachte 1] en de medeverdachte, zag dat zij een vuurwapen en een mes bij zich hadden. Volgens hem was [de verdachte] hierbij aanwezig, ook nog toen hij werd geslagen. Hierna heeft [de verdachte] aan de verdere uitvoering van het plan meegewerkt, door te pinnen met het bankpasje van [het slachtoffer 2] , in contact te blijven met de medeverdachten, en uiteindelijk samen met hen te vertrekken. Vervolgens heeft [de verdachte] met twee van deze medeverdachten deelgenomen aan het incident in Limmen. De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat [de verdachte] bij het incident in Amsterdam kennelijk opzet had op zowel het gebruik van de wapens als het toegepaste geweld en de dreiging daarmee. Nu het bij het incident in Limmen feitelijk om dezelfde actie ging, heeft [de verdachte] in elk geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook bij dit incident wapens en geweld zou worden gebruikt. Het in feit 2 en feit 5 vereiste (voorwaardelijk) opzet op dit punt acht de rechtbank bewezen.
Medeplegen
Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Met verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen (werkwijze) is de rechtbank van oordeel dat [de verdachte] niet alleen een essentiële, maar ook een grote rol had bij de voorbereiding en de uitvoering van beide incidenten. Voorafgaand aan de incidenten heeft zij gesprekken gevoerd met de betreffende aangever en een eerste ontmoeting met hem gehad. Bij de uitvoering heeft [de verdachte] de aangever ontmoet, is met hem de (hotel)kamer binnengegaan en heeft zij [de medeverdachte 1] en een medeverdachte binnen gelaten. Daarna is [de verdachte] geld gaan pinnen en heeft zij samen met de chauffeur hun medeverdachten opgehaald. Hierbij heeft zij met haar medeverdachten steeds contact gehouden. Aldus had [de verdachte] in beide incidenten een aandeel van substantieel gewicht en was er daarnaast ook sprake van een gezamenlijke uitvoering.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
zij op 14 juni 2020 te Limmen en Castricum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een groot geldbedrag te weten € 4.690, dat aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [het slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door pintransacties uit te voeren met gebruikmaking van de bankpas op naam van die [het slachtoffer 1] en de aan die pas gekoppelde pincode;
2
zij op 14 juni 2020 te Limmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [het slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas (inclusief pincode), door
- [het slachtoffer 1] in zijn rug te trappen en
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp (voorzien van geluidsdemper) te richten op [het slachtoffer 1] en
- voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door te laden en te richten op [het slachtoffer 1] en
- met voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, [het slachtoffer 1] op zijn neus, althans zijn lichaam, te slaan en
- [het slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht en/of hoofd (met gebalde vuist) te slaan;
3
zij op 14 juni 2020 te Limmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of het openbaren van een geheim [het slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas (inclusief pincode), toebehorende aan [het slachtoffer 1] , welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of het openbaren van een geheim hierin bestond dat zij en/of haar mededader(s) heeft/hebben gedreigd te openbaren dat [het slachtoffer 1] een afspraak had (gemaakt) om seks te hebben met een (zogenaamd) minderjarige meisje (te weten [de verdachte] );
4
zij op 26 mei 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een groot geldbedrag te weten € 1.250, dat aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [het slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door een pintransacties uit te voeren met gebruikmaking van de bankpas op naam van die [het slachtoffer 2] en de aan die pas gekoppelde pincode;
5
zij op 26 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [het slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas (inclusief pincode), die aan [het slachtoffer 2] toebehoorde, door
- [het slachtoffer 2] een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en
- naar [het slachtoffer 2] dreigend te zwaaien met een mes en
- [het slachtoffer 2] meerdere malen te slaan in het gezicht;
6
zij op 26 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of t het openbaren van een geheim [het slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas (inclusief pincode), toebehorende aan [het slachtoffer 2] , welke bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of het openbaren van een geheim hierin bestond dat zij en/of haar mededader(s) heeft/hebben gedreigd openbaar te maken dat [het slachtoffer 2] een afspraak had (gemaakt) om seks te hebben met een (zogenaamd) minderjarige meisje (te weten [de verdachte] ).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van:
afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
(feit 2)en medeplegen van afdreiging
(feit 3),in eendaadse samenloop begaan,
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
(feit 1),
en de voortgezette handeling van:
afpersing terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
(feit 5)en medeplegen van afdreiging
(feit 6),in eendaadse samenloop begaan
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
(feit 4)
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gewezen op het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 20 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd om op te leggen een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, het meewerken aan het zoeken en onderhouden van dagbesteding en een contactverbod met de aangevers. De officier van justitie heeft gevorderd te bepalen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de schoenen en de telefoon aan de verdachte kunnen worden teruggegeven.
6.2
Standpunt van de verdediging
Ook de raadsman heeft het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen benoemd alsook het advies van de psycholoog om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Hij heeft betoogd dat de verdachte geen leidende rol had en dat zij spijt heeft betuigd. Verder heeft de raadsman er op gewezen dat de verdachte geen strafblad heeft en al vijf maanden een enkelband draagt, hetgeen reeds een flinke beperking van haar vrijheid heeft betekend. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan de verdachte 210 dagen jeugddetentie op te leggen, waarvan 105 dagen voorwaardelijk en eventueel nog een werkstraf. Het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden vindt de raadsman niet nodig.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een tweetal afdreigingen, afpersingen en diefstallen, waarbij de slachtoffers vooraf zorgvuldig zijn uitgezocht en waarbij de verdachte en de medeverdachten op uiterst geraffineerde wijze te werk zijn gegaan. Een van de medeverdachten heeft op een datingsite een profiel aangemaakt en zich daar voorgedaan als een jonge vrouw, genaamd Laura, waarbij de foto van de verdachte is gebruikt. Vervolgens heeft gedurende een zekere periode contact plaatsgevonden met de slachtoffers, om hen tot een afspraak te verleiden. Hierbij is uiteindelijk ook aangegeven dat Laura minderjarig was, om de slachtoffers te kunnen chanteren met het feit dat zij met een minderjarig meisje seksuele handelingen wilden verrichten, en hen zodoende geld afhandig te kunnen maken. Met de slachtoffers heeft een eerste ontmoeting plaatsgevonden om kennis te maken en vertrouwen te winnen, waarna de verdachte, zich voordoende als Laura, met de slachtoffers een vervolgafspraak heeft gemaakt in een hotel of Airbnb om seks te hebben. De verdachte is door een van de slachtoffers opgepikt en met hem naar de Airbnb gereden. Met het andere slachtoffer had de verdachte afgesproken in het hotel zelf. Eenmaal binnen met de slachtoffers heeft de verdachte twee medeverdachten binnengelaten en zijn de slachtoffers door hen afgedreigd en afgeperst, waarna de verdachte aanzienlijke geldbedragen heeft gepind met de bankpassen van de slachtoffers. Dit geld is uiteindelijk verdeeld tussen de verdachte en de medeverdachten. Om de slachtoffers te bewegen tot afgifte van hun bankpassen en pincodes is een mapje met een uitdraai van de (app)contacten die zij met het meisje hebben gehad en persoonlijke informatie van de slachtoffers aan hen getoond, en daarbij is gedreigd dat deze informatie zou worden verspreid of de politie zou worden ingeschakeld als de slachtoffers niet zouden meewerken. Daarnaast zijn de slachtoffers ook met vuurwapen (en een mes) geconfronteerd en is het gebruik van (fors) geweld en bedreiging met geweld niet geschuwd. Beide slachtoffers hebben verklaard dat zij doodsangsten hebben uitgestaan en een van de slachtoffers heeft ook aanzienlijk letsel opgelopen als gevolg van het geweld dat op hem is uitgeoefend.
De planmatige en berekenende wijze waarop de strafbare feiten zijn begaan laat de rechtbank zwaar wegen bij de bepaling van de strafmaat. De verdachte en haar medeverdachten hebben zich specifiek gericht op mannen die interesse toonden in een jong meisje, omdat dit de slachtoffers chantabel maakte. De verdachte en haar medeverdachten waren daarbij uit op hun eigen geldelijk gewin, zonder oog te hebben voor de consequenties en impact van hun handelen. Verder houdt de rechtbank rekening met de lange duur van de incidenten, waarin de slachtoffers zich in een uitermate dreigende situatie hebben bevonden. Daarnaast betrekt de rechtbank bij de strafmaat dat bij de afpersingen wapens zijn gebruikt en bij een van de slachtoffers sprake is geweest van toepassing van veel geweld, waardoor bij dit slachtoffer zwaar letsel is ontstaan.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 november 2020 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Verder houdt de rechtbank rekening met de samenloop waarin de feiten 1, 2 en 3, en de feiten 4, 5 en 6 zijn begaan. Dit leidt ertoe dat de rechtbank bij de strafoplegging telkens alleen artikel 317 toepast, zijnde de strafbepaling waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het Pro Justitia psychologisch onderzoek d.d. 4 november 2020. Uit dit rapport volgt dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens als gevolg van de persoonlijke problematiek (vertekend/laag zelfbeeld, laag zelfvertrouwen, concentratieproblemen, faalangst, internaliserend en externaliserend gedrag) die voortvloeit uit hechtingsproblematiek. Ook is er sprake van een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens in de vorm van een posttraumatische stressstoornis. Tevens is er sprake van een ouder-kind relatieprobleem. De psycholoog acht aannemelijk dat de hechtingsproblemen en de posttraumatische stressstoornis van invloed zijn geweest op de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte in aanloop naar en ten tijde van het feit en adviseert het feit daarom in verminderde mate aan haar toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over. Dit geldt ook voor het advies van de psycholoog om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 31 maart 2021 komt naar voren dat de verdachte intern gemotiveerd lijkt voor gedragsverandering. Na haar voorwaardelijke invrijheidstelling heeft zij meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden die aan haar zijn gesteld. Er is sprake van groei en vooruitgang wat zich onder andere uit in meer zelfinzicht. Daarnaast lijkt zij te hebben gebroken met haar negatief sociaal netwerk. De verdachte betuigt spijt ten aanzien van haar handelen en toont probleembesef. Er is een behandeling geadviseerd gericht op hechtingsproblemen en een posttraumatische stressstoornis. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor maatschappelijke aspecten als wonen, een zinvolle structurele dagbesteding en het opbouwen van een positief sociaal netwerk. De reclassering adviseert daarom om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de volwassenreclassering, ambulante behandeling door FACT of een soortgelijke zorgverlener en het meewerken aan het zoeken en onderhouden van dagbesteding. Elektronisch toezicht acht de reclassering niet (meer) noodzakelijk om de kans op recidive te verminderen. De reclassering heeft in dit verband nog wel opgemerkt dat de kans op recidive wordt verminderd als de verdachte een maatschappelijk perspectief heeft. De reclassering acht dit een contra-indicatie voor het opleggen van een gevangenisstraf. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een taakstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte een niet te onderschatten rol heeft gespeeld in het geheel, maar ziet de verdachte niet als iemand met een leidende rol. Uit voornoemde rapportages komt naar voren dat de verdachte haar leven al iets beter op de rails heeft en dat zij zich de afgelopen maanden heeft gehouden aan de gestelde schorsingsvoorwaarden, waaronder het dragen van een enkelband. Gelet op voornoemde rapportages acht de rechtbank het van groot belang dat de verdachte de juiste behandeling ondergaat, zodat zij leert in de toekomst betere afwegingen te maken. Voorts houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmodaliteit en -maat rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie, langer dan het voorarrest, zoals door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank niet passend.
De rechtbank is - alles afwegende - van oordeel dat passend is een jeugddetentie voor de duur van 194 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel van deze straf zullen na te melden bijzondere voorwaarden worden verbonden. De verdachte zal daarnaast worden veroordeeld tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 200 uren. De rechtbank wijkt in de strafoplegging af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank in de specifieke omstandigheden van de onderhavige zaak onvoldoende aanleiding ziet om aan te sluiten bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) inzake een woningoverval, zoals de officier van justitie heeft gedaan.
De rechtbank acht het voorts passend dat aan de verdachte een contactverbod wordt opgelegd, zoals door [het slachtoffer 1] is gevraagd, in die zin dat de verdachte voor de duur van de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [het slachtoffer 1] .
De rechtbank ziet, gelet op de over de verdachte uitgebrachte rapportages en de omstandigheid dat het recidiverisico als gering wordt ingeschat, geen aanleiding de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een paar schoenen en een telefoon, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.1
Vordering benadeelde partij [de benadeelde partij 1] en schadevergoedingsmaatregel
8.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om deze vordering in zijn geheel en hoofdelijk toe te wijzen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen vanwege de bepleite vrijspraak voor medeplegen afpersing. Er is volgens hem geen causaal verband. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat het lastig is om vast te stellen voor welk gedeelte de verdachte verantwoordelijk en aansprakelijk zou zijn, hetgeen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In ieder geval zijn de kosten reiskosten voor de rit van een vriend van aangever naar Alkmaar om hem op te halen,
niet onderbouwd. Meer subsidiair moet de verzochte immateriële schadevergoeding worden gematigd.
8.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 238.68 rechtstreeks voortvloeit uit het in de zaak met parketnummer 15.176189.20 onder feit 2 bewezen verklaarde feit, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Het is volgens de rechtbank evident dat de aangever met zijn verwondingen, waaronder breuken in het gezicht en een hersenschudding niet zelfstandig naar huis kon rijden en daarvoor een andere oplossing heeft moeten vinden. Nadere onderbouwing op dit onderdeel van de vordering is niet nodig. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien (een van) de medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank wijst de vordering wat betreft de gevraagde immateriële schade af. Indien een recht op een vergoeding als bedoeld in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek bestaat, dient de rechter de omvang ervan naar billijkheid vast te stellen, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval. In dit geval is relevant dat de schade aan de benadeelde is toegebracht toen hij in een door hem gehuurd appartement was, samen met een meisje met wie hij had afgesproken om daar seks met elkaar te hebben. Naar de benadeelde was verteld was het meisje 15 jaar oud en was zijn voorgenomen gedrag dus (mogelijk) strafbaar. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet billijk om hem een vergoeding toe te kennen voor immateriële schade en zal hij zijn schade zelf moeten dragen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.5
Vordering benadeelde partij [de benadeelde partij 2]
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 15.112347.20 onder feit 1 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 55, 56, 57 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 van parketnummer 15.112347.20 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie van
194 (zegge: honderd vier en negentig) dagen. Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 90 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met Reclassering Nederland op het adres Vincent van Goghweg 73 te Zaandam, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
-veroordeelde zich laat behandelen door FACT (Flexible Assertive Community Treatment) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
-veroordeelde meewerkt aan het vinden en behouden van vrijwilligerswerk, arbeid of studie zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht. Zij dient zich te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader hiervan worden gegeven;
- veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [het slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 (zegge: tweehonderd) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door [de benadeelde partij 1] geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 238,68en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [de benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af de gevorderde immateriële schade.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [het slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 238,68, en bepaalt dat bij gebreke van betaling en verhaal gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal nul dagen en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de [de benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1) 1 PR Schoenen (Omschrijving: Goednummer: 1172916, zwart, merk: Tommy Hilfiger)
2) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer:1172924, zwart, merk: Apple)
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. L. Boonstra, kinderrechter, en mr. A. Buiskool, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2021.
mr. Boonstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.