ECLI:NL:RBNHO:2021:344

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
15/870586-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale handel in geneesmiddelen en overtredingen van de Geneesmiddelenwet en Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig heeft gemaakt aan de illegale handel in geneesmiddelen, waaronder stoffen die onder de Opiumwet vallen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk in voorraad hebben, verkopen en ter hand stellen van verschillende geneesmiddelen zonder de vereiste handelsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zittingen op 21 december 2020 en 5 januari 2021 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte in de ten laste gelegde periode, van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015, opzettelijk geneesmiddelen heeft verkocht en ter hand gesteld zonder de benodigde vergunningen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte niet onder de uitzonderingen valt die in de Geneesmiddelenwet zijn opgenomen. De verdachte heeft verklaard dat hij de geneesmiddelen voor eigen gebruik had, maar de rechtbank oordeelde dat de omvang en aard van de aangetroffen middelen en de transacties met derden dit niet konden onderbouwen.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het in beslag genomen geldbedrag van € 9.700 aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit geld was verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 6 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870586-15
Uitspraakdatum: 6 januari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 december 2020 en 5 januari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Brugman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. van der Wal, advocaat te Hengelo, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015 in de gemeente Hoogland en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk in voorraad heeft gehad en/of verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of ingevoerd en/of anderszins binnen het Nederlands grondgebied gebracht, een (grote) hoeveelheid geneesmiddel(en) waarvoor (telkens) geen handelsvergunning gold, zijnde (onder meer) een of meer (grondstoffen en/of ingrediënten voor) anabole sterïoden, te weten:
- ( witte, roze en blauwe) tabletten bevattende clenbuterol en/of sildenafil en/of
- vloeistof(fen) bevattende testosteron enanthaat en/of testosteron propiaat
- Evogene Recombinatn HGH (somatropine), zijnde tabletten bevattende somatropine en/of
- lomax, bevattende amfetamine en/of DPIA en/of MDMA en/of cocaïne en/of
- Tamoxifen Exodus Pharma, tabletten bevattende clomifen en/of
- Stanzonol Extreme Power Labs, tabletten bevattende stanzonol en/of
- Kamagra 100 mg oral jelly, sachets bevattende sildenafil en/of
- gele tabletten, bevattende tadalafil en/of
- witte capsules, bevattende tadalafi (telkens) verpakt/gedoseerd in ampullen en/of pillenstrips en/of flesjes en/of sachets en/of medicijndoosjes en/of potjes;
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015 in de gemeente Hoogland en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) niet zijnde een apotheker die zijn beroep in een apotheek uitoefent en/of niet zijnde een huisarts in het bezit van een vergunning als bedoeld in het achtste of negende lid van artikel 61 van de Geneesmiddelenwet en/of zijnde een daartoe bij ministeriële regeling aangewezen persoon en/of instantie in de in de regeling bedoelde omstandigheden,
opzettelijk UR-geneesmiddelen (telkens verpakt/gedoseerd in ampullen en/of pillenstrips en/of flesjes en/of medicijndoosjes en/of (medicijn-)potjes), te weten:
- een hoeveelheid capsules Tramadol HCI Actavis, (elk) bevattende de werkzame stof tramadol, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof tramadol en/of
- een hoeveelheid capsules Temazepam 20 PCH, (elk) bevattende de werkzame stof
Temazepam, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof Temazepam,
- een hoeveelheid tabletten Zopiclon Actavis 7,5 mg, (elk) bevattende de werkzame stof zopiclon, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof zopiclon,
- een hoeveelheid tabletten oxycodon en/of
- een hoeveelheid tabletten methylfenidaat en/of
- een hoeveelheid tabletten Diazepam Apotex 10 mg en/of Diazepam Mylan 10 mg, (elk) bevattende de werkzame stof Diazepam, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof Diazepam en/of
- een hoeveelheid tabletten Oxycodon HCI Sandoz retard 40 mg, (elk) bevattende de werkzame stof Oxycodon HCI en/of
- een hoeveelheid tabletten Flunitrazepam 2 mg Teva, (elk) bevattende de werkzame stof flunitrazepam, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof flunitrazepam en/of
- een hoeveelheid tabletten Methylfenidaat HCI Sandoz 10, (elk) bevattende de werkzame stof methylfenidaat HCI, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof ethylfenidaat HCI en/of
- een hoeveelheid tabletten Diclofenac Na Retard 75 PCH, (elk) bevattende de werkzame stof diclofenac, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof diclofenac en/of
- een hoeveelheid tabletten Cialis, (elk) bevattende de werkzame stof tadalafil, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof tadalafil, te koop heeft aangeboden en/of ter hand heeft gesteld;
Feit 3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015 in de gemeente Hoogland en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of oxycodon en/of
methylfenidaat, zijnde amfetamine en/of oxycodon en/of methylfenidaat een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015, in de gemeente Hoogland en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende termazepam en/of diazepam en/of
flunitrazepam, zijnde termazepam en/of diazepam en/of flunitraepam een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘in voorraad hebben’ van de op de tenlastelegging vermelde middelen, aangezien verdachte de diverse geneesmiddelen in bezit had voor eigen gebruik en deze dus niet bestemd waren ter verhandeling.
Verder geldt dat de onder verdachte in beslag genomen middelen ‘Trenbolone’, ‘Deca-Durabolin’ en ‘Clenbuterol’ geen medicijnen zijn waarvoor een handelsverbod geldt op grond van artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet. In zoverre dient vrijspraak te volgen voor feit 1.
De onder feit 2 in de tenlastelegging genoemde medicijnen die bij verdachte in beslag zijn genomen, betreffen medicijnen die voldoen aan de omschrijving van een geneesmiddel in de Geneesmiddelenwet, met uitzondering van het middel Cialis (Tadalafil).
De in feit 2 ten laste gelegde middelen Diazepam, Temazapam, Methylfenidaat en Zoplicon heeft verdachte te koop aangeboden en ter hand gesteld. De overige middelen, zoals weergegeven in de tenlastelegging, had verdachte op 12 februari 2015 wel in zijn bezit, maar voor eigen gebruik. Ten aanzien van deze middelen dient partiële vrijspraak te volgen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat verdachte in de ten laste gelegde periode de geneesmiddelen zoals onder feit 1 opgenomen, in voorraad heeft gehad op een wijze als bedoeld in de betreffende verbodsbepaling, waarop de tenlastelegging is toegesneden.
Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging, zij het op andere gronden dan aangevoerd door de raadsman, worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging feiten 1 tot en met 4
De bewijsmiddelen houden onder meer het volgende in.
Tijdens een controle op Schiphol op 12 februari 2015 worden in de auto van verdachte twee plastic tassen aangetroffen met daarin verschillende medicijnen. In de kofferbak van de auto van verdachte wordt nog een aantal medicijndozen aangetroffen met het opschrift ‘Diazepam’. Nader onderzoek door het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu (RIVM) wees uit dat de geneesmiddelen stoffen bevatten die genoemd zijn in de Geneesmiddelenwet dan wel Opiumwet. Het gaat om geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt (ongeregistreerde geneesmiddelen als bedoeld in artikel 40 lid 2 Geneesmiddelenwet) en geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning geldt en welke uitsluitend door daartoe bevoegde of aangewezen personen en instanties te koop mogen worden aangeboden of ter hand gesteld (geregistreerde geneesmiddelen als bedoeld in artikel 61 lid 1 Geneesmiddelenwet). Verdachte valt daarbij niet onder één van de in artikel 61 lid 1 onder a tot en met c van de Geneesmiddelenwet genoemde personen of instanties.
Verdachte heeft voor het eerst ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf 2014 tot aan zijn aanhouding op 12 februari 2015 wel eens testosteron en kalmeringsmiddelen verkocht en leverde aan klanten aan wie hij personal training gaf en mensen die via die klanten bij hem terechtkwamen. Over de overige op 12 februari 2015 aangetroffen geneesmiddelen heeft verdachte verklaard dat deze voor eigen gebruik waren. De rechtbank volgt de verklaring van verdachte met betrekking tot het eigen gebruik niet en overweegt daartoe als volgt.
De bewijsmiddelen houden in dat verdachte in de loop van de tenlastegelegde periode een grote verscheidenheid aan geneesmiddelen heeft verkocht aan derden. Het gaat daarbij om een aanzienlijke hoeveelheid. Meerdere personen plaatsten regelmatig een bestelling bij verdachte. Verdachte gaf dan aan dat hij deze middelen meestal kon leveren en wat de geneesmiddelen kostten. De verkopen vinden bevestiging in de vele bijschrijvingen van bestellingen op de bankrekening van verdachte in de ten laste gelegde periode. De eerste transactie die ziet op een betaling voor geneesmiddelen is gedaan op 29 november 2013.
Naar het oordeel van de rechtbank versterken de bewijsmiddelen die betrekking hebben op het bezit van geneesmiddelen op 12 februari 2015 respectievelijk de transacties waarbij geneesmiddelen zijn verkocht over een periode van aanzienlijke duur de bewijswaarde en bewijskracht van elk van de bewijsmiddelen waar het gaat om de illegale handel in geneesmiddelen door verdachte. De verscheidenheid en omvang van de op 12 februari 2015 bij de verdachte aangetroffen voorraad en de inhoud van de communicatie gedurende de tenlastegelegde periode leiden in onderling verband en samenhang beschouwd bovendien tot de slotsom dat uitgesloten kan worden geacht dat de verdachte de onder hem in beslag genomen medicijnen voor eigen gebruik in bezit had.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte handelde in de in de bewezenverklaring vermelde middelen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste legde feiten heeft gepleegd.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij in de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015 in Nederland, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld geneesmiddelen waarvoor telkens geen handelsvergunning gold, te weten:
- testosteron en
- lomax en
- clomifen en
- stanozolol en
- Kamagra, bevattende sildenafil;
Feit 2
hij in de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015 in Nederland, meermalen, telkens niet zijnde een apotheker die zijn beroep in een apotheek uitoefent en niet zijnde een huisarts in het bezit van een vergunning als bedoeld in het achtste of negende lid van artikel 61 van de Geneesmiddelenwet en niet zijnde een daartoe bij ministeriële regeling aangewezen persoon of instantie in de in de regeling bedoelde omstandigheden,
opzettelijk UR-geneesmiddelen, te weten:
- geneesmiddelen bevattende de werkzame stof tramadol en
- geneesmiddelen bevattende de werkzame stof Temazepam en
- geneesmiddelen bevattende de werkzame stof zopiclon en
- oxycodon en
- methylfenidaat en
- geneesmiddelen bevattende de werkzame stof Diazepam en
- geneesmiddelen bevattende de werkzame stof flunitrazepam,
te koop heeft aangeboden en/of ter hand heeft gesteld;
Feit 3
hij op tijdstippen in de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015 in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine of oxycodon;
Feit 4
hij op tijdstippen in de periode van 29 november 2013 tot en met 12 februari 2015, Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt hoeveelheden van een materiaal bevattende temazepam of diazepam of flunitrazepam.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een verbod als bedoeld in artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
en
overtreding van een verbod als bedoeld in artikel 61, eerste lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot werkstraf van 240 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis. In beginsel worden voor dit soort feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Echter, gelet op het tijdsverloop in deze zaak en de daarmee gepaard gaande forse overschrijding van de redelijke termijn (aangevangen in september 2015, het moment van afronding van het onderzoek), wordt een werkstraf gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf of maatregel rekening te houden met het vrijwel blanco strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De strafzaak heeft zowel op persoonlijk als zakelijk vlak een zware impact op verdachte gehad. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan de illegale handel in geneesmiddelen, waarvan er een aantal ook stoffen bevatten die onder de Opiumwet vallen. Verdachte heeft geneesmiddelen, waarvan een aantal uitsluitend op doktersrecept verkrijgbaar is, onbevoegd aan particulieren verkocht en verstrekt. De Geneesmiddelenwet regelt, onder meer in het belang van de volksgezondheid, de productie, de handel, het voorschrijven en het verstrekken van geneesmiddelen en bevat voorschriften voor het veilig gebruik hiervan. Zo kunnen de bewezenverklaarde (genees)middelen een verslavende werking hebben. Het gebruik daarvan in een verkeerde dosering en zonder voorafgaande diagnose door een arts kan zelf fatale gevolgen hebben of een verslaving in de hand werken. Dit laatste volgt ook uit één van de getuigenverklaringen. Bovendien dient bij het voorschrijven en bij de verstrekking van deze medicijnen een toets plaats te vinden op de combinatie met andere geneesmiddelen die iemand gebruikt. Dit wordt door de arts respectievelijk apotheker gedaan die volgens het wettelijk systeem de geneesmiddelen verstrekt. Tot slot houdt het onoordeelkundig verstrekken van medicijnen in het algemeen aanzienlijke risico’s in voor de gezondheid van de betrokken afnemers. Het oordeel of een geneesmiddel het juiste antwoord is op gerapporteerde gezondheidsklachten en of het gebruik ervan zich zal verdragen met de algehele gezondheidstoestand van de betrokkene is voorbehouden aan een arts. Verdachte heeft geen oog gehad voor deze risico’s en vanuit financieel gewin gehandeld. Ter zitting is de rechtbank ook gebleken dat verdachte de ernst van de feiten onderschat en vooral geraakt is door de gevolgen die de ontdekking van zijn handel voor hem (privé en zakelijk) hebben gehad.
De rechtbank overweegt voorts dat die onderdelen van de bewezenverklaring van feit 2 enerzijds en van de feiten 3 en 4 anderzijds in een onderlinge verhouding van eendaadse samenloop staan, voor zover deze betrekking hebben op geneesmiddelen met eenzelfde stofnaam, doch uitsluitend waar het gaat om de individuele transacties. Overigens is zowel binnen elk van de bewezen verklaarde feiten als in hun onderlinge verhouding telkens sprake van meerdaadse samenloop.
De rechtbank is – alles afwegende – van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden een passende en geboden reactie vormt.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank doen zich zodanige bijzondere omstandigheden niet voor. De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is in de onderhavige zaak aangevangen op 2 juli 2015, toen aan verdachte het op enkele vermogensbestanddelen gelegde conservatoir beslag is betekend. Nu de rechtbank op 6 januari 2021 vonnis wijst, is de redelijke termijn met ongeveer drieënhalf jaar overschreden. Met deze omstandigheden houdt de rechtbank rekening in die zin, dat in plaats van de door de rechtbank overwogen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, een taakstraf voor de duur van 240 uren zal worden opgelegd.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag van € 9.700 moet worden verbeurd verklaard, nu verdachte dit geldbedrag heeft verdiend met de handel in geneesmiddelen. Zij merkt op dat € 50,00 reeds is vernietigd, nu dit vals geld betrof. De vordering tot verbeurdverklaring heeft, naar de rechtbank begrijpt, daarop dus geen betrekking.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om teruggave aan verdachte van het geldbedrag waarop nog beslag rust.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 9.700,00, dient te worden teruggegeven aan verdachte. Voor de stelling van de officier van justitie inhoudende dat het op 12 februari 2015 onder verdachte in beslag genomen geld door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde feiten is verkregen, biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Nu ook overigens geen grond bestaat voor verbeurdverklaring dient het geld aan de beslagene te worden teruggegeven, zodat aldus zal worden beslist.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
40 en 61 van de Geneesmiddelenwet;
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 (zegge: tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (zegge: honderdtwintig) dagen hechtenis;
gelast de teruggave aan verdachte van:
Geld Euro € 9.700,00.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mrs. R.M. Steinhaus en H.D. Overbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier S. Bähler,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2021.