ECLI:NL:RBNHO:2021:3382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
C/15/315108 / FT RK 21-283
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot instelling van een voorlopige crediteurencommissie in faillissement D-RT Groep B.V.

Op 22 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland een beschikking gegeven in de zaak van de faillissementen van D-RT Groep B.V., D-RT Retail B.V. en D-RT Shared Services Center B.V. De rechtbank heeft het verzoek tot instelling van een voorlopige schuldeiserscommissie ex artikel 74 Faillissementswet (Fw) toewijsbaar geacht. Dit verzoek was ingediend door Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR), Prijsvrij.nl B.V. en TUI Nederland N.V., die allen betrokken zijn bij de faillissementen van de D-RT vennootschappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aard en omvang van de faillissementen, die zijn veroorzaakt door de coronacrisis, aanleiding geven tot het instellen van een dergelijke commissie. De rechtbank benoemt drie leden in de commissie, vertegenwoordigers van de belastingdienst, werknemers en de ANVR, om de belangen van de schuldeisers te behartigen. De rechtbank benadrukt dat de commissie een nuttige rol kan spelen in de afwikkeling van de faillissementen, vooral gezien de complexiteit van de situatie en de specifieke kennis die vereist is in de reisbranche. De curatoren hebben zich niet verzet tegen het verzoek, maar hebben wel aangegeven dat de commissie niet te groot moet zijn om de slagkracht te waarborgen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en stelt curatoren in de gelegenheid om leden voor te dragen voor de commissie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/315108 / FT RK 21-283
Beschikking van 22 april 2021
op het verzoek strekkende tot benoeming van een voorlopige schuldeiserscommissie ex artikel 74 Faillissementswet (Fw) van:
-
STICHTING GARANTIEFONDS REISGELDEN,
statutair gevestigd te Rotterdam,
gemachtigde mr. N.A. de Leeuw
-PRIJSVRIJ.NL B.V.,
statutair gevestigd te ’s-Hertogenbosch
gemachtigde mr. M. van Os
-TUI NEDERLAND N.V.,
statutair gevestigd te Rijswijk
gemachtigde mr. B.W.E.J. Jegerings
verzoekers,
in de faillissementen van
-D-RT Groep B.V.
-D-RT Retail B.V.
-D-RT Shared Services Center B.V.
alle statutair gevestigd te Hoofddorp,
curatoren: mr. K.J. Willemse en mr. A.J. Tekstra.
Verzoekers worden hierna afzonderlijk SGR, Prijsvrij en TUI genoemd. Mrs. Willemse en Tekstra worden hierna curatoren genoemd.
De gefailleerde vennootschappen worden hierna gezamenlijk D-RT en ieder afzonderlijk D-RT Groep, D-RT Retail en D-RT Shared Services Center genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij verzoekschrift van 8 april 2021 heeft SGR een verzoek tot benoeming van een voorlopige schuldeiserscommissie als bedoeld in artikel 74 Fw gedaan.
1.2.
Bij brief van 14 april 2021 heeft Prijsvrij zich als verzoekster gevoegd aan de zijde van SGR.
1.3.
Bij brief van 15 april 2021 heeft Tui zich als verzoekster gevoegd aan de zijde van SGR en Prijsvrij.
1.4.
Het verzoek is op 15 april 2021 behandeld ter terechtzitting.
Daarbij zijn verschenen:
- Mr. N.A. de Leeuw, namens SGR;
- Mr. M. van Os, namens Prijsvrij;
- Mr. B.W.E.J. Jegerings, namens TUI;
- Dhr. [A.] namens Corendon;
- [B.], namens Sunair, Travel Trend en De Jong Intra;
- mr. [C.] namens de (middellijk) bestuurder van D-RT;
- mr. A.J. Tekstra, curator;
- mr. K.J. Willemse, curator;
- mr. [D.], kantoorgenote van mr. Tekstra;
- mr. [E.], kantoorgenoot van mr. Willemse;
- mr. [F.], rechter-commissaris.
1.5.
Partijen hebben hun standpunten ter terechtzitting nader toegelicht en de rechter-commissaris heeft haar standpunt naar voren gebracht.
1.6.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 6 april 2021 zijn de faillissementen van D-RT uitgesproken met aanstelling van curatoren als zodanig. Tot rechter-commissaris is benoemd mr. [F.].
2.2.
D-RT is een concern dat een reisbemiddelingsorganisatie dreef. D-RT Groep voert de directie over het concern. D-RT Retail verkocht de vakanties en D-RT Shared Services Center verzorgde ondersteunende diensten voor het concern. D-RT verrichtte haar activiteiten onder meer vanuit een groot aantal winkelpanden. Binnen het concern waren ruim 1150 mensen werkzaam.
2.3.
SGR is het garantiefonds (overeenkomstig artikel 7:513 a BW) waar D-RT (D-RT Retail) bij was aangesloten. SGR vergoedt aan reizigers (consumenten) de schade die zij lijden in geval een reisonderneming in financieel onvermogen komt te verkeren en niet langer aan haar verplichtingen tegenover reizigers (consumenten) kan voldoen. SGR heeft in samenwerking met brancheorganisatie ANVR de zogenoemde ‘Coronavouchers’ in het leven geroepen om zowel de consument te beschermen als de reisbranche als geheel tegemoet te komen in hun poging deze crisis te overleven.
2.4.
Door D-RT Retail zijn voor meer dan € 20 miljoen euro aan Coronavouchers uitgegeven aan reizigers. SGR heeft zich voor een groot deel van deze vouchers garant gesteld en heeft de afwikkeling van de vouchers waarop zij zal uitkeren ter hand genomen.

3.De standpunten van partijen

3.1.
Verzoekers vragen de rechtbank over te gaan tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie, tot het benoemen van de leden daarvan en een reglement vast te stellen over de werkwijze van de commissie. Het verzoek is ter zitting ondersteund door Corendon, Sunair, Travel Trend en De Jong Intra (verder: belanghebbenden). Verzoekers en belanghebbenden hebben ter onderbouwing van het verzoek ‑ samengevat - aangevoerd dat de aard, het bijzondere karakter en de omvang van de faillissementen van D-RT alsmede de wijze van afwikkeling hiervan rechtvaardigen dat schuldeisers nader worden betrokken bij die afwikkeling door middel van een voorlopige schuldeiserscommissie. Meerdere schuldeisers hebben miljoenen euro’s te vorderen, er is sprake van vele winkels en ruim 1.000 werknemers. Daarnaast is D-RT de eerste grote reisagent die omvalt in coronatijd. Mede gelet op de steunmaatregelen hebben velen dit niet voor mogelijk gehouden. Dit betekent dat de faillissementen van D-RT tot grote zorgen leiden in de reisbranche. Daarnaast is het wettelijk kader complex. Kennis is onder meer vereist van de Europese en Nederlandse wet- en regelgeving, de voorwaarden van ANVR, de reglementen van SGR, de coronabesluiten van SGR en de voorwaarden van het Voucherfonds van SGR. De aard van de failliete ondernemingen kan niet voldoende begrepen worden zonder specifieke branchekennis.
De aard en omvang van de faillissementen van D-RT kan voor curatoren, die minder ervaring hebben met de verhoudingen binnen de reisbranche en de voucherproblematiek, betekenen dat zij op onderdelen van de faillissementen behoefte hebben aan het inwinnen van advies van de voorlopige schuldeiserscommissie. Nu vóór de verificatievergadering door curatoren al belangrijke beslissingen dienen te worden genomen, is volgens verzoekers het benoemen van zo'n commissie nu al, in plaats van te zijner tijd op de verificatievergadering, aangewezen. Kortom, een schuldeiserscommissie kan een zinvolle inbreng hebben bij de afwikkeling van het faillissement waarbij de (technische, commerciële, financiële of juridische) kennis van de leden van een schuldeiserscommissie een rol speelt. Voor een doelmatige afwikkeling van de faillissementen heeft een schuldeiserscommissie toegevoegde waarde. Zij past ook in de tijdgeest waarbij meer invloed van schuldeisers op de afwikkeling van een faillissement wenselijk is, aldus verzoekers.
Voor wat betreft de leden van de voorlopige schuldeiserscommissie hebben verzoekers een zevental vertegenwoordigers van verschillende organisaties uit de reisbranche voorgesteld. Voor wat betreft de omvang van de voorlopige schuldeiserscommissie hebben verzoekers zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.
Namens de gefailleerde vennootschappen is ‑ samengevat - aangevoerd dat er als zodanig geen bezwaar bestaat tegen het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie. Wel willen zij benadrukken dat de kans dat gewone schuldeisers in de faillissementen van D-RT een uitkering zullen ontvangen praktisch nihil is. De vraag is dus of de belangen van deze schuldeisers in een schuldeiserscommissie moeten worden behartigt. Daarnaast zijn de aangedragen leden allen afkomstig uit de reisbranche. Er mist nog een aantal essentiële schuldeisers. Er wordt door verzoekers niets gezegd over werknemers, fiscus of verhuurders. De commissie zou een afspiegeling moeten zijn van alle schuldeisers en niet alleen van die afkomstig uit de reisbranche. Ook belangrijk is dat de leden van de commissie informatie krijgen en advies geven en dat duidelijk is dat die leden geen ander belang dienen dan het belang van de gezamenlijke schuldeisers. Een aantal aangedragen kandidaten heeft te kennen gegeven interesse te hebben in een overname van D-RT. Deelname in de voorlopige schuldeiserscommissie door deze organisaties is hiermee niet verenigbaar. Gelet op het feit dat het tegenwoordig geen vereiste is dat alleen schuldeisers in de commissie deelnemen, stellen gefailleerden in deze fase van het faillissement als mogelijke kandidaten de ANVR, de bonden, de verhuurders en boedelschuldeisers voor om als lid plaats te nemen in de commissie.
3.3.
Curatoren hebben - samengevat ‑ verklaard dat zij zich niet verzetten tegen het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie. Anders dan verzoekers hebben betoogd zou wat hen betreft een commissie van drie leden de voorkeur hebben, omdat een grotere commissie ten kosten kan gaan van de gewenste slagkracht van curatoren. In dit stadium van de afwikkeling van het faillissement, waarin getracht wordt om (delen van) de onderneming te gelden te maken, zouden volgens curatoren in ieder geval de belastingdienst en de werknemers in de voorlopige commissie vertegenwoordigd moeten zijn. In een later stadium ‑ bijvoorbeeld wanneer rechtmatigheidsvraagstukken aan de orde komen ‑ zou de samenstelling van de commissie kunnen veranderen. Curatoren wijzen er op dat bij de door verzoekers voorgestelde leden ook kandidaten zijn die nu al te kennen hebben gegeven interesse te hebben in de overname van (delen van) de onderneming. Hun lidmaatschap van de voorlopige commissie kan leiden tot ongewenste tegenstrijdige belangen.
3.4.
De rechter-commissaris heeft ‑ samengevat - ter zitting naar voren gebracht dat zij zich, gelet op de omvang van dit faillissement, niet verzet tegen het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie. Deze kan in dit faillissement een meerwaarde hebben. Het is volgens haar wel zaak dat het een nuttig doel dient en dat een en ander niet ten koste gaat van de slagkracht en de voortvarendheid van curatoren bij de uitvoering van hun taak. Voor wat betreft de samenstelling van de commissie pleit de rechter-commissaris in dit verband dan ook voor een commissie van drie leden, waarin de ANVR, als vertegenwoordiger van de reisorganisaties, in ieder geval deelneemt. Ook deelname van de bonden ligt, gelet op de belangen van het grote aantal werknemers, voor de hand. Een aantal van de voorgedragen kandidaten heeft interesse in een overname. Gelet op het tegenstijdig belang terzake acht de rechter-commissaris deelname in de commissie door deze kandidaten niet raadzaam.
De rechter-commissaris geeft de rechtbank in overweging een commissie van schuldeisers te benoemen met een wisselende samenstelling, waarbij rekening wordt gehouden met de fase waarin het faillissement zich bevindt. Ten slotte stelt de rechter-commissaris voor dat het reglement in overleg met de commissieleden en curatoren wordt vastgesteld.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
De rechtbank kan overgaan tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie indien zij van mening is dat de omvang of de aard van de boedel hiertoe aanleiding geeft. Aan de rechtbank komt een discretionaire bevoegdheid toe.
Toetsing
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van de faillissementen van D-RT aanleiding geeft tot het instellen van een voorlopige schuldeiserscommissie. D-RT was een van de grootste reisagenten in Nederland. Zij is de eerste grote reisagent die, naar het zich nu laat beoordelen, volledig ten gevolge van de coronacrisis is gefailleerd. Dat leidt tot grote zorgen voor ondernemers en werknemers in de reisbranche. Hierbij kan meespelen dat de instelling van het voucherfonds voor D-RT kennelijk geen afdoende oplossing is geweest om de gevolgen van de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden. De voorlopige schuldeiserscommissie kan een nuttige rol spelen in het onderzoek van curatoren naar de oorzaak van de faillissementen in relatie tot het voucherfonds. De omstandigheid dat de vouchers nu voor een belangrijk deel buiten de boedel om worden afgewikkeld, maakt dit niet anders. In dit stadium van de faillissementen kan specifieke kennis van de reisbranche, de daarvoor geldende wet- en regelgeving en de toepasselijke reglementen curatoren dienstig zijn bij de verkoop van (delen van) de onderneming. Tenslotte is van belang dat betrokkenheid van een voorlopige schuldeiserscommissie kan bijdragen aan het vertrouwen van de schuldeisers in de wijze waarop de faillissementen worden afgewikkeld. De rechtbank acht dat vertrouwen voor een efficiënte en effectieve afwikkeling van belang, omdat curatoren nu al hebben aangegeven dat er gelet op de stand van de boedel voor de concurrente schuldeisers hoogstwaarschijnlijk geen uitkering zal volgen. Dit zal betekenen dat schuldeisers, zoals verzoekers die grote vorderingen op D-RT zeggen te hebben, met lege handen achter blijven.
4.3.
De conclusie is dat de rechtbank het verzoek tot instelling van een voorlopige schuldeiserscommissie toewijsbaar acht.
Samenstelling en omvang
4.4.
Anders dan verzoekers hebben verzocht zal de rechtbank niet vijf, maar drie leden benoemen in de voorlopige schuldeiserscommissie. In een commissie van drie kunnen de belangrijkste groepen schuldeisers vertegenwoordigd zijn. Daarnaast is in deze fase van afwikkeling van de faillissementen slagkracht gewenst. Daarom zal geen grotere voorlopige commissie worden benoemd dan gelet op de aard en omvang van de faillissementen nodig is. Ter zitting is gebleken dat, naar het zich nu laat aanzien, de werknemers, de reisorganisaties en de belastingdienst tot de belangrijkste groepen schuldeisers in de faillissementen van D-RT behoren. D-RT dreef haar onderneming vanuit een groot aantal winkelpanden. Daarom zullen er weliswaar ook veel verhuurders onder de schuldeisers zijn, maar dezen laten zich moeilijk als homogene groep vertegenwoordigen. De winkelpanden zijn immers over het hele land verspreid en aannemelijk is dat regionale verschillen op de verhuurmarkt van invloed zijn op de positie die de desbetreffende verhuurder in de voorlopige schuldeiserscommissie ‑ bijvoorbeeld ten aanzien van een bieding op (delen van) de onderneming ‑ zou willen innemen. Bovendien hebben de verhuurders in geval van overname van de onderneming ieder voor zich een eigen positie als verhuurder van de bij de overname betrokken winkelpanden.
Anders dan SGR heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat vertegenwoordiging van de consumenten niet noodzakelijk is, nu vaststaat dat hun belangen voor een belangrijk deel buiten de boedel om gewaarborgd zijn.
4.5.
De rechtbank zal gelet op het (begin) stadium waarin de afwikkeling van de faillissementen zich bevindt en waarin de nadruk ligt op de verkoop van (onderdelen van) de onderneming van D-RT één lid benoemen namens de belastingdienst (Ontvanger), één lid namens de werknemers (bijvoorbeeld uit een van de vakbonden) en één lid namens de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR). Met een vertegenwoordiger van brancheorganisatie ANVR in de voorlopige schuldeiserscommissie is de reisbranche adequaat vertegenwoordigd. Bovendien bestaat dan niet het gevaar van ongewenste belangenverstrengeling bij de verkoop van (onderdelen van) de onderneming.
Curatoren krijgen de gelegenheid om bij brief personen voor te dragen die namens genoemde groepen van schuldeisers tot leden van de voorlopige schuldeiserscommissie benoemd kunnen worden. In hun brief moeten curatoren het advies van de rechter-commissaris over de benoeming van de voorgestelde personen vermelden. Verzoekers kunnen vervolgens bij brief aan de rechtbank daarop reageren. In verband hiermee zal de instelling van de voorlopige schuldeiserscommissie worden aangehouden.
4.6.
De rechtbank zal geen reglement voor de voorlopige schuldeiserscommissie vaststellen. Zij volgt de suggestie van de rechter-commissaris ter zitting dat een reglement in onderling overleg tussen de commissie en curatoren kan worden opgesteld. Indien alsdan vaststelling van het reglement door de rechtbank gewenst is, kunnen curatoren of de voorlopige commissie dat alsnog verzoeken.
4.7.
Ter zitting is door verschillende betrokkenen aangegeven dat de samenstelling van de voorlopige commissie van schuldeisers gedurende de afwikkeling van het faillissement zou kunnen en/of moeten wijzigen. De faillissementswet biedt geen mogelijkheid om daar in deze beschikking op vooruit te lopen. Zodra een wijziging in de samenstelling van de commissie nodig is, kan de rechtbank op de voet van artikel 74 of 75a Fw in ontslag en vervanging van een of meer van de leden voorzien.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt curatoren in de gelegenheid om zich uiterlijk op 30 april 2021 bij brief aan de rechtbank met gelijktijdige kopie aan verzoekers uit te laten op de wijze als in rechtsoverweging 4.5 vermeld, waarna verzoekers uiterlijk op 8 mei 2021 bij brief aan de rechtbank met gelijktijdige kopie aan curatoren en de rechter-commissaris hierop kunnen reageren;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.S.J. Thijs, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 april 2021. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 299