ECLI:NL:RBNHO:2021:3370

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
8730384
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van reissom tussen vriendinnen na gezamenlijke vakantie

In deze zaak vordert eiseres, een vriendin van gedaagde, terugbetaling van een bedrag van € 1.233,89 dat zij heeft voorgeschoten voor een gezamenlijke vakantie en enkele bijkomende kosten. Eiseres heeft de reissom van € 2.338,78 volledig betaald, waarvan € 1.169,39 voor gedaagde. Na de vakantie heeft eiseres ook nog extra kosten gemaakt, zoals voor drankjes en een boottocht, die samen met de reissom tot het gevorderde bedrag leiden. Eiseres heeft gedaagde herhaaldelijk gevraagd om terugbetaling, maar gedaagde heeft dit ontkend en stelt dat er geen overeenkomst bestaat. De kantonrechter heeft de whatsappcorrespondentie tussen partijen als bewijs bekeken, waarin eiseres herhaaldelijk vraagt naar de terugbetaling en gedaagde aangeeft dat zij het geld niet heeft. De rechter concludeert dat er voldoende bewijs is voor een mondelinge geldleningsovereenkomst, ondanks het verweer van gedaagde dat er geen wilsovereenstemming was. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de vordering van eiseres moet voldoen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 31 maart 2021 door kantonrechter I. de Greef.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8730384 / CV EXPL 20-7161
Uitspraakdatum: 31 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. L.F. Jagtenberg
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. H.J.J. Hendrikse

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 21 augustus 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 4 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen waren vriendinnen en zijn in augustus 2019 met elkaar met vakantie gegaan. Het betrof een 8 daagse all-in vakantie aan de Costa [XX] . [eiseres] heeft het totaalbedrag van € 2.338,78 (€ 1.169,39 per persoon) betaald.
2.2.
Na de vakantie hebben partijen nog een aantal uitstapjes gemaakt. [eiseres] heeft in dat kader een boothuur en twee keer de drankrekening bij [YY] betaald van totaal € 64,50.
2.3.
In de door [eiseres] overgelegde whatsappcorrespondentie tussen partijen over de periode van 26 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020 staat onder meer:
[20:48, 26-10-2019] [eiseres] : Spreek je nog wel over dat geld mazzel (…)
[17:47, 27-10-2019] [eiseres] : Hoe gaan we het met het geld doen
[17:50, 27-10-2019] [gedaagde] : kan dit ook gwn face to face?
[17:54, 27-10-2019] [eiseres] : nee wil duidelijkheid nu (…)
[17:58, 27-10-2019] [eiseres] : Hoe gaan we het regelen met geld (…)
[18:00, 27-10-2019] [gedaagde] : zal je vd week laten weten wanneer ik dat geld heb (…)
[18:01, 27-10-2019] [gedaagde] : heb k nu niet zoals je weet maar zal kijken of ik ergens wat kan lenen dat je t krijgt hiergeen zinin (…)
[18:13, 27-10-2019] [gedaagde] : omdat ik boos was dat je zo in 1x doet terwijl je weet ik t kk zwaar heb me baan kwijt geen geld en dan vraag je nog is om dat geld terwijl je weet hoe erg ik het vind dat ik t niet zo 123 kan geven waardoor t bij mij echt hard binnen kwam dat je daarom in 1x vroeg (…)
[13:04, 08-12-2019] [eiseres] : Hey [gedaagde] Is het een mogelijkheid dat we nu gewoon iets over dat geld gaan afspreken aangezien het best wel lang geleden is en ik het ook gewoon nodig heb (…)
[13:06, 08-12-2019] [eiseres] : We kunnen gewoon toch wat afspreken
[13:06, 08-12-2019] [gedaagde] : weetje wat jij kan lekker opzouten vind dit echt niet leuk van je zodra ik t heb krijg je t en hoef ik niks meer met je te maken hebben elke keer me pakken met dat geld had dat nooit moeten doen (…)
[13:07, 08-12-2019] [eiseres] : we kunenne toch elke maand iets doen (…)
[13:08, 08-12-2019] [eiseres] : En we moeten tocg een keer wat gaan regelen (…)
[13:09, 08-12-2019] [eiseres] : Je kan begin met een keer is afspraken te maken (…)
[13:09, 08-12-2019] [gedaagde] : als ik kk niks heb kan ik wel wat gaan beloven maar kan k t niet nakomen wil je dat liever (…)
[13:11, 08-12-2019] [gedaagde] : (…) geld krijg je leen t wel van de kk bank (…)
[23:26, 17-12-2019] [gedaagde] : (…) morgen vroeg solicitatie
[23:27, 17-12-2019] [gedaagde] : daarna laat ik je zsm weten wanneer ik je wat kan geven (…)
[13:59, 25-03-2020] [eiseres] : (…) ik wil geen geld meer uit lenen aangezien het bedrag voor je zelf een beetje opstapeld (…)
[14:01, 25-03-2020] [gedaagde] : als ik t had had je alles al terug gehad (…)
[14:07, 25-03-2020] [eiseres] : (…) gaat mij erom dat ik weer wat heb voorgeschoten terwijl je zei ik betaal je terug (…)
[14:13, 25-03-2020] [gedaagde] : (…) terwijl ej zelf dondersgoed weet dat ik je t gwn terug geef
[23:47, 14-06-2020] [eiseres] : (…) jij (…) bent de gene die onze vriendschap kapot maakt door dat ik jou vakantie heb betaald of meerde dingen en jij er nooit iets eigenlijk voor heb gedaan om mij terug te betalen (…) En we zijn nu bijna een jaar verder en er nu wat aan doet (…) jij gaat mij als jij je salaris heb beginnen met mij 150 euro over te maken (…)
[01:20,24-06-2020] [eiseres] : (…) ik zou wel morgen je eigen gelofte nakomen die je eergister moest na komen en mij elke maand 150 euro te betalen (…)
2.4.
Bij brief van 3 juli 2020 heeft [eiseres] onder meer aan [gedaagde] geschreven:
Op 29-07-2019 sloten wij een overeenkomst voor een geldlening ter hoogte van € 1.169,39. Wij spraken af dat u
- het geleende bedrag vanaf 29-07-2019 zou aflossen in maandelijkse termijnen van € 150.
Toch heb ik tot vandaag nog geen bedrag van u ontvangen. Bovendien heb ik u meerdere keren gevraagd dit te gaan regelen helaas wilt u hier geen gehoor aan geven. (…)
Als u niet binnen 14 dagen betaalt, stel ik u via deze brief vast in gebreke. Ik zal dan juridische stappen nemen en stel u alvast aansprakelijk voor alle kosten die ik daarvoor moet maken. Ik heb ook recht op al het andere wat nog moet worden betaalt de tikkie van 27-09-2019 van € 31,25 boot huren. En van 19-03-2020 van € 16,25 [YY] en nog een tikkie van €17,00 van [YY] Dit alles bij elkaar komt op een bedrag van € 1.233,89 (…)
2.5.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft hierop de volgende dag bij e-mail onder meer als volgt gereageerd:
Zoals u bekend is bestaat er geen overeenkomst tussen u beiden. Cliënte kan om die reden onmogelijk aansprakelijk worden gehouden voor de door u gestelde bedragen. (…)
2.6.
Ook hierna hebben beide gemachtigden in de maand juli 2020 nog over en weer gecorrespondeerd via e-mail.
2.7.
[gedaagde] heeft geen betaling aan [eiseres] verricht.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1,233,89, te vermeerderen met wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 november 2019, althans 3 juli 2020, en te vermeerderen met de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering een geldleenovereenkomst ten grondslag. Partijen waren vriendinnen en wilden samen met vakantie. Omdat [gedaagde] op dat moment geen geld had, heeft [eiseres] aangeboden om het geld voor de vakantie voor te schieten. Zij hebben de vakantie eind juli 2019 samen geboekt en [eiseres] heeft het deel van [gedaagde] ad € 1.169,39 voorgeschoten. Na de vakantie heeft [eiseres] nog enkele andere uitstapjes aan [gedaagde] voorgeschoten en daarvoor tikkies aan [gedaagde] gestuurd, van totaal € 64,50. Ter onderbouwing van haar standpunt dat sprake is van geldlening heeft [eiseres] bij de dagvaarding onder meer whatsappcorrespondentie tussen partijen overgelegd. Daarnaast vordert [eiseres] schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat partijen weliswaar met elkaar met vakantie zijn gegaan, maar dat [eiseres] haar de vakantie heeft aangeboden. [eiseres] wist heel goed dat [gedaagde] geen geld had om een vakantie te kunnen betalen. Er is geen bewijs dat sprake is van een overeenkomst waaruit blijkt dat [gedaagde] enig bedrag aan [eiseres] verschuldigd is. Uit de whatsappberichten blijkt dit niet, aldus [gedaagde] . [eiseres] heeft de vakantie geboekt, zonder overleg met [gedaagde] over de prijs. [gedaagde] voert aan dat er geen wilsovereenstemming bestond tussen partijen dat [gedaagde] zou moeten betalen voor de door [eiseres] geboekte vakantie. Daarnaast bestond geen wilsovereenstemming over de prijs, die bovendien buitensporig hoog is, en ook niet over het feit dat er een afbetalingsregeling zou zijn getroffen.
4.2.
Ter onderbouwing van haar verweer dat [eiseres] zelf en zonder overleg met [gedaagde] over de prijs de vakantie heeft geboekt, heeft [gedaagde] zich beroepen op een voicemailbericht van [eiseres] aan [gedaagde] dat luidt: “Yo, je moet niet schrikken als ik opeens een eh vakantie heb geboekt voor ons tweeën. Hahahaha.” Om van de dreigementen van [eiseres] in de whatsappberichten af te zijn, heeft [gedaagde] op een gegeven moment aangegeven dat zij het zal laten weten als zij wat geld heeft. De bedoeling hiervan was dat [gedaagde] [eiseres] enigszins tegemoet wilde komen in de kosten van de drankjes en dergelijke die [eiseres] betaald heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Vaststaat dat partijen samen met vakantie zijn geweest en dat [eiseres] de totale reissom heeft betaald. Ook staat vast dat partijen geen schriftelijke geldleenovereenkomst hebben gesloten. Het standpunt van [eiseres] is dat partijen (mondeling) hebben afgesproken dat [gedaagde] haar aandeel van de reissom zou terugbetalen aan [eiseres] , maar [gedaagde] heeft dat betwist. De vraag die voorligt is dan ook of voldoende is gebleken dat sprake is van een (mondelinge) geldleenovereenkomst of dat [eiseres] de reis voor [gedaagde] heeft betaald zonder daarvoor iets terug te verwachten. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende blijkt dat sprake is van een geldleenovereenkomst. Het volgende is daartoe redengevend.
5.2.
In de hierboven bij de feiten aangehaalde whatsappcorrespondentie vraagt [eiseres] herhaaldelijk aan [gedaagde] hoe ze het gaan doen met het geld en wanneer [gedaagde] gaat betalen. [gedaagde] reageert daar in eerste instantie op dat ze geen geld heeft. Verderop zegt ze, veelvuldig en in verschillende bewoordingen, toe te zullen betalen. Op geen enkele manier blijkt uit die correspondentie dat [gedaagde] zich afvraagt wat [eiseres] bedoelt met haar opmerkingen over terugbetaling van het geld. Als [gedaagde] er kennelijk vanuit ging dat [eiseres] de vakantie aan [gedaagde] heeft aangeboden, zou het in de rede liggen dat [gedaagde] daarop ingaat en laat blijken dat ze niet snapt waar [eiseres] het over heeft, omdat [gedaagde] niets verschuldigd zou zijn aan [eiseres] . Dat is echter niet terug te vinden in die whatsappcorrespondentie.
5.3.
Naar aanleiding van het door [gedaagde] in haar verweer geciteerde voicemailbericht heeft [eiseres] ter zitting gezegd dat zij dit bericht een aantal dagen vóór de boekingsdatum van 29 juli 2019 heeft ingesproken en dat sprake was van een grapje. (De gemachtigde van) [gedaagde] heeft ter zitting aangegeven niet te weten van wanneer dat voicemailbericht is. Het is dan ook goed mogelijk dat het voicemailbericht van vóór datum boeking is en dat sprake is geweest van een grapje van [eiseres] . Dit komt ook overeen met de stelling van [eiseres] dat partijen op 29 juli 2019 samen op de bank bij [eiseres] de vakantie hebben geboekt onder het genot van een pizza. Ter onderbouwing van die stelling heeft [eiseres] een printscreen overgelegd van whatsappberichten tussen [gedaagde] en haar toenmalige vriend, waarin staat: “ben vakantie aan t boeken” gevolgd door de opmerking: “en net gegeten” waarna een foto is te zien met lege pizzadozen. (productie 5 bij dagvaarding).
5.4.
Ter zitting heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat uit het whatsappbericht van [gedaagde] met haar vader (productie 6 bij dagvaarding) waarin staat: “gaan t gwn doen” niet blijkt dat [gedaagde] wist wat de vakantie zou gaan kosten. De kantonrechter deelt die conclusie niet, omdat hier net zo goed uit zou kunnen blijken dat [gedaagde] wel wist wat de vakantie zou gaan kosten.
5.5.
Alles bij elkaar genomen, acht de kantonrechter hetgeen [eiseres] heeft gesteld met betrekking tot de boeking van de vakantie, de reissom en de hierover gemaakte afspraken, afgewogen tegen hetgeen [gedaagde] daar tegenover heeft aangevoerd, onvoldoende gemotiveerd betwist. Bovendien is het, gelet op de (jonge) leeftijd van partijen ten tijde van de boeking, niet aannemelijk dat [eiseres] een dergelijk bedrag aan [gedaagde] cadeau zou doen. Het voorgaande geldt ook voor de na de vakantie door [eiseres] betaalde drankjes en boottocht, waarvoor [eiseres] niet betwiste tikkies heeft gestuurd aan [gedaagde] . De gevorderde hoofdsom is dan ook toewijsbaar.
5.6.
De niet betwiste rente is als steunend op de wet eveneens toewijsbaar. Gelet op de brief van 3 juli 2020, is deze rente toewijsbaar vanaf 17 juli 2020 (3 juli plus 14 dagen). De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 62,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.233,89 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op € 589,09, te weten:
dagvaarding € 105,09
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 248,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 62,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef, kantonrechter en op 31 maart 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter