ECLI:NL:RBNHO:2021:3355

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
8839425
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur na onvoorziene problemen bij timmerwerkzaamheden

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [XX] B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde c.s.] wegens onbetaalde facturen voor loodgieters- en timmerwerkzaamheden. De werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van [gedaagde c.s.] aan hun garage, waarbij een offerte was opgesteld die in regie zou worden uitgevoerd. De offerte vermeldde een bedrag voor het loodgieterswerk en een uurtarief voor het timmerwerk, met de afspraak dat onvoorziene problemen in overleg zouden worden besproken.

Na de uitvoering van de werkzaamheden heeft [eiseres] een factuur gestuurd van € 9.534,20, waartegen [gedaagde c.s.] bezwaar maakte. [gedaagde c.s.] heeft een bedrag van € 4.900,00 betaald, maar weigerde het resterende bedrag van € 4.634,20 te voldoen. [eiseres] heeft vervolgens juridische stappen ondernomen om het openstaande bedrag te vorderen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat er onenigheid bestond over de interpretatie van de offerte en de communicatie tussen partijen. [gedaagde c.s.] stelde dat de kosten voor het timmerwerk niet hoger dan € 1.500,00 zouden zijn, terwijl [eiseres] betoogde dat de extra werkzaamheden in overleg waren uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde c.s.] onvoldoende had aangetoond dat de factuur onterecht was en dat de gevorderde hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten toewijsbaar waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8839425 / CV EXPL 20-8870
Uitspraakdatum: 21 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[XX] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. O.J. Boeder
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2. [gedaagde sub 2] ,
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder te noemen: [gedaagde c.s.]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 15 oktober 2020 een vordering tegen [gedaagde c.s.] ingesteld. [gedaagde c.s.] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 23 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brief van 8 maart 2021 nog een productie toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in 2019 in opdracht van [gedaagde c.s.] loodgieters- en timmerwerkzaamheden verricht aan de garage behorende bij het huis van [gedaagde c.s.] , dat omstreeks 1914 is gebouwd.
2.2.
Voorafgaande aan de werkzaamheden heeft [eiseres] een offerte gemaakt d.d. 19 juli 2019. De offerte is opgesplitst in loodgieterswerk garage en timmerwerk goot. Voor het loodgieterswerk is een bedrag geoffreerd van € 2.420,00 inclusief btw en exclusief eventueel te vervangen houtwerk. Ten aanzien van het timmerwerk staat in de offerte:
Deze werkzaamheden worden conform afspraak in regie uitgevoerd tegen een uurtarief van € 50,-- excl. Btw 21% per manuur en excl. materialen. Mochten er zich onvoorziene problemen voor doen dan gaat wij altijd met u In overleg.
2.3.
[gedaagde c.s.] heeft de offerte voor akkoord getekend.
2.4.
[eiseres] heeft een factuur gestuurd aan [gedaagde c.s.] d.d. 18 oktober 2019 ad € 9.534,20 inclusief btw.
2.5.
Bij e-mail van 21 oktober 2019 heeft [gedaagde c.s.] aan [eiseres] onder meer het volgende bericht:
Ik ben zeer onaangenaam verrast door uw factuur (…). Bij het aannemen van de klus heeft u gesproken over enkele duizenden euro’s. Nu krijgen we een factuur van euro 9,5k. Dit kan niet waar zijn! Graag krijg ik op korte termijn een zeer gedetailleerde specificatie. (…) Ik voel me echt genomen.
2.6.
In reactie daarop heeft [eiseres] op dezelfde dag per e-mail onder meer het volgende geschreven:
Het zinkwerk is tegen een aangenomen prijs met u goedkeuring uitgevoerd. Het meerwerk, 2x zinken regenpijpen leveren plaatsen is in overleg met u goedkeuring uitgevoerd. Alle het rotte houtwerk boei-delen, balken en spiegels zijn verwijderd en afgevoerd Al het houtwerk is zoals afgesproken met de hand na gemaakt (red ceder) in de werkplaats en hierna in de grondverf teruggeplaatst Het timmerwerk uitgevoerd in regie conform afspraak (zie offerte) door 2 man dus 2 x 31 uur = 62 x € 50,00 excl. Btw 21 Dit alles met u besproken en door u goedgekeurd en afgetekend (…).
2.7.
[gedaagde c.s.] heeft bij e-mail van 24 oktober 2019 [eiseres] laten weten het niet eens te zijn met de factuur en niet over te zullen gaan tot betaling. Ook heeft hij geschreven dat het gefactureerde bedrag niet is goedgekeurd en afgetekend zoals [eiseres] beweert en schrijft hij de afgetekende stukken graag tegemoet te zien. Hij verzoekt [eiseres] om een
“herziene, redelijke factuur die recht doet aan de verrichte werkzaamheden”.
2.8.
[eiseres] heeft op 28 oktober 2019 een herinnering van de factuur aan [gedaagde c.s.] gestuurd.
2.9.
Bij e-mail van 4 november 2019 heeft [gedaagde c.s.] onder meer aan [eiseres] geschreven:
Helaas heeft u niet op mijn vorige mail gereageerd. Misschien ook wel lastig als je afgetekende offertes moet laten zien die er niet zijn. (…) Inmiddels heb ik € 4.900,= overgemaakt. (…) Het bedrag heb ik gebaseerd op: • de enig afgetekende offerte; • de nieuwe pijpen die we goedgekeurd hebben; • En de paar duizend die volgens u het houtwerk vervangen zouden kosten. (…).
2.10.
[eiseres] heeft op 9 januari 2020 een 2e herinnering van de factuur gestuurd ad € 4.634,20 (na aftrek van € 4.900,00).
2.11.
De gemachtigde van [eiseres] heeft bij brief van 31 januari 2020 [gedaagde c.s.] de gelegenheid geboden om het openstaande factuurbedrag van € 4.634,20 te voldoen binnen de in die brief genoemde termijn, zonder bijkomende incassokosten van € 588,42.
2.12.
Bij brief van 7 maart 2021 heeft [YY] , de uitvoerder van de werkzaamheden, onder meer verklaard:
Alle uren en materialen die ik heb berekend zijn besteed aan de werkzaamheden aan bovenstaand adres. 70% van de werkzaamheden waren op locatie en 30% aan de werkplaats. (…) De heer en mevrouw [ZZ] zijn grotendeels persoonlijk aanwezig geweest en zijn mondeling en telefonisch voortdurend op de hoogte gehouden. Voorafgaand aan de vakantie van de familie [ZZ] zijn de extra werkzaamheden besproken. Alle nieuwe houtwerkzaamheden (klossen en goten) zijn teruggebracht in oude staat. Aan de werkplaats zijn de houten klossen in bestaande uitvoering gefreesd en gezaagd. De houten boeidelen zijn voorzien van gefreesde profielen.
2.13.
[gedaagde c.s.] heeft het restant factuurbedrag niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de kantonrechter [gedaagde c.s.] veroordeelt tot betaling van € 5.311,30. De vordering bestaat uit € 4.634,20 aan hoofdsom, € 88,68 aan rente berekend tot 15 oktober 2020 en € 588,42 aan buitengerechtelijke incassokosten, nog te vermeerderen met verdere rente en proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde c.s.] loodgieters- en timmerwerkzaamheden heeft verricht met bijlevering van materialen. [eiseres] heeft daarvoor een factuur gestuurd ad € 9.534,20. Na betaling door [gedaagde c.s.] van € 4.900,00 is [gedaagde c.s.] , ondanks sommatie, in gebreke gebleven met het betalen van het restant bedrag van € 4.634,20. Daarnaast maakt [eiseres] aanspraak op schadevergoeding in de vorm van de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde c.s.] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiseres] de offerte heeft gemaakt na een grondige inspectie. Het eerste deel van de offerte betrof de kern van de door [gedaagde c.s.] gevraagde werkzaamheden. Het tweede deel van de offerte betrof werkzaamheden die in regie zouden worden uitgevoerd omdat [gedaagde c.s.] geen onverwachte rekening wilde. [eiseres] heeft over die kosten gezegd dat die maximaal een kleine € 1.500,00 zouden betreffen. Ook is in de offerte opgenomen dat bij onvoorziene omstandigheden partijen in overleg zouden treden. Met die toelichting heeft [gedaagde c.s.] de offerte voor akkoord getekend. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden is het [gedaagde c.s.] niet gebleken dat er veel extra werkzaamheden dienden te worden uitgevoerd. [gedaagde c.s.] is niet meegenomen in (zogenaamde) sterk tegenvallende werkzaamheden. Alleen voor het vervangen van de bestaande regenpijpen heeft [gedaagde c.s.] akkoord gegeven. Voor andere bedragen is vooraf geen toestemming gevraagd. Deze zijn ook niet afgetekend, zoals [eiseres] beweert. Het door [gedaagde c.s.] in november 2019 overgemaakte bedrag van € 4.900,00 is naar de mening van [gedaagde c.s.] een keurig bedrag dat voldoet aan de gemaakte afspraken.

5.De beoordeling

5.1.
Het verweer van [gedaagde c.s.] ziet op de timmerwerkzaamheden die, blijkens de offerte, door [eiseres] in regie zijn uitgevoerd. Hierover is in de offerte opgenomen dat [eiseres] in overleg met [gedaagde c.s.] zal gaan als er zich onvoorziene problemen voordoen. Ter zitting is gebleken dat partijen ieder een eigen invulling hebben gegeven aan de interpretatie van die zinsnede. [eiseres] heeft gesteld dat zij [gedaagde c.s.] tijdens de werkzaamheden regelmatig erbij heeft gehaald en het werk met elkaar hebben besproken. Niet alleen over het vervangen van de regenpijpen, maar ook over andere extra uitgevoerde werkzaamheden. Het standpunt van [gedaagde c.s.] is dat [eiseres] voorafgaande aan het opstellen van de offerte desgevraagd en na grondige inspectie van het object tegen [gedaagde c.s.] heeft gezegd dat de kosten van het timmerwerk maximaal op een kleine 1500 euro uit zouden komen. [gedaagde c.s.] is ervan uitgegaan dat [eiseres] bij overschrijding van dat bedrag een en ander met [gedaagde c.s.] zou bespreken.
5.2.
Ter zitting heeft [eiseres] uitdrukkelijk betwist voorafgaande aan het opstellen van de offerte met [gedaagde c.s.] te hebben gesproken over bedragen ten aanzien van het in regie uit te voeren werk. Daarbij heeft zij toegelicht dat te zien was dat een deel van het houtwerk verrot was, maar dat het daaraan te besteden werk pas echt kon worden beoordeeld tijdens de uitvoering. [gedaagde c.s.] heeft ter zitting niet betwist dat [eiseres] extra werkzaamheden heeft uitgevoerd (onder meer aan de boeidelen) en daarover overleg met [gedaagde c.s.] heeft gepleegd. Dat [eiseres] extra werkzaamheden heeft uitgevoerd die zij niet tevoren met [gedaagde c.s.] heeft besproken is niet gebleken.
5.3.
In de bij [gedaagde c.s.] levende veronderstelling dat [eiseres] zou hebben gezegd dat het timmerwerk op maximaal 1500 euro zou uitkomen, had het in de rede gelegen dat [gedaagde c.s.] tijdens het traject, waarin partijen elkaar vrijwel dagelijks spraken, aan [eiseres] zou vragen of die veronderstelde prijs nog gehandhaafd kon worden en zo nee, op welk bedrag het dan uit zou komen. [gedaagde c.s.] heeft in de twee weken dat [eiseres] de werkzaamheden heeft uitgevoerd, daartoe voldoende gelegenheid gehad. Dit geldt temeer omdat in de offerte zelf voor het timmerwerk geen bedrag is genoemd, het werk in regie zou worden uitgevoerd en daartoe van tevoren niet duidelijk was wat precies allemaal gedaan moest worden. Reden voor [gedaagde c.s.] om zichzelf ervan te vergewissen of die veronderstelde indicatie van [eiseres] over de prijs nog wel geldend was toen bleek dat extra werkzaamheden aan de orde kwamen. Ter zitting heeft [gedaagde c.s.] aangegeven dat hij dat niet heeft gedaan.
5.4.
De conclusie van het voorgaande is dat de gevorderde hoofdsom als onvoldoende gemotiveerd betwist zal worden toegewezen temeer nu over de kwaliteit van het werk geen wezenlijke bezwaren zijn aangedragen. De buitengerechtelijke kosten zullen als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. De gevorderde en niet betwiste rente is, als steunend op de wet, eveneens toewijsbaar en zal worden toegewezen op de wijze als hierna in het dictum te bepalen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde c.s.] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] tot betaling aan [eiseres] van € 5.311,30 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.634,20 vanaf 15 oktober 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op € 1.211,32, te weten:
dagvaarding € 90,32
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 622,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga, kantonrechter en op 21 april 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter