ECLI:NL:RBNHO:2021:3312

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
C/15/304784 / HA ZA 20-424
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit aannemingsovereenkomst en de vraag naar totstandkoming van de overeenkomst

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BUIGCENTRALE STEENBERGEN B.V. (BCS) een bedrag van € 167.149,40 van BOT BOUW B.V. (Bot Bouw) op basis van een aannemingsovereenkomst voor het project Cruquiusweg te Amsterdam. BCS stelde dat er een mondelinge overeenkomst tot stand was gekomen, maar Bot Bouw betwistte dit. De rechtbank onderzocht of er daadwerkelijk een overeenkomst was gesloten, waarbij zij de communicatie tussen partijen analyseerde. De rechtbank concludeerde dat de offertes die BCS had gestuurd, als vrijblijvende aanbiedingen moesten worden beschouwd en dat er geen aanvaarding door Bot Bouw had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen, waardoor de vorderingen van BCS werden afgewezen. Tevens werd BCS veroordeeld in de proceskosten van Bot Bouw, die op € 7.545,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 27 januari 2021 door mr. A.C. Haverkate.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/304784 / HA ZA 20-424
Vonnis van 27 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUIGCENTRALE STEENBERGEN B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres,
advocaat mr. D. Bercx te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOT BOUW B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
gedaagde,
advocaat mr. A. de Groot te Alkmaar.
Partijen zullen hierna BCS en Bot Bouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juni 2020 met producties 1 tot en met 15,
  • de conclusie van antwoord van 19 augustus 2020 met producties 1 en 2,
  • het tussenvonnis van 2 september 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de akte houdende overlegging producties van BCS met producties 16 tot en met 27,
  • de brief van 27 november 2020 van Bot Bouw met producties 3 en 4,
  • de akte houdende overlegging producties van BCS met producties 28 tot en met 32,
  • de brief van 3 december 2020 van Bot Bouw met productie 5,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 11 december 2020 en de daar overgelegde spreekaantekeningen tevens eisvermeerdering van mr. Bercx voornoemd en de spreekaantekeningen van mr. De Groot voornoemd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bot Bouw is een bouwbedrijf. Zij heeft van haar principaal (Vorm) opdracht gekregen voor de realisatie van 149 huurappartementen, commerciële ruimten en een ondergrondse parkeergarage aan de Cruquiusweg te Amsterdam (hierna: project Cruquiusweg).
2.2.
Bij e-mail van 5 januari 2018 heeft Bot Bouw aan BCS het volgende geschreven:
Onderwerp : Bevestiging mondelinge overeenkomst Cruquiusweg te Amsterdam
“Geachte heer Meijer (Opdrachtnemer),
Bot Bouw (Opdrachtgever) heeft vrijdag 20 december 2017 overeenstemming bereikt met haar Principaal (Vorm) voor de realisatie van 149 huurappartementen, commerciële ruimten en een ondergrondse parkeergarage aan de Cruquiusweg te Amsterdam.
Bij deze wilt ondergetekende dan ook onze telefonische mondelinge afspraken bevestigen, zoals wij deze op 20-12-2017 overeen kwamen. (…)

uitgangspunt is dat de offerte / producten incl. toebehoren van Opdrachtnemer volledig is gebaseerd op de door Opdrachtgever verstrekte stukken e.e.a. geheel ter verantwoording van opdrachtnemer.
(…)
Indien in bovenstaand nog zaken worden gemist vernemen we dit graag per omgaande.”
2.3.
Bij e-mail van 8 januari 2018 heeft BCS aan Bot Bouw het volgende geschreven:
“Beste [XX],
(…)
Om met onderstaande in te stemmen hebben we toch wel wat meer gegevens nodig.
In punt 2 staat bv (de door opdrachtgever verstrekte stukken, hebben we niets van) punt 7 (verrekening uitsluitend wanneer ook verkenbaar naar principaal, wij weten niets van eventuele afspraken).
M.i. is dit eenvoudig op te lossen door zsm bestektekeningen te mailen met de geschatte tonnage per onderdeel.
Graag zien wij deze per ommegaande binnenkomen zodat wij onze inkoop hierop kunnen afstemmen en op onderstaande onze goedkeuring kunnen geven.”
2.4.
Bij e-mail van 16 januari 2018 heeft Bot Bouw aan BCS het volgende geschreven:
“Geachte heer [YY], beste [ZZ],
Hierbij onze vooralsnog bedachte hoeveelheden en plattegronden.
Is dit voorlopig voor jou voldoende?
Hoor graag van je.”
2.5.
Bij e-mail van diezelfde dag heeft BCS aan Bot Bouw het volgende geschreven:
“Dag [XX],
Dank je, hier kan ik wel wat mee.”
2.6.
Bij e-mail van 3 december 2018 heeft Bot Bouw aan diverse (onder)aannemers waaronder BCS het volgende geschreven:
“Geachte heer,
Hierbij bevestigen wij zoals zojuist telefonisch besproken / ingesproken per voicemail het volgende:
  • Project Cruquiusweg te Amsterdam zal bouwkundig naar verwachting starten december 2019.
  • Met start bouwkundig wordt verstaan de werkzaamheden aan de fundering van de keldervloer.
Graag hier rekening mee houden met uw interne planning.”
2.7.
Bij e-mail van 5 juni 2019 heeft Bot Bouw aan BCS het volgende geschreven:
“Geachte heer [YY],
Zoals eerder telefonisch aangegeven willen wij graag voordat de constructeur met de wapeningstekeningen begint een overleg plannen tussen Bot Bouw, BCS en onze constructeur Berkhout Tros. (…)”
2.8.
Het overleg heeft in de daaropvolgende periode plaatsgevonden. Op 24 juni 2019 is een offerte door BCS uitgebracht. Op de offerte heeft is voor zover hier van belang vermeld:
“(…) Op basis van de door u verstrekte, en bij ons in het bezit zijnde gegevens kunnen wij u geheel vrijblijvend aanbieden (…)”
De offerte heeft een geldigheid tot 1 juli 2019.
2.9.
Bij e-mails van 25 juni 2019 hebben Bot Bouw en BCS gecommuniceerd over de inhoud van de offerte. In de laatste e-mail van Bot Bouw aan BCS is het volgende geschreven:
“Beste [ZZ],
Bedankt, je hoort van ons.”
2.10.
Vervolgens heeft BCS op 31 oktober 2019 een nieuwe offerte uitgebracht. Ook in deze offerte is vermeld “
Op basis van de door u verstrekte, en bij ons in het bezit zijnde gegevens kunnen wij u geheel vrijblijvend aanbieden”. Verder is hierin voor zover hier van belang vermeld:
“Geldig tot : 7-11-2019 (…) Aangepaste prijs ivm uitstel opdracht BCS (…)”
2.11.
Bij e-mail van 22 november 2019 heeft Bot Bouw aan BCS het volgende geschreven:
“Goedemiddag [ZZ],
Hierbij doe ik u als afgesproken onze voorlopige staat toekomen van de hoeveelheid wapening welke wij verwachten dat er toegepast moet worden voor het project Cruquiusweg.
Ik zou u willen vragen om te controleren of wij de juiste eenheidsprij achter de benodigde wapening hebben gezet per onderdeel.
Alvast bedankt voor de moeite en hoor graag van u.”
2.12.
Bij e-mail van diezelfde dag heeft BCS aan Bot Bouw laten weten dat het helemaal klopt.
2.13.
Bij e-mail van 3 december 2019 heeft Bot Bouw aan BCS het volgende geschreven:
“Geachte heer [YY], beste [ZZ],
Telefonisch krijg ik u niet te pakken, dus maar even zo;
Mijn directie blijft op het standpunt dat Bot Bouw het project Cruquiusweg niet gaat uitvoeren met BCS, vanwege de vele gebeurtenissen en ervaringen op ons project Zuidblok 2-5.
Het risico dat BCS haar afspraken en planning niet nakomt, is voor de directie van Bot bepalend voor dit besluit.
Als BCS van mening is dat deze door dit besluit schade zou hebben ondervonden, dan vernemen we deze schade graag schriftelijk en onderbouwd per omgaande.”
2.14.
Bij e-mail van 6 december 2019 heeft BCS aan Bot Bouw het volgende geschreven:
“Dag [XX],
Vreemde gang van zaken iets wat jij ook al aangaf. We zullen de gemaakt kosten in kaart brengen.”
2.15.
Vervolgens is er tussen de advocaten/gemachtigde van Bot Bouw en BCS verder gecommuniceerd. Dit heeft niet tot een oplossing in der minne geleid.

3.Het geschil

3.1.
BCS vordert – samengevat en na eisvermeerdering – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Bot Bouw zal veroordelen om aan BCS een bedrag te betalen van € 167.149,40 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens vordert BCS een bedrag van € 1.210,00 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten, een bedrag van € 1.832,48 aan beslagkosten, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
BCS legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen een aannemmingsovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot het project Cruquiusweg. Bot Bouw heeft geen uitvoering willen geven aan de aannemingsovereenkomst omdat BCS bij een eerdere samenwerking tussen partijen op het project Zuidblok afspraken niet zou zijn nagekomen. Een eventuele wanprestatie op het project Zuidblok levert echter geen wanprestatie op bij het project Cruquiusweg. Bot Bouw mag de aannemingsovereenkomst opzeggen, maar is dan wel gehouden om voor de overeengekomen werkzaamheden de geldende prijs te betalen, verminderd met de besparingen die voor BCS uit de opzegging voortvloeien.
3.3.
Bot Bouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of er tussen hen een (aannemings)overeenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot werkzaamheden op het project Cruquiusweg waaronder het engineeren, uitwerken, produceren en aanbrengen van de wapening.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan, aldus artikel 6:217 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). Aanbod en aanvaarding zijn wilsverklaringen die in iedere vorm kunnen geschieden en die ook in een of meer gedragingen besloten kunnen liggen, aldus artikel 3:37 lid 1 BW. Of sprake is van aanbod en aanvaarding hangt af van wat partijen over en weer hebben verklaard en van wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, aldus de artikelen 3:33 en 3:35 BW.
4.3.
Ter onderbouwing van haar stelling dat een overeenkomst tot stand is gekomen heeft BCS met name gewezen op de hiervoor onder 2.2 aangehaalde e-mail van 5 januari 2018. Het onderwerp van deze e-mail is
“Bevestiging mondelinge overeenkomst Cruquiusweg te Amsterdam (BCS)”. In deze e-mail worden mondelinge afspraken door Bot Bouw bevestigd. Vervolgens heeft BCS medegedeeld dat er meer gegevens nodig zijn om in te kunnen stemmen en om goedkeuring te kunnen geven. De rechtbank constateert dat BCS in geen van haar daaropvolgende e-mails expliciet of impliciet deze instemming laat blijken. In de tussen partijen gevoerde correspondentie wordt vooral gesproken over de uit te voeren werkzaamheden op het project Cruquiusweg. Geen van de mailberichten die tussen partijen zijn gewisseld, biedt houvast voor het oordeel dat een aanbod van de ene partij door de andere partij (onvoorwaardelijk) is aanvaard.
4.4.
Op 24 juni 2019 en op 31 oktober 2019 heeft BCS een tweetal offertes gestuurd naar Bot Bouw. Blijkens de tekst van de offertes betreft dit geheel vrijblijvende offertes. Ter zitting heeft BCS betoogd dat zij geen vrijblijvende offertes heeft willen uitbrengen. De woorden staan wel op de offertes maar dat zijn standaard formulieren, aldus BCS. De rechtbank is echter van oordeel dat de tekst op de offertes voor zich spreekt. De offertes waren dus vrijblijvend en hadden ieder een geldigheid van een week. De rechtbank deelt het standpunt van Bot Bouw dat het sturen van een vrijblijvende offerte een aanbod is. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt niet dat Bot Bouw (een van) deze offertes heeft aanvaard.
Het feit dat er op 24 juni 2019 en 31 oktober 2019 offertes zijn verzonden doet bovendien in hoge mate afbreuk aan de stelling van BCS dat er reeds vóór 5 januari 2018 mondeling een overeenkomst tot stand was gekomen.
De slotsom van het voorgaande is dat er naar het oordeel van de rechtbank tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, waarmee de basis aan de vorderingen van BCS ontvalt.
4.5.
Terzijde merkt de rechtbank het volgende op. BCS heeft nog betoogd dat de e-mail van 3 december 2019 moet worden gezien als een opzegging van de overeenkomst. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze e-mail geen argument worden ontleend dat er een overeenkomst tot stand is gekomen, omdat hierin het woord “overeenkomst” niet wordt genoemd, laat staan dat expliciet wordt vermeld dat een overeenkomst wordt opgezegd. De mail behelst niet meer dan de mededeling dat de samenwerking tussen partijen wordt beëindigd.
Eveneens ten overvloede merkt de rechtbank op dat het bedrag waarvan BCS betaling vordert volstrekt ontoereikend is onderbouwd.
4.6.
Op grond van het vorenstaande zullen de vorderingen van BCS worden afgewezen. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan onbesproken blijven.
4.7.
BCS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bot Bouw worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
3.414,00(2 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 7.545,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van BCS af,
5.2.
veroordeelt BCS in de proceskosten, aan de zijde van Bot Bouw tot op heden begroot op € 7.545,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: DdD