ECLI:NL:RBNHO:2021:3298

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
8811650
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van schade door assuradeur op gedaagde na schadevoorval met hoogwerker

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Van Kampen Assuradeuren B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] om schade te verhalen die [gedaagde] heeft veroorzaakt. Het schadevoorval vond plaats op 2 juli 2013, toen [gedaagde] met een hoogwerker schade toebracht aan een stilstaand voertuig. Van Kampen heeft de benadeelde partij schadeloos gesteld en vordert nu het uitgekeerde bedrag van [gedaagde] terug. De kantonrechter oordeelt dat Van Kampen recht heeft op verhaal van de schade. Het beroep van [gedaagde] op verjaring wordt verworpen, omdat de betaling van een deel van de schuld door [gedaagde] wordt gezien als erkenning van de vordering, waardoor de verjaring is gestuit. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet betwist dat hij aansprakelijk is voor de schade en dat hij geen bewijs heeft geleverd dat hij in dienst was van een ander bedrijf tijdens het voorval. De vordering van Van Kampen wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8811650 \ CV EXPL 20-5316
Uitspraakdatum: 14 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Van Kampen Assuradeuren B.V.
gevestigd te Hoorn NH
eiseres
verder te noemen: Van Kampen
gemachtigde: A. Severs (SAS Pro Incasso & Creditmanagement Lelystad)
tegen
[gedaagde], handelende onder de naam [naam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
Samenvatting
Deze zaak gaat over de vraag of Van Kampen de schade op [gedaagde] mag verhalen, die [gedaagde] heeft veroorzaakt en die Van Kampen aan de benadeelde partij heeft uitgekeerd. De kantonrechter oordeelt dat dit mag. De stelling van [gedaagde] dat de vordering is verjaard, volgt de kantonrechter niet.

1.Het procesverloop

1.1.
Van Kampen heeft bij dagvaarding van 21 september 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Van Kampen heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een mondelinge reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 2 juli 2013 heeft een schadevoorval plaatsgevonden. [gedaagde] heeft met een door hem bestuurde hoogwerker schade veroorzaakt aan een stilstaand voertuig.
2.2.
Van Kampen heeft de benadeelde partij schadeloos moeten stellen. Zij heeft daartoe een bedrag van € 1.528,74 aan cascoschade en een bedrag van € 75,00 aan eigen risico aan de benadeelde partij uitbetaald.
2.3.
Bij brief van 20 augustus 2013 heeft Van Kampen [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade. In deze brief staat onder meer het volgende:
(…) Mocht u voor het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd zijn, dan verzoeken wij u dit schrijven door te zenden aan uw verzekeringsmaatschappij en ons daarvan op de hoogte te brengen.(…)
2.4.
Van Kampen heeft [gedaagde] meerdere malen aangemaand. [gedaagde] heeft € 300,00 betaald en weigert tot betaling van het restant over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Van Kampen vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.467,22. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 1.603,74, een bedrag aan wettelijke handelsrente tot aan dagvaarding van € 872,40, en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 291,08 inclusief btw. Hierop strekt het door [gedaagde] betaalde bedrag van € 300,00 in mindering. Ook vordert Van Kampen wettelijke handelsrente over € 1.603,74 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van betaling en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Van Kampen legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door hem op 2 juli 2013 veroorzaakte schade. Van Kampen heeft de benadeelde partij schadeloos moeten stellen en vordert het door haar uitgekeerde bedrag van [gedaagde] terug. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] tot (volledige) betaling aan Van Kampen over te gaan. Van Kampen is op 26 juni 2018 met [gedaagde] een betalingsregeling overeengekomen. [gedaagde] heeft vervolgens een bedrag van € 300,00 betaald, maar heeft daarna geen betalingen meer gedaan, waardoor de regeling is komen te vervallen. Van Kampen heeft haar incassogemachtigde moeten inschakelen. Hierdoor moet [gedaagde] ook buitengerechtelijke kosten betalen. Verder is [gedaagde] de wettelijke handelsrente verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat het voorval al meer dan zeven jaar geleden heeft plaatsgevonden. Hij vraagt zich af of de vordering inmiddels niet is verjaard. Verder stelt hij dat hij in opdracht van [naam bedrijf] aan het werk was en dat hij geen eigenaar van de hoogwerker was. [gedaagde] heeft meerdere keren aan Van Kampen aangegeven dat zij bij [naam bedrijf] moet aankloppen. [gedaagde] betwist verder dat hij een betalingsregeling met Van Kampen heeft afgesproken.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de schade die Van Kampen aan haar verzekerde heeft uitgekeerd, aan Van Kampen moet betalen. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet betwist dat het schadevoorval op 2 juli 2013 heeft plaatsgevonden. Ook de hoogte van de schade wordt door [gedaagde] niet betwist.
5.2.
De kantonrechter begrijpt uit de stelling van [gedaagde] dat hij allereerst een beroep doet op verjaring van de vordering. Dit beroep slaagt niet. Op grond van artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verjaart een vordering tot vergoeding van schade door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde met de schade als met de aansprakelijke persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Maar volgens artikel 3:318 BW wordt de verjaring van de rechtsvordering gestuit door een erkenning van het recht van de gerechtigde. Een erkenning kan volgen uit woorden en daden. Het is niet noodzakelijk dat de rechtsvordering uitdrukkelijk wordt erkend. Elke handeling of gedraging van een schuldenaar waaruit blijkt dat hij de schuld erkent, stuit de verjaring. Het betalen van een gedeelte van de schuld of van een termijn kan onder omstandigheden een erkenning zoals bedoeld in artikel 3:318 BW inhouden. De kantonrechter is van oordeel dat de betaling van [gedaagde] van € 300,00 in dit geval een erkenning van de rechtsvordering van Van Kampen inhoudt. De kantonrechter betrekt daarbij de e-mail van [gedaagde] van 25 juni 2018 (productie 4 bij conclusie van repliek), waarin hij aan de gemachtigde van Van Kampen schrijft:
“Mijn voorstel is om 300 euro per maand te betalen in gaande aanstaande vrijdag, ik wil dit oplossen op deze manier, ik heb geprobeerd het te verhalen op de eigenaar van het voertuig, maar dit lukt niet”.
5.3.
[gedaagde] stelt zich verder op het standpunt dat Van Kampen zich tot [naam bedrijf] had moeten wenden voor vergoeding van de schade, omdat [gedaagde] in opdracht van dit bedrijf aan het werk was. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. [gedaagde] betwist niet dat hij de schade tijdens zijn werkzaamheden heeft veroorzaakt. Gesteld noch gebleken is dat hij deze werkzaamheden in dienstbetrekking van [naam bedrijf] heeft uitgevoerd. Dit betekent dat [gedaagde] zelf aansprakelijk is voor de door hem veroorzaakte schade. Het had dan ook op de weg van [gedaagde] gelegen om zijn verzekeraar in te lichten, nadat hij door Van Kampen aansprakelijk was gesteld. Niet is gebleken dat [gedaagde] dit heeft gedaan. Ook is door [gedaagde] geen enkel voorbehoud gemaakt op het door hem ingevulde schadeformulier, waaruit door Van Kampen kon worden afgeleid dat zij zich tot [naam bedrijf] zou moeten wenden. [gedaagde] zal dan ook de schade die hij heeft veroorzaakt moeten betalen. Omdat [gedaagde] de hoogte van de vordering niet betwist, zal deze aan Van Kampen worden toegewezen.
5.4.
De kantonrechter zal ook de wettelijke handelsrente toewijzen zoals gevorderd, omdat [gedaagde] hiertegen geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd.
5.5.
Van Kampen maakt daarnaast aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ook worden toegewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Van Kampen van € 2.467,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.603,74 vanaf 21 september 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Van Kampen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,47
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 374,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter