6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte met twee anderen het slachtoffer in de zaak van oktober 2020 met chantage heeft gedwongen tot afgifte van zijn creditcard, telefoon en paspoort. Eén van de daders heeft via datingapp Grindr een afspraak gemaakt met het slachtoffer, waarbij hij zich heeft voorgedaan als vijftienjarige jongen die seksueel contact wilde met een oudere man. Toen het slachtoffer verscheen op de gemaakte afspraak, zijn alle drie de daders in zijn auto gaan zitten. Zij hebben vervolgens gedreigd de openbaarheid te zoeken en de politie te vertellen dat het slachtoffer een seksafspraak had gemaakt met een minderjarige als hij zijn eigendommen niet zou afgeven. Daarnaast hebben zij meermalen geprobeerd het slachtoffer geld voor hen te laten pinnen. Omdat dit niet lukte, doordat hij de verkeerde pincode had ingetoetst, is verdachte een periode buiten de auto geweest en heeft hij via internetbankieren op de telefoon van het slachtoffer geld van diens bankrekening overgeboekt.
Het slachtoffer is daarbij gedurende vijf uur van zijn vrijheid beroofd geweest. Uiteindelijk heeft hij zijn paspoort moeten afstaan als borg dat hij later die dag een bedrag van € 8.500,- voor de daders zou neerleggen in zijn auto op een nog nader af te spreken locatie. Het slachtoffer heeft echter na zijn vrijlating bij de politie gemeld wat er is gebeurd. Toen verdachte en zijn medeverdachten die middag het geld uit de auto van het slachtoffer kwamen halen, zijn de medeverdachten aangehouden. Verdachte is later aangehouden.
Verdachten hebben onder meer verklaard aldus de maatschappij een dienst te hebben willen bewijzen door het slachtoffer aan te spreken op zijn gedrag. De manier waarop zij dat hebben gedaan getuigt echter van een volstrekt onacceptabele gang van zaken en miskent dat het verdachten uiteindelijk enkel om eigen financieel gewin is gegaan, waarbij zij het slachtoffer hebben gechanteerd en urenlang van zijn vrijheid hebben beroofd. Dergelijke feiten hebben vaak lange tijd grote gevolgen voor de slachtoffers. Aannemelijk is dat het slachtoffer heel bang was dat geopenbaard zou worden dat hij een seksafspraak had gemaakt met een minderjarige, wat naar verwachting grote consequenties voor hem zou hebben.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij en zijn medeverdachten het recht in eigen hand hebben willen nemen en goed voorbereid te werk zijn gegaan door het slachtoffer in de val te lokken om vervolgens te proberen zoveel mogelijk winst uit de situatie te halen.
Daarnaast heeft verdachte in de zaak van december 2020 met een medeverdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging met geweld gedwongen een kostbare jas die het slachtoffer aanhad, en de voorwerpen die in die jas zaten, af te geven. Het slachtoffer had een jas van hetzelfde, kostbare merk via Snapchat te koop aangeboden. De medeverdachte, die een vriend is van verdachte, heeft daarop een afspraak met het slachtoffer gemaakt. Verdachte is samen met de medeverdachte op de afspraak verschenen en heeft, nadat het slachtoffer de te koop aangeboden jas had afgegeven, de jas die het slachtoffer aanhad opengeritst en hem gedwongen tot afgifte daarvan. Hierbij is het slachtoffer tegen de muur gedrukt en bij zijn keel gepakt en is zijn keel dichtgeknepen, terwijl is gedreigd met “dan trekken we iets” als hij niet mee zou werken. Het slachtoffer is nog met de jas weggerend, maar door de medeverdachte achtervolgd en tegen zijn benen getrapt, waardoor hij ten val kwam. Toen het slachtoffer opnieuw probeerde weg te rennen, is hij wederom bij zijn keel gepakt en gevallen. Nadat verdachte zich weer bij zijn medeverdachte had aangesloten, is het slachtoffer in het gezicht geslagen. Vervolgens zijn beide verdachten met de jas van aangever weggereden op een scooter. Ook de te koop aangeboden jas die het slachtoffer had afgegeven om te laten bekijken, hebben de verdachten meegenomen zonder ervoor te betalen.
Ook dit betreft een ernstig feit. Het slachtoffer is nietsvermoedend op een afspraak verschenen om een jas te verkopen en is met geweld en onder dreiging van geweld ontdaan van de jas die hij aanhad en de voorwerpen die daarin zaten. Dergelijke feiten zijn erg beangstigend voor de slachtoffers, zeker wanneer zij zoals hier ook nog worden achtervolgd en er daadwerkelijk geweld wordt gebruikt. Het slachtoffer is sinds dit voorval angstig om naar buiten te gaan en voelt zich daardoor in zijn vrijheid beperkt. Daarnaast heeft hij bij het vallen letsel aan zijn knie opgelopen. Dergelijke feiten hebben niet alleen invloed op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer maar tasten in bredere zin ook het gevoel van veiligheid in de maatschappij aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 24 maart 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- de evaluatie ten behoeve van de inhoudelijke zitting van de jeugdreclassering van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam van 23 maart 2021 en
- het voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 2 april 2021.
De Raad ziet dat verdachte in korte tijd van een aantal heftige delicten verdacht wordt. De Raad vindt het zorgelijk dat verdachte binnen een schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd. Zowel verdachte en moeder als zijn jeugdreclasseerder en jongerenwerker geven aan dat het nu goed gaat. Verdachte komt zijn afspraken na, houdt zich aan de voorwaarden en heeft een dagbesteding. Het lijkt alsof hij de afgelopen maanden goede stappen heeft gezet om zijn leven om te gooien.
De Raad ziet wel nog steeds ontwikkelpunten, zoals het omgaan met verleidingen buiten, het zicht krijgen op sociale contacten, de emotieregulatie, een delictbespreking en eventueel herstelbemiddeling.
Om de kans op herhaling te voorkomen, vindt de Raad het van groot belang dat de huidige ontwikkelingen en afspraken worden voortgezet. Vanwege de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, vindt de Raad onvoorwaardelijke jeugddetentie niet passend, doordat dit deze ontwikkeling zal doorkruisen. Een voorwaardelijke detentie als extra stok achter de deur, aangezien het wel om heftige feiten gaat, vindt de Raad wel passend. De Raad ziet ook aanleiding voor een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
Vanwege de ernst van de verdenkingen vindt de Raad een voorwaardelijke straf, met daaraan een jeugdreclasseringsmaatregel gekoppeld, passend. Op het moment dat verdachte schuldig wordt bevonden door de rechter, is het nodig dat de jeugdreclasseerder een delictbespreking bij De Waag laat doen, zodat er toch gekeken kan worden wat er aan het (delict)gedrag ten grondslag heeft gelegen en hier eventueel hulpverlening op kan worden ingezet. Verder zijn de contacten met de jeugdreclassering en jongerenwerker in verdachtes belang en kunnen deze afspraken hem helpen om op het rechte pad te blijven. De Raad is dan ook van mening dat ook het contact met de jongerenwerker gecontinueerd dient te worden.
De Raad is ten slotte van mening dat het belangrijk is dat de rechter de uitspraak dadelijk uitvoerbaar verklaart. Voor verdachte is het namelijk van belang dat het lopende kader doorgang vindt en een eventueel hoger beroep dit niet doorkruist.
De Raad adviseert de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie, onder de algemene voorwaarde dat de minderjarige zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat hij:
- meewerkt om een positieve invulling aan zijn dagbesteding te geven;
- verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met de slachtoffers en medeverdachten;
- meewerkt aan hulpverlening van Clup Welzijn;
- meewerkt aan een delictanalyse en zo nodig aansluitend een behandeltraject bij De Waag.
De Raad adviseert de rechtbank ten slotte te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het, zowel voor verdachte als voor de maatschappij, niet wenselijk is wanneer de positieve ontwikkelingen worden doorbroken doordat verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Wel ziet de rechtbank reden om de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht als onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Daarbij speelt mee dat het naar het oordeel van de rechtbank verdachte is geweest die een meer sturende rol heeft gehad, bijvoorbeeld bij het wegnemen van het geld door middel van het internetbankieren. Ook heeft de rechtbank daarbij meegewogen dat hij het feit van december 2020 heeft gepleegd terwijl hij was geschorst uit de bewaring in verband met de feiten van oktober 2020.
De rechtbank komt wel tot een lagere straf dan de straf die de officier van justitie heeft geëist. Redengevend daarvoor is dat de rechtbank tot een andere weging komt, waarbij meespeelt dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het ten laste gelegde geweld tegen aangever [slachtoffer 1] (15/260004-20). De rechtbank ziet ook geen aanleiding om in de zaak van aangever [slachtoffer 1] aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor een woningoverval, zoals de officier van justitie heeft gedaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht daarnaast noodzakelijk dat verdachte zinvolle dagbesteding heeft, (verder) meewerkt aan begeleiding van Clup Welzijn en aan een delictanalyse, eventueel gevolgd door behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Voorwaarden van die strekking zullen worden verbonden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf.
Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] gedurende de hele proeftijd, en met de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] voor een periode van zes maanden noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank zal verder bevelen dat deze bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft immers misdrijven gepleegd, gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, of die hiervoor gevaar veroorzaken, te weten diefstal in vereniging met geweld en medeplegen van (poging tot) afdreiging. En omdat hij zich in een korte periode twee keer schuldig heeft gemaakt aan dergelijke misdrijven, eenmaal toen hij geschorst was uit de voorlopige hechtenis, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, naast eerdergenoemde gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie, een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf moet worden opgelegd.