ECLI:NL:RBNHO:2021:3286

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
15/260004-20 en 15/308449-20 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Chantage en geweld bij afpersing van slachtoffers via datingapp en Snapchat

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee anderen het slachtoffer heeft gedwongen tot afgifte van zijn creditcard, telefoon en paspoort door middel van chantage. De verdachte en zijn mededaders hebben het slachtoffer bedreigd met openbaarmaking van zijn seksuele voorkeuren, wat leidde tot een situatie waarin het slachtoffer gedurende vijf uur van zijn vrijheid werd beroofd. Uiteindelijk heeft het slachtoffer zijn paspoort moeten afgeven als borg voor een bedrag van € 8.500,- dat hij later zou moeten betalen. Na zijn vrijlating heeft het slachtoffer aangifte gedaan, wat leidde tot de aanhouding van de verdachten.

Daarnaast is de verdachte later in een andere zaak aangeklaagd voor het met geweld en bedreiging afnemen van een kostbare jas van een tweede slachtoffer. Dit gebeurde nadat de verdachte en zijn mededader een afspraak hadden gemaakt via Snapchat. Tijdens deze afspraak is het slachtoffer met geweld gedwongen om zijn jas en andere waardevolle spullen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging en diefstal met geweld, en heeft hem hiervoor veroordeeld tot een jeugddetentie en een taakstraf. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vordering van het eerste slachtoffer niet-ontvankelijk werd verklaard, terwijl een deel van de vordering van het tweede slachtoffer werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/260004-20 en 15/308449-20 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 22 april 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 8 april 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Parketnummer 15/260004-20:
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas [met bijbehorende pincode] en/of een creditcard [met bijbehorende pincode] en/of een telefoon en/of een paspoort en/of geld, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] of aan een derde, toebehoorde, door die [slachtoffer 1] om de keel/nek vast te pakken/grijpen/klem te houden en/of die [slachtoffer 1] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd te slaan en/of [daarbij] te zeggen: "Geef je geld!"
Subsidiair:
Hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Purmerend, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas [met bijbehorende pincode] en/of een creditcard [met bijbehorende pincode] en/of een telefoon en/of een paspoort en/of geld, althans enig goed en/of geldbedrag toebehorende aan die [slachtoffer 1]
welke bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- een seksueel, althans erotisch getint (minderjarig) contact aangegaan zijn via de datingapp Grindr, althans via social media en/of
- ( vervolgens) uit dit contact een naaktfoto van die [slachtoffer 1] heeft/hebben verkregen en/of
- ( vervolgens) een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer 1] , en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben gedreigd de politie en/of één of meerdere perso(o)n(en) in te lichten over de seksuele geaardheid/voorkeur van die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben gedreigd seksueel getinte berichten van die [slachtoffer 1] en/of de seksuele geaardheid van die [slachtoffer 1] openbaar te maken
indien die [slachtoffer 1] die genoemde goederen en/of geldbedragen niet aan verdachte en/of zijn mededaders zou overdragen en/of betalen
2.
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bankpas en/of een creditcard en/of een telefoon en/of een paspoort en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] om de keel/nek vast te pakken/grijpen/klem te houden en/of die [slachtoffer 1] een of meermalen in het gezicht/tegen het hoofd te slaan en/of [daarbij] te zeggen: "Geef je geld!"
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 te Purmerend, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 8500 euro, althans een geldbedrag toebehorende aan die [slachtoffer 1]
immers is/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders:
- een seksueel, althans erotisch getint (minderjarig) contact aangegaan via de datingapp Grindr, althans via social media en/of
- uit dit contact een naaktfoto van die [slachtoffer 1] verkregen en/of
- ( vervolgens) een afspraak gemaakt met die [slachtoffer 1] , en/of
- ( vervolgens) gedreigd de politie en/of één of meerdere perso(o)n(en) in te lichten over de seksuele geaardheid/voorkeur van die [slachtoffer 1] en/of
- ( vervolgens) gedreigd seksueel getinte berichten van die [slachtoffer 1] en/of de seksuele geaardheid van die [slachtoffer 1] openbaar te maken
indien die [slachtoffer 1] die 8500 euro, althans een geldbedrag, niet aan verdachte en/of zijn mededaders zou betalen en/of af zou geven en/of op een afgesproken plek zou neerleggen
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 15/308449-20:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 december 2020 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een of meer, jassen van het merk [merk] en/of een identiteitskaart en/of een OV-kaart en/of Airpods, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de jas van die [slachtoffer 2] open te ritsen en/of te proberen die jas uit te trekken en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, vast te pakken bij de keel en/of de keel dicht te knijpen en/of
- te zeggen tegen die [slachtoffer 2] “als je niet meewerkt, dan trekken we iets” en/of
- die [slachtoffer 2] te trappen op/tegen de benen, althans het lichaam (waardoor deze ten val kwam) en/of
- die [slachtoffer 2] te slaan/stompen in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd
en/of
hij op of omstreeks 2 december 2020 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte twee, althans een of meer, jassen van het merk [merk] en/of een identiteitskaart en/of een OV-kaart en/of Airpods, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- openritsen van de jas van die [slachtoffer 2] en/of proberen die jas uit te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, vastpakken bij de keel van die [slachtoffer 2] en/of dichtknijpen van de keel dicht en/of
- zeggen tegen die [slachtoffer 2] “als je niet meewerkt, dan trekken we iets” en/of
- trappen op/tegen de benen, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] (waardoor deze ten val kwam) en/of
- te slaan/stompen in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd van die [slachtoffer 2]
subsidiair:
hij op of omstreeks 2 december 2020 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans een of meer, jassen van het merk [merk] , althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, waarbij zij concludeert tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit met parketnummer 15/260004-20 en het primair tenlastegelegde feit met parketnummer 15/308449-20.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten met parketnummer 15/260004-20, en van het geweld zoals ten laste gelegd bij feit 2 met dit parketnummer. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder feit 1 primair met parketnummer 15/260004-20 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het geweld en/of de bedreiging daarmee zoals ten laste gelegd onder feit 2 met parketnummer 15/260004-20. Redengevend daarvoor is het volgende. Verdachten ontkennen dat zij geweld hebben gebruikt of daarmee hebben gedreigd en verklaren dat zij aangever hebben gechanteerd met openbaarmaking van de ‘date’ die aangever veronderstelde te maken met een vijftienjarige en de seksuele bedoelingen die hij daarbij had. Die verklaringen vinden steun in overige bewijsmiddelen in het dossier. Daarentegen bevat het dossier geen bewijsmiddelen die de andersluidende verklaring van aangever dat er (fysiek) geweld tegen hem is gebruikt, bevestigen. De enkele constatering van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (dossierpagina 183) dat de kaak van aangever op 15 oktober 2020 omstreeks 6.30 uur een enigszins rode kleur vertoonde, acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Nu aangever bovendien niet consistent heeft verklaard over welk geweld er op welk moment zou zijn toegepast, kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte en/of zijn medeverdachten geweld hebben toegepast of waaruit dat geweld zou hebben bestaan. De rechtbank komt aldus niet tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde gebruik van geweld en/of de bedreiging daarmee en spreekt verdachte daarvan vrij.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten met parketnummer 15/260004-20 en het primair ten laste gelegde feit met parketnummer 15/308449-20 op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging
Voor zover de verdediging met de bepleite vrijspraak van feit 1 subsidiair met parketnummer 15/260004-20 heeft betoogd dat er van verdachte en zijn mededaders geen enkele dreiging naar aangever is uitgegaan, volgt de rechtbank dat betoog niet. Allereerst niet omdat verdachte zelf op de terechtzitting heeft verklaard dat aangever bang was en heeft bekend dat er is gedreigd de seksuele voorkeur van aangever te openbaren als hij niet zou meewerken, wat naar verwachting grote gevolgen voor aangever zou hebben gehad. De rechtbank acht het bovendien niet geloofwaardig dat aangever geheel vrijwillig en zonder enige aanleiding, anders dan de enkele aanwezigheid van de daders, zou zijn bewogen tot afgifte van zijn eigendommen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 15/260004-20:
1. Subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en die anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en openbaring van een geheim, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een creditcard en een telefoon en een paspoort, toebehorende aan die [slachtoffer 1] ,
welke bedreiging met smaad en openbaring van een geheim hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders
- hebben gedreigd de politie en/of één of meerdere perso(o)n(en) in te lichten over de seksuele geaardheid/voorkeur van die [slachtoffer 1] en/of
- hebben gedreigd seksueel getinte berichten van die [slachtoffer 1] en/of de seksuele geaardheid van die [slachtoffer 1] openbaar te maken,
indien die [slachtoffer 1] die genoemde goederen niet aan verdachte en zijn mededaders zou overdragen;
2.
hij op 14 oktober 2020 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, een creditcard en geld, toebehorend aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij en/of zijn mededaders op tijdstippen in de periode van 14 oktober 2020 tot en met 15 oktober 2020 te Purmerend, tezamen en in vereniging met elkaar, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en die anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en openbaring van een geheim [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 8.500 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1]
- gedreigd heeft/hebben de politie en/of één of meerdere perso(o)n(en) in te lichten over de seksuele geaardheid/voorkeur van die [slachtoffer 1] en
- gedreigd heeft/hebben seksueel getinte berichten van die [slachtoffer 1] en/of de seksuele geaardheid van die [slachtoffer 1] openbaar te maken
indien die [slachtoffer 1] die 8.500 euro niet aan verdachte en zijn mededaders zou afgeven,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 15/308449-20:
primair
hij op 2 december 2020 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander, een jas van het merk [merk] en een identiteitskaart en een OV-kaart en Airpods, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- de jas van die [slachtoffer 2] open te ritsen en te proberen die jas uit te trekken en
- die [slachtoffer 2] meermalen vast te pakken bij de keel en de keel dicht te knijpen en
- te zeggen tegen die [slachtoffer 2] “als je niet meewerkt, dan trekken we iets” en
- die [slachtoffer 2] te trappen tegen de benen, waardoor deze ten val kwam en
- die [slachtoffer 2] te stompen tegen het gezicht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/260004-20:
Feit 1 subsidiair: medeplegen van afdreiging;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 3: medeplegen van poging tot afdreiging;
Ten aanzien van parketnummer 15/308449-20 primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van negen maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft geëist dat als bijzondere voorwaarden worden opgelegd dat verdachte dagbesteding heeft, meewerkt aan hulpverlening van Clup Welzijn, meewerkt aan een delictanalyse en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling, alsmede een contactverbod met zijn medeverdachten en het slachtoffer [slachtoffer 1] . De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de jeugdreclassering de opdracht zal krijgen toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte te begeleiden, en dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Tot slot heeft de officier van justitie geëist dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de straf zoals door de officier van justitie geëist te matigen en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming ten aanzien van de strafmodaliteiten te volgen. De verdediging heeft verzocht verdachte in elk geval niet een zodanige onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dat hij opnieuw tijd in detentie moet doorbrengen. Een detentiestraf zal het positieve pad waarop verdachte zich bevindt doorkruisen. De verdediging ziet evenwel het belang in van de geadviseerde bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte met twee anderen het slachtoffer in de zaak van oktober 2020 met chantage heeft gedwongen tot afgifte van zijn creditcard, telefoon en paspoort. Eén van de daders heeft via datingapp Grindr een afspraak gemaakt met het slachtoffer, waarbij hij zich heeft voorgedaan als vijftienjarige jongen die seksueel contact wilde met een oudere man. Toen het slachtoffer verscheen op de gemaakte afspraak, zijn alle drie de daders in zijn auto gaan zitten. Zij hebben vervolgens gedreigd de openbaarheid te zoeken en de politie te vertellen dat het slachtoffer een seksafspraak had gemaakt met een minderjarige als hij zijn eigendommen niet zou afgeven. Daarnaast hebben zij meermalen geprobeerd het slachtoffer geld voor hen te laten pinnen. Omdat dit niet lukte, doordat hij de verkeerde pincode had ingetoetst, is verdachte een periode buiten de auto geweest en heeft hij via internetbankieren op de telefoon van het slachtoffer geld van diens bankrekening overgeboekt.
Het slachtoffer is daarbij gedurende vijf uur van zijn vrijheid beroofd geweest. Uiteindelijk heeft hij zijn paspoort moeten afstaan als borg dat hij later die dag een bedrag van € 8.500,- voor de daders zou neerleggen in zijn auto op een nog nader af te spreken locatie. Het slachtoffer heeft echter na zijn vrijlating bij de politie gemeld wat er is gebeurd. Toen verdachte en zijn medeverdachten die middag het geld uit de auto van het slachtoffer kwamen halen, zijn de medeverdachten aangehouden. Verdachte is later aangehouden.
Verdachten hebben onder meer verklaard aldus de maatschappij een dienst te hebben willen bewijzen door het slachtoffer aan te spreken op zijn gedrag. De manier waarop zij dat hebben gedaan getuigt echter van een volstrekt onacceptabele gang van zaken en miskent dat het verdachten uiteindelijk enkel om eigen financieel gewin is gegaan, waarbij zij het slachtoffer hebben gechanteerd en urenlang van zijn vrijheid hebben beroofd. Dergelijke feiten hebben vaak lange tijd grote gevolgen voor de slachtoffers. Aannemelijk is dat het slachtoffer heel bang was dat geopenbaard zou worden dat hij een seksafspraak had gemaakt met een minderjarige, wat naar verwachting grote consequenties voor hem zou hebben.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij en zijn medeverdachten het recht in eigen hand hebben willen nemen en goed voorbereid te werk zijn gegaan door het slachtoffer in de val te lokken om vervolgens te proberen zoveel mogelijk winst uit de situatie te halen.
Daarnaast heeft verdachte in de zaak van december 2020 met een medeverdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging met geweld gedwongen een kostbare jas die het slachtoffer aanhad, en de voorwerpen die in die jas zaten, af te geven. Het slachtoffer had een jas van hetzelfde, kostbare merk via Snapchat te koop aangeboden. De medeverdachte, die een vriend is van verdachte, heeft daarop een afspraak met het slachtoffer gemaakt. Verdachte is samen met de medeverdachte op de afspraak verschenen en heeft, nadat het slachtoffer de te koop aangeboden jas had afgegeven, de jas die het slachtoffer aanhad opengeritst en hem gedwongen tot afgifte daarvan. Hierbij is het slachtoffer tegen de muur gedrukt en bij zijn keel gepakt en is zijn keel dichtgeknepen, terwijl is gedreigd met “dan trekken we iets” als hij niet mee zou werken. Het slachtoffer is nog met de jas weggerend, maar door de medeverdachte achtervolgd en tegen zijn benen getrapt, waardoor hij ten val kwam. Toen het slachtoffer opnieuw probeerde weg te rennen, is hij wederom bij zijn keel gepakt en gevallen. Nadat verdachte zich weer bij zijn medeverdachte had aangesloten, is het slachtoffer in het gezicht geslagen. Vervolgens zijn beide verdachten met de jas van aangever weggereden op een scooter. Ook de te koop aangeboden jas die het slachtoffer had afgegeven om te laten bekijken, hebben de verdachten meegenomen zonder ervoor te betalen.
Ook dit betreft een ernstig feit. Het slachtoffer is nietsvermoedend op een afspraak verschenen om een jas te verkopen en is met geweld en onder dreiging van geweld ontdaan van de jas die hij aanhad en de voorwerpen die daarin zaten. Dergelijke feiten zijn erg beangstigend voor de slachtoffers, zeker wanneer zij zoals hier ook nog worden achtervolgd en er daadwerkelijk geweld wordt gebruikt. Het slachtoffer is sinds dit voorval angstig om naar buiten te gaan en voelt zich daardoor in zijn vrijheid beperkt. Daarnaast heeft hij bij het vallen letsel aan zijn knie opgelopen. Dergelijke feiten hebben niet alleen invloed op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer maar tasten in bredere zin ook het gevoel van veiligheid in de maatschappij aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 24 maart 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- de evaluatie ten behoeve van de inhoudelijke zitting van de jeugdreclassering van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam van 23 maart 2021 en
- het voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 2 april 2021.
De Raad ziet dat verdachte in korte tijd van een aantal heftige delicten verdacht wordt. De Raad vindt het zorgelijk dat verdachte binnen een schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd. Zowel verdachte en moeder als zijn jeugdreclasseerder en jongerenwerker geven aan dat het nu goed gaat. Verdachte komt zijn afspraken na, houdt zich aan de voorwaarden en heeft een dagbesteding. Het lijkt alsof hij de afgelopen maanden goede stappen heeft gezet om zijn leven om te gooien.
De Raad ziet wel nog steeds ontwikkelpunten, zoals het omgaan met verleidingen buiten, het zicht krijgen op sociale contacten, de emotieregulatie, een delictbespreking en eventueel herstelbemiddeling.
Om de kans op herhaling te voorkomen, vindt de Raad het van groot belang dat de huidige ontwikkelingen en afspraken worden voortgezet. Vanwege de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, vindt de Raad onvoorwaardelijke jeugddetentie niet passend, doordat dit deze ontwikkeling zal doorkruisen. Een voorwaardelijke detentie als extra stok achter de deur, aangezien het wel om heftige feiten gaat, vindt de Raad wel passend. De Raad ziet ook aanleiding voor een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
Vanwege de ernst van de verdenkingen vindt de Raad een voorwaardelijke straf, met daaraan een jeugdreclasseringsmaatregel gekoppeld, passend. Op het moment dat verdachte schuldig wordt bevonden door de rechter, is het nodig dat de jeugdreclasseerder een delictbespreking bij De Waag laat doen, zodat er toch gekeken kan worden wat er aan het (delict)gedrag ten grondslag heeft gelegen en hier eventueel hulpverlening op kan worden ingezet. Verder zijn de contacten met de jeugdreclassering en jongerenwerker in verdachtes belang en kunnen deze afspraken hem helpen om op het rechte pad te blijven. De Raad is dan ook van mening dat ook het contact met de jongerenwerker gecontinueerd dient te worden.
De Raad is ten slotte van mening dat het belangrijk is dat de rechter de uitspraak dadelijk uitvoerbaar verklaart. Voor verdachte is het namelijk van belang dat het lopende kader doorgang vindt en een eventueel hoger beroep dit niet doorkruist.
De Raad adviseert de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie, onder de algemene voorwaarde dat de minderjarige zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat hij:
- meewerkt om een positieve invulling aan zijn dagbesteding te geven;
- verboden wordt contact te leggen of te laten leggen met de slachtoffers en medeverdachten;
- meewerkt aan hulpverlening van Clup Welzijn;
- meewerkt aan een delictanalyse en zo nodig aansluitend een behandeltraject bij De Waag.
De Raad adviseert de rechtbank ten slotte te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het, zowel voor verdachte als voor de maatschappij, niet wenselijk is wanneer de positieve ontwikkelingen worden doorbroken doordat verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Wel ziet de rechtbank reden om de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht als onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Daarbij speelt mee dat het naar het oordeel van de rechtbank verdachte is geweest die een meer sturende rol heeft gehad, bijvoorbeeld bij het wegnemen van het geld door middel van het internetbankieren. Ook heeft de rechtbank daarbij meegewogen dat hij het feit van december 2020 heeft gepleegd terwijl hij was geschorst uit de bewaring in verband met de feiten van oktober 2020.
De rechtbank komt wel tot een lagere straf dan de straf die de officier van justitie heeft geëist. Redengevend daarvoor is dat de rechtbank tot een andere weging komt, waarbij meespeelt dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het ten laste gelegde geweld tegen aangever [slachtoffer 1] (15/260004-20). De rechtbank ziet ook geen aanleiding om in de zaak van aangever [slachtoffer 1] aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor een woningoverval, zoals de officier van justitie heeft gedaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank acht daarnaast noodzakelijk dat verdachte zinvolle dagbesteding heeft, (verder) meewerkt aan begeleiding van Clup Welzijn en aan een delictanalyse, eventueel gevolgd door behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Voorwaarden van die strekking zullen worden verbonden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf.
Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] gedurende de hele proeftijd, en met de medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] voor een periode van zes maanden noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank zal verder bevelen dat deze bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft immers misdrijven gepleegd, gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, of die hiervoor gevaar veroorzaken, te weten diefstal in vereniging met geweld en medeplegen van (poging tot) afdreiging. En omdat hij zich in een korte periode twee keer schuldig heeft gemaakt aan dergelijke misdrijven, eenmaal toen hij geschorst was uit de voorlopige hechtenis, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, naast eerdergenoemde gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie, een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van parketnummer 15/260004-20:
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.132,18 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit het geldbedrag dat van zijn rekening is afgehaald en niet is teruggegeven.
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing geëist van deze vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu onduidelijk is hoe de hoogte van de gevorderde schade is berekend. Behandeling van de vordering levert daarom in de visie van de verdediging een onevenredige belasting van het strafproces op.
De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de benadeelde partij had gelegen om de vordering, die niet met stukken is onderbouwd en ook overigens onbegrijpelijk is, nader te onderbouwen. De vordering is immers gemotiveerd betwist. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van parketnummer 15/308449-20:
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.261,30 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij zou hebben geleden als gevolg van het ten laste feit, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit weggenomen voorwerpen, kosten voor telefoonreparatie en eigen bijdrage in ziektekosten.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 898,30, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De bedragen voor wat betreft de
Airpods, de
ID-kaart, de
OV-kaarten de
trainingsbroekzijn in de visie van de officier van justitie toewijsbaar, terwijl zij een geschat bedrag van € 600,- voor de
twee weggenomen jassenredelijk acht. Voor het overige dient de benadeelde partij naar het oordeel van de officier van justitie niet in zijn vordering te worden ontvangen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat veel van de schadeposten niet uit de aangifte blijken en dat de hoogte ervan onduidelijk is. Behandeling van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafproces op. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde schade voor de ID-kaart en de OV-kaart, betwist dat de weggenomen jassen de gestelde waarde hebben en betoogd dat van de waarde van de Airpods 10% per jaar moet worden afgeschreven.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde tot een bedrag van € 506,19 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Dit bedrag bestaat uit € 11,- voor de weggenomen
OV-chipkaart, € 58,30 voor de weggenomen
ID-kaarten € 136,89 voor de weggenomen
Airpods(aankoop 2018 voor € 169,00, minus afschrijving 10% per jaar). Ook wijst de rechtbank voor de weggenomen
jasdie bewezen is verklaard, een bedrag toe van
€ 300,-. De vordering is tot deze bedragen voldoende onderbouwd met stukken en daartegenover onvoldoende betwist. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in de vordering ontvangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadeposten (trainingsbroek, telefoonreparatie, muts, premie ziektekosten januari 2021, een jas) het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen met parketnummer 15/308449-20 (kort gezegd: diefstal in vereniging met geweld) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 311, 312 en 318 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair met parketnummer 15/260004-20 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feit opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
120 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
104 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een
proeftijdvast van
twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- een zinvolle dagbesteding heeft;
-
gedurende de gehele proeftijdop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , en
gedurende zes maandenop geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] en [medeverdachte] ;
- meewerkt aan hulpverlening van Clup Welzijn, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan een delictanalyse en zo nodig aansluitend een behandeltraject bij De Waag of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
150 urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 506,19, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 506,19, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. van der Heijden, voorzitter,
mr. E.C.M. van Mierlo en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2021.
mrs. Van den Hoogen en Alexander zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Ten aanzien van feiten 1 subsidiair, 2 en 3 met parketnummer 15/260004-20:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 april 2021 heeft afgelegd, inhoudende – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik was de derde persoon. Ik was samen met [medeverdachte] en [medeverdachte] . Aangever was bang. De druk op aangever bestond eruit dat er werd gezegd dat als hij niet zou meewerken wij naar de politie zouden gaan en zijn geheim dat hij voor seks met een minderjarige had afgesproken, zouden openbaren. Wij hebben uiteindelijk de afspraak gemaakt dat hij zijn paspoort aan ons zou geven. Dit heeft hij ook gedaan. Deze zou hij terugkrijgen als hij geld voor ons had neergelegd;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 15 oktober 2020 (dossierpagina’s 20-23);
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2020 (dossierpagina’s 25-27).
Ten aanzien van parketnummer 15/308449-20:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 april 2021;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 2 december 2020 (dossierpagina’s 7-10).